(3) Omroeporganisaties zenden dagelijks een groot aantal uren televisie- en radioprogramma's uit.
Die programma's omvatten een waaier van inhoudelijke items zoals audiovisuele, muzikale, literaire of grafische werken die krachtens het recht van de Unie door auteursrechten en/of naburige rechten worden beschermd.
Dit resulteert in een complex proces waarbij rechten worden vereffend van een groot aantal rechthebbenden en voor verschillende categorieën van werken en ander beschermd materiaal.
Vaak moeten de rechten worden vereffend in een kort tijdsbestek, met name wanneer programma's zoals nieuws- of actualiteitenprogramma's worden klaargemaakt.
Om hun onlinediensten over de grenzen heen ter beschikking te stellen moeten omroeporganisaties de vereiste rechten op werken en ander beschermd materiaal bezitten voor alle betrokken gebieden, hetgeen de vereffening van dergelijke rechten nog complexer maakt.
- = -
(4) Exploitanten van doorgiftediensten bieden gewoonlijk meerdere programma's aan waarin gebruik wordt gemaakt van een groot aantal werken en andere beschermde materialen en beschikken over een zeer korte termijn om de nodige licenties te verkrijgen; bijgevolg houdt het vereffenen van de rechten voor hen een zware last in.
Daarnaast lopen auteurs, producenten en andere rechthebbenden het risico dat hun werken en andere beschermde materialen zonder toestemming of betaling van een passende vergoeding worden gebruikt.
Een dergelijke vergoeding voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal is belangrijk om een divers aanbod te waarborgen, wat ook in het belang van de consument is.
- = -
(5) De rechten op werken en ander beschermd materiaal zijn geharmoniseerd bij inter alia Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en Richtlijn 2006/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), die voor een hoog beschermingsniveau van rechthebbenden zorgen.
- = -
(6) Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (5) vergemakkelijkt grensoverschrijdende satellietomroep en doorgifte via de kabel van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten.
De bepalingen van die richtlijn inzake uitzendingen van omroeporganisaties betreffen echter enkel uitzendingen via satelliet en zijn derhalve niet van toepassing op onlinediensten ter ondersteuning van uitzendingen.
Voorts hebben bepalingen betreffende doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten uitsluitend betrekking op de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte via de kabel of radiogolfsystemen en zijn zij niet van toepassing op doorgiften door middel van andere technologieën.
- = -
(8) Deze richtlijn moet betrekking hebben op door een omroeporganisatie aangeboden ondersteunende onlinediensten die een duidelijke en ondergeschikte relatie hebben ten opzichte van de uitzendingen van de omroeporganisatie.
Het gaat hierbij onder meer om diensten die op strikt lineaire wijze en gelijktijdig met de uitzending toegang geven tot radio- en televisieprogramma's, en diensten die binnen een welbepaalde termijn na de uitzending toegang geven tot eerder door de omroeporganisatie uitgezonden televisie- en radioprogramma's (zogenoemd "uitgesteld kijken" of "catchupdiensten").
Daarnaast bestaan de ondersteunende onlinediensten die onder deze richtlijn vallen ook uit diensten die toegang verlenen tot materiaal dat de door de omroeporganisatie uitgezonden radio- en televisieprogramma's verrijkt of op een andere wijze uitbreidt, onder meer door middel van previews, uitbreidingen, aanvullingen of beoordelingen van de inhoud van het desbetreffende programma.
Deze richtlijn moet van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die door omroeporganisaties samen met de uitzending aan gebruikers worden verstrekt.
Tevens moet de richtlijn van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die, hoewel zij een duidelijke en ondergeschikte relatie met de uitzending hebben, afzonderlijk van de omroepdienst kunnen worden geraadpleegd zonder dat als voorwaarde geldt dat de gebruikers toegang moet worden verleend tot die omroepdienst, bijvoorbeeld middels een abonnement.
Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van omroeporganisaties om dergelijke ondersteunende onlinediensten kosteloos of tegen betaling aan te bieden.
Het verlenen van toegang tot individuele werken of andere beschermde materialen die in een televisie- of radioprogramma's zijn opgenomen, of werken of andere beschermde materialen die geen verband houden met een door de omroeporganisatie uitgezonden programma, zoals diensten die toegang verlenen tot individuele muziekstukken of audiovisuele werken, muziekalbums of video's, bijvoorbeeld via video-on-demanddiensten, mogen niet onder het toepassingsgebied vallen van de diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft.
- = -
(9) Om de vereffening van rechten voor het leveren van ondersteunende onlinediensten over de grenzen heen te vergemakkelijken dient het oorsprongslandbeginsel te worden voorgeschreven, wat betreft de uitoefening van auteursrechten en naburige rechten die van toepassing zijn voor feiten die bij de verstrekking van, de toegang tot of het gebruik van een ondersteunende onlinedienst plaatsvinden.
Onder dit beginsel moet de vereffening vallen van alle rechten die nodig zijn om een omroeporganisatie in staat te stellen haar programma's aan het publiek mede te delen of beschikbaar te stellen bij het leveren van ondersteunende onlinediensten, met inbegrip van de vereffening van alle auteursrechten en naburige rechten in werken of ander beschermd materiaal die gebruikt worden in programma's, zoals de rechten in fonogrammen of uitvoeringen.
Dit oorsprongslandbeginsel moet uitsluitend gelden voor de relatie tussen rechthebbenden (of entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, zoals organisaties voor collectief beheer) en omroeporganisaties, en uitsluitend voor de levering van, de toegang tot of het gebruik van een ondersteunende onlinedienst.
Het oorsprongslandbeginsel mag niet gelden voor iedere volgende mededeling aan het publiek van werken of andere beschermde materialen of iedere daaropvolgende beschikbaarstelling aan het publiek, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, noch voor een daaropvolgende reproductie van de werken die of het andere beschermde materiaal dat vervat is in de ondersteunende onlinedienst.
- = -
(10) Gezien de specifieke kenmerken van de financierings- en licentiemechanismen voor bepaalde audiovisuele werken, die vaak gebaseerd zijn op exclusieve territoriale licenties, is het passend, wat televisieprogramma's betreft, het toepassingsgebied van het in deze richtlijn vervatte oorsprongslandbeginsel te beperken tot bepaalde categorieën programma's. Tot die categorieën moeten nieuws- en actualiteitenprogramma's behoren alsook de eigen producties van een omroeporganisatie die uitsluitend door haarzelf gefinancierd zijn, ook indien de fondsen die de omroeporganisatie daarvoor gebruikt afkomstig kunnen zijn uit overheidsmiddelen.
Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder "eigen producties" van omroeporganisaties worden verstaan producties die worden uitgevoerd door een omroeporganisatie met gebruikmaking van eigen middelen, met uitzondering van producties die in opdracht van de omroeporganisatie geproduceerd worden door van de omroeporganisatie onafhankelijke producenten, en van coproducties. Om diezelfde redenen mag het oorsprongslandbeginsel niet gelden voor televisie-uitzendingen van sportevenementen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
Het oorsprongslandbeginsel mag enkel gelden wanneer programma's gebruikt worden voor de eigen ondersteunende onlinediensten van de omroeporganisatie.
Het mag niet van toepassing zijn op het in licentie geven van eigen producties van een omroeporganisatie aan derden, waaronder andere omroeporganisaties. Het oorsprongslandbeginsel mag de vrijheid van rechthebbenden en omroeporganisaties niet aantasten om, in overeenstemming met het Unierecht, beperkingen, waaronder geografische beperkingen, van de exploitatie van hun rechten overeen te komen.
- = -
(11) Het in deze richtlijn bepaalde oorsprongslandbeginsel mag geen enkele verplichting in het leven roepen voor omroeporganisaties om in hun ondersteunende onlinediensten programma's aan het publiek mede te delen of beschikbaar te stellen of dergelijke ondersteunende onlinediensten te leveren in een andere lidstaat dan de lidstaat waar zij hun hoofdvestiging hebben.
- = -
(14) Exploitanten van doorgiftediensten kunnen van verschillende technologieën gebruikmaken wanneer zij een eerste uitzending van televisie- of radioprogramma's gelijktijdig, ongewijzigd en integraal voor ontvangst door het publiek uit een andere lidstaat doorgeven.
Exploitanten van doorgiftediensten van programmadragende signalen van omroeporganisaties die zelf die signalen doorgeven aan het publiek kunnen deze signalen op verschillende manieren verkrijgen van omroeporganisaties, bijvoorbeeld door uitgezonden signalen van omroeporganisaties op te vangen of rechtstreeks van hen de signalen te ontvangen via het technische proces van directe injectie.
De diensten van dergelijke exploitanten kunnen via satelliet, digitale ether, IP-netwerken met gesloten circuits, mobiele en soortgelijke netwerken worden aangeboden of via internettoegangsdiensten in de zin van Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad (6).
Exploitanten van doorgiftediensten die dergelijke technologieën voor hun doorgifte gebruiken moeten derhalve binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen en gebruik kunnen maken van het mechanisme dat verplicht collectief beheer van rechten invoert.
Om te zorgen voor voldoende bescherming tegen ongeoorloofd gebruik van werken en ander beschermd materiaal, wat met name belangrijk is in geval van betaalde diensten, moeten doorgiftediensten die via internettoegangsdiensten worden aangeboden, uitsluitend onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen wanneer deze doorgiftediensten worden geleverd in een omgeving waar alleen gemachtigde gebruikers toegang hebben tot de doorgifte en het niveau van de beveiliging van de inhoud vergelijkbaar is met het niveau van beveiliging van inhoud die wordt doorgegeven via gecontroleerde netwerken, zoals kabel of gesloten IP-netwerken, waarin doorgegeven inhoud versleuteld is. Die voorschriften moeten kunnen worden nageleefd en adequaat zijn.
- = -
(15) Om eerste uitzendingen van televisie- en radioprogramma's te kunnen doorgeven moeten exploitanten van doorgiftediensten toestemming verkrijgen van de houders van het exclusieve recht van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal.
Om rechtszekerheid te verlenen aan de exploitanten van doorgiftediensten en om verschillen in nationaal recht met betrekking tot dergelijke doorgiftediensten te ondervangen, moeten voorschriften gelden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de doorgifte via de kabel in de zin van Richtlijn 93/83/EEG.
Een van de voorschriften die gelden krachtens die richtlijn is de verplichting dat het recht om een exploitant van een doorgiftedienst toestemming te verlenen dan wel te weigeren wordt uitgeoefend via een organisatie voor collectief beheer.
Op grond van deze regels wordt aan het recht als zodanig om toestemming te verlenen of te weigeren niet geraakt, en wordt uitsluitend de uitoefening van dat recht in bepaalde mate gereguleerd.
De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal.
Bij het bepalen van redelijke licentievoorwaarden, met inbegrip van de licentievergoeding, voor een doorgifte overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), moet onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, met inbegrip van de aan de doorgiftemiddelen toegewezen waarde, in aanmerking worden genomen.
Dit mag geen afbreuk doen aan de collectieve uitoefening van het recht van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen op een enkele billijke vergoeding voor de mededeling aan het publiek van commerciële fonogrammen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG, of aan Richtlijn 2014/26/EU, en met name de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn die betrekking hebben op rechten van rechthebbenden betreffende de keuze van een organisatie voor collectief beheer.
- = -
(16) Deze richtlijn moet het mogelijk maken dat het toepassingsgebied van overeenkomsten tussen een organisatie voor collectief beheer en exploitanten van doorgiftediensten over de rechten die krachtens deze richtlijn aan verplicht collectief beheer zijn onderworpen, wordt uitgebreid tot de rechten van rechthebbenden die niet vertegenwoordigd worden door die organisatie voor collectief beheer, zonder dat die rechthebbenden de mogelijkheid hebben hun werken of ander materiaal van de toepassing van dit mechanisme uit te sluiten.
Ingeval er voor zijn grondgebied meer dan één organisatie voor collectief beheer rechten van de betreffende categorie beheert, moet het de lidstaat zijn voor het grondgebied waarvan de exploitant van een doorgiftedienst rechten voor een doorgifte wenst te vereffenen, die besluit welke organisatie(s) voor collectief beheer gerechtigd is of zijn om al dan niet toestemming voor een doorgifte te verlenen.
- = -
(18) De in deze richtlijn vastgestelde regels inzake de door de omroeporganisaties uitgeoefende doorgifterechten met betrekking tot hun eigen uitzendingen, mogen geen beperking vormen voor de keuze van rechthebbenden om hun rechten ofwel aan een omroeporganisatie ofwel aan een organisatie voor collectief beheer over te dragen en hun aldus toe te staan een rechtstreeks aandeel in de door de exploitant van een doorgiftedienst betaalde vergoeding te verkrijgen.
- = -
(20) Teneinde rechtszekerheid te waarborgen en een hoog niveau van bescherming van rechthebbenden te handhaven, is het passend te bepalen dat, indien omroeporganisaties via directe injectie hun programmadragende signalen uitsluitend overbrengen aan de distributeurs van signalen, zonder dat zijzelf hun programma's gelijktijdig naar het publiek uitzenden, en de distributeurs van signalen die programmadragende signalen aan hun gebruikers verzenden zodat die de programma's kunnen bekijken of beluisteren, er slechts van een enkele handeling van mededeling aan het publiek geacht wordt sprake te zijn, waaraan zowel de omroeporganisaties als de distributeurs van signalen met hun respectieve bijdragen deelnemen.
De omroeporganisaties en de distributeurs van signalen moeten derhalve van de rechthebbenden toestemming verkrijgen voor hun specifieke bijdrage aan de enkele handeling van mededeling aan het publiek.
De deelname van een omroeporganisatie en een distributeur van signalen in die enkele handeling van mededeling aan het publiek mag geen aanleiding geven tot gezamenlijke aansprakelijkheid van de omroeporganisatie en de distributeur van signalen voor die handeling van mededeling aan het publiek.
De lidstaten moeten de vrijheid behouden om op nationaal niveau de modaliteiten vast te leggen voor het verkrijgen van toestemming voor een dergelijke enkele handeling van mededeling aan het publiek, met inbegrip van de betreffende betalingen aan de rechthebbenden, waarbij zij rekening houden met de respectieve exploitatie van de werken en ander beschermd materiaal door de omroeporganisaties en de distributeurs van signalen in verband met de enkele handeling van mededeling aan het publiek.
Distributeurs van signalen worden op dezelfde wijze als exploitanten van doorgiftediensten geconfronteerd met aanzienlijke lasten in verband met vereffening van rechten, behalve wat betreft de door omroeporganisaties gehouden rechten.
Bijgevolg moeten de lidstaten kunnen bepalen dat distributeurs van signalen ook gebruik kunnen maken van een mechanisme van verplicht collectief beheer van rechten voor hun uitzendingen, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als exploitanten van doorgiftediensten voor onder Richtlijn 93/83/EEG en deze richtlijn vallende doorgifte.
In het geval dat distributeurs van signalen louter "technische middelen" verstrekken aan omroeporganisaties, in de zin van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, om te waarborgen dat de uitzending wordt ontvangen of de ontvangst ervan te verbeteren, mogen de distributeurs van signalen niet worden geacht deel te nemen aan een handeling van mededeling aan het publiek.
- = -
(23) Om te voorkomen dat de toepassing van het oorsprongslandbeginsel wordt omzeild door de looptijd te verlengen van de bestaande overeenkomsten betreffende de uitoefening van de auteursrechten en naburige rechten die van belang zijn voor de verstrekking van een ondersteunende onlinedienst alsmede voor de toegang tot of het gebruik van die dienst, dient het oorsprongslandbeginsel ook op bestaande overeenkomsten te worden toegepast, maar dan met een overgangsperiode.
Tijdens die overgangsperiode mag het beginsel niet van toepassing zijn op die bestaande overeenkomsten, hetgeen, indien nodig, de tijd geeft om die overeenkomsten overeenkomstig deze richtlijn aan te passen.
Er moet ook worden voorzien in een overgangsperiode om omroeporganisaties, distributeurs van signalen en rechthebbenden in staat te stellen zich aan te passen aan de nieuwe voorschriften inzake de exploitatie van werken en ander beschermd materiaal via directe injectie, zoals vastgelegd in de bepalingen van deze richtlijn betreffende de uitzending van programma's via directe injectie.
- = -
(25) Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
Aangezien deze richtlijn kan leiden tot een inmenging in de uitoefening van de rechten van rechthebbenden, voor zover verplicht collectief beheer plaatsvindt voor de uitoefening van het recht van mededeling aan het publiek met betrekking tot doorgiftediensten, dient de toepassing van verplicht collectief beheer op gerichte wijze te worden voorgeschreven voor en beperkt te worden tot specifieke diensten.
- = -
(27) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (8) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,
- = -