(1) Om bij te dragen tot de werking van de interne markt, moet worden gezorgd voor een bredere verspreiding in de lidstaten van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten ten behoeve van gebruikers in de Unie, door het verlenen van licenties van auteursrechten en naburige rechten op werken en ander beschermd materiaal in uitzendingen van bepaalde soorten televisie en radioprogramma's te vergemakkelijken.
Televisie- en radioprogramma's vormen immers een belangrijk instrument om de culturele en taalkundige verscheidenheid en de sociale cohesie te bevorderen en om toegang tot informatie te vergroten.
- = -
(2) De ontwikkeling van digitale technologieën en het internet heeft verandering gebracht in de distributie van en de toegang tot televisie- en radioprogramma's. Steeds vaker verwachten gebruikers toegang te krijgen tot dergelijke programma's zowel live als on-demand, langs traditionele weg zoals via satelliet of kabel maar ook via onlinediensten.
Omroeporganisaties bieden daarom naast hun eigen uitzendingen van televisie- en radioprogramma's steeds meer onlinediensten aan als dienst ter ondersteuning van dergelijke uitzendingen, zoals simulcasting en catchupdiensten.
Exploitanten van doorgiftediensten, die uitzendingen van televisie- en radioprogramma's bundelen in pakketten en deze tegelijkertijd met de eerste uitzending van die programma's ongewijzigd en integraal aan gebruikers aanbieden, maken gebruik van verschillende doorgiftetechnieken zoals kabel, satelliet, digitale ether, IP-netwerken in gesloten circuit of mobiele netwerken alsmede het open internet.
Voorts beschikken exploitanten die televisie- en radioprogramma's aan gebruikers distribueren over verschillende manieren om programmadragende signalen van omroeporganisaties te verkrijgen, onder meer door middel van directe injectie.
Van de kant van de gebruikers is er een toenemende vraag naar toegang tot uitzendingen van televisie- en radioprogramma's, niet alleen uit hun eigen lidstaat maar ook uit andere lidstaten.
Die gebruikers omvatten leden van taalminderheden in de Unie en personen die in een andere lidstaat dan hun lidstaat van herkomst wonen.
- = -
(6) Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (5) vergemakkelijkt grensoverschrijdende satellietomroep en doorgifte via de kabel van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten.
De bepalingen van die richtlijn inzake uitzendingen van omroeporganisaties betreffen echter enkel uitzendingen via satelliet en zijn derhalve niet van toepassing op onlinediensten ter ondersteuning van uitzendingen.
Voorts hebben bepalingen betreffende doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten uitsluitend betrekking op de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte via de kabel of radiogolfsystemen en zijn zij niet van toepassing op doorgiften door middel van andere technologieën.
- = -
(7) Daarom moeten de grensoverschrijdende verstrekking van onlinediensten ter ondersteuning van uitzendingen en de doorgifte van televisie- en radioprogramma's uit andere lidstaten worden bevorderd door een aanpassing van het rechtskader inzake uitoefening van auteursrechten en naburige rechten dat betrekking heeft op deze activiteiten.
Bij het doorvoeren van die aanpassing moet rekening gehouden worden met de financiering en de productie van creatieve inhoud, en met name van audiovisuele werken.
- = -
(8) Deze richtlijn moet betrekking hebben op door een omroeporganisatie aangeboden ondersteunende onlinediensten die een duidelijke en ondergeschikte relatie hebben ten opzichte van de uitzendingen van de omroeporganisatie.
Het gaat hierbij onder meer om diensten die op strikt lineaire wijze en gelijktijdig met de uitzending toegang geven tot radio- en televisieprogramma's, en diensten die binnen een welbepaalde termijn na de uitzending toegang geven tot eerder door de omroeporganisatie uitgezonden televisie- en radioprogramma's (zogenoemd "uitgesteld kijken" of "catchupdiensten").
Daarnaast bestaan de ondersteunende onlinediensten die onder deze richtlijn vallen ook uit diensten die toegang verlenen tot materiaal dat de door de omroeporganisatie uitgezonden radio- en televisieprogramma's verrijkt of op een andere wijze uitbreidt, onder meer door middel van previews, uitbreidingen, aanvullingen of beoordelingen van de inhoud van het desbetreffende programma.
Deze richtlijn moet van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die door omroeporganisaties samen met de uitzending aan gebruikers worden verstrekt.
Tevens moet de richtlijn van toepassing zijn op ondersteunende onlinediensten die, hoewel zij een duidelijke en ondergeschikte relatie met de uitzending hebben, afzonderlijk van de omroepdienst kunnen worden geraadpleegd zonder dat als voorwaarde geldt dat de gebruikers toegang moet worden verleend tot die omroepdienst, bijvoorbeeld middels een abonnement.
Dit doet geen afbreuk aan de vrijheid van omroeporganisaties om dergelijke ondersteunende onlinediensten kosteloos of tegen betaling aan te bieden.
Het verlenen van toegang tot individuele werken of andere beschermde materialen die in een televisie- of radioprogramma's zijn opgenomen, of werken of andere beschermde materialen die geen verband houden met een door de omroeporganisatie uitgezonden programma, zoals diensten die toegang verlenen tot individuele muziekstukken of audiovisuele werken, muziekalbums of video's, bijvoorbeeld via video-on-demanddiensten, mogen niet onder het toepassingsgebied vallen van de diensten waarop deze richtlijn betrekking heeft.
- = -
(10) Gezien de specifieke kenmerken van de financierings- en licentiemechanismen voor bepaalde audiovisuele werken, die vaak gebaseerd zijn op exclusieve territoriale licenties, is het passend, wat televisieprogramma's betreft, het toepassingsgebied van het in deze richtlijn vervatte oorsprongslandbeginsel te beperken tot bepaalde categorieën programma's. Tot die categorieën moeten nieuws- en actualiteitenprogramma's behoren alsook de eigen producties van een omroeporganisatie die uitsluitend door haarzelf gefinancierd zijn, ook indien de fondsen die de omroeporganisatie daarvoor gebruikt afkomstig kunnen zijn uit overheidsmiddelen.
Voor de toepassing van deze richtlijn moet onder "eigen producties" van omroeporganisaties worden verstaan producties die worden uitgevoerd door een omroeporganisatie met gebruikmaking van eigen middelen, met uitzondering van producties die in opdracht van de omroeporganisatie geproduceerd worden door van de omroeporganisatie onafhankelijke producenten, en van coproducties. Om diezelfde redenen mag het oorsprongslandbeginsel niet gelden voor televisie-uitzendingen van sportevenementen die onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.
Het oorsprongslandbeginsel mag enkel gelden wanneer programma's gebruikt worden voor de eigen ondersteunende onlinediensten van de omroeporganisatie.
Het mag niet van toepassing zijn op het in licentie geven van eigen producties van een omroeporganisatie aan derden, waaronder andere omroeporganisaties. Het oorsprongslandbeginsel mag de vrijheid van rechthebbenden en omroeporganisaties niet aantasten om, in overeenstemming met het Unierecht, beperkingen, waaronder geografische beperkingen, van de exploitatie van hun rechten overeen te komen.
- = -
(15) Om eerste uitzendingen van televisie- en radioprogramma's te kunnen doorgeven moeten exploitanten van doorgiftediensten toestemming verkrijgen van de houders van het exclusieve recht van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal.
Om rechtszekerheid te verlenen aan de exploitanten van doorgiftediensten en om verschillen in nationaal recht met betrekking tot dergelijke doorgiftediensten te ondervangen, moeten voorschriften gelden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de doorgifte via de kabel in de zin van Richtlijn 93/83/EEG.
Een van de voorschriften die gelden krachtens die richtlijn is de verplichting dat het recht om een exploitant van een doorgiftedienst toestemming te verlenen dan wel te weigeren wordt uitgeoefend via een organisatie voor collectief beheer.
Op grond van deze regels wordt aan het recht als zodanig om toestemming te verlenen of te weigeren niet geraakt, en wordt uitsluitend de uitoefening van dat recht in bepaalde mate gereguleerd.
De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal.
Bij het bepalen van redelijke licentievoorwaarden, met inbegrip van de licentievergoeding, voor een doorgifte overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), moet onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, met inbegrip van de aan de doorgiftemiddelen toegewezen waarde, in aanmerking worden genomen.
Dit mag geen afbreuk doen aan de collectieve uitoefening van het recht van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen op een enkele billijke vergoeding voor de mededeling aan het publiek van commerciële fonogrammen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG, of aan Richtlijn 2014/26/EU, en met name de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn die betrekking hebben op rechten van rechthebbenden betreffende de keuze van een organisatie voor collectief beheer.
- = -
(17) Rechten die omroeporganisaties zelf bezitten ten aanzien van hun uitzendingen, met inbegrip van rechten op de inhoud van de programma's, mogen niet onderworpen zijn aan het verplicht collectief beheer van rechten dat voor de doorgifte geldt.
Exploitanten van doorgiftediensten en omroeporganisaties onderhouden over het algemeen doorlopend commerciële betrekkingen en bijgevolg is de identiteit van omroeporganisaties bekend bij exploitanten van doorgiftediensten.
Daardoor is het voor die exploitanten relatief eenvoudig de rechten te vereffenen met omroeporganisaties. Als gevolg daarvan ondervinden exploitanten van doorgiftediensten, voor het verkrijgen van de nodige licenties van omroeporganisaties niet dezelfde moeilijkheden als wanneer zij licenties proberen te verkrijgen van houders van rechten op werken of andere beschermde materialen die zijn opgenomen in televisie- en radioprogramma's die zij doorgeven.
Daarom is er geen behoefte aan vereenvoudiging van de licentieprocedure ten aanzien van rechten die omroeporganisaties bezitten.
Het is echter nodig ervoor te zorgen dat omroeporganisaties en exploitanten van doorgiftediensten die onderhandelingen aangaan, de onderhandelingen over licentieverlening van rechten van doorgifte in het kader van deze richtlijn te goeder trouw voeren.
Richtlijn 2014/26/EU voorziet in soortgelijke regels voor organisaties voor collectief beheer.
- = -
(18) De in deze richtlijn vastgestelde regels inzake de door de omroeporganisaties uitgeoefende doorgifterechten met betrekking tot hun eigen uitzendingen, mogen geen beperking vormen voor de keuze van rechthebbenden om hun rechten ofwel aan een omroeporganisatie ofwel aan een organisatie voor collectief beheer over te dragen en hun aldus toe te staan een rechtstreeks aandeel in de door de exploitant van een doorgiftedienst betaalde vergoeding te verkrijgen.
- = -
(20) Teneinde rechtszekerheid te waarborgen en een hoog niveau van bescherming van rechthebbenden te handhaven, is het passend te bepalen dat, indien omroeporganisaties via directe injectie hun programmadragende signalen uitsluitend overbrengen aan de distributeurs van signalen, zonder dat zijzelf hun programma's gelijktijdig naar het publiek uitzenden, en de distributeurs van signalen die programmadragende signalen aan hun gebruikers verzenden zodat die de programma's kunnen bekijken of beluisteren, er slechts van een enkele handeling van mededeling aan het publiek geacht wordt sprake te zijn, waaraan zowel de omroeporganisaties als de distributeurs van signalen met hun respectieve bijdragen deelnemen.
De omroeporganisaties en de distributeurs van signalen moeten derhalve van de rechthebbenden toestemming verkrijgen voor hun specifieke bijdrage aan de enkele handeling van mededeling aan het publiek.
De deelname van een omroeporganisatie en een distributeur van signalen in die enkele handeling van mededeling aan het publiek mag geen aanleiding geven tot gezamenlijke aansprakelijkheid van de omroeporganisatie en de distributeur van signalen voor die handeling van mededeling aan het publiek.
De lidstaten moeten de vrijheid behouden om op nationaal niveau de modaliteiten vast te leggen voor het verkrijgen van toestemming voor een dergelijke enkele handeling van mededeling aan het publiek, met inbegrip van de betreffende betalingen aan de rechthebbenden, waarbij zij rekening houden met de respectieve exploitatie van de werken en ander beschermd materiaal door de omroeporganisaties en de distributeurs van signalen in verband met de enkele handeling van mededeling aan het publiek.
Distributeurs van signalen worden op dezelfde wijze als exploitanten van doorgiftediensten geconfronteerd met aanzienlijke lasten in verband met vereffening van rechten, behalve wat betreft de door omroeporganisaties gehouden rechten.
Bijgevolg moeten de lidstaten kunnen bepalen dat distributeurs van signalen ook gebruik kunnen maken van een mechanisme van verplicht collectief beheer van rechten voor hun uitzendingen, op dezelfde wijze en in dezelfde mate als exploitanten van doorgiftediensten voor onder Richtlijn 93/83/EEG en deze richtlijn vallende doorgifte.
In het geval dat distributeurs van signalen louter "technische middelen" verstrekken aan omroeporganisaties, in de zin van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie, om te waarborgen dat de uitzending wordt ontvangen of de ontvangst ervan te verbeteren, mogen de distributeurs van signalen niet worden geacht deel te nemen aan een handeling van mededeling aan het publiek.
- = -