(2) De richtlijnen die op het gebied van auteursrechten en naburige rechten zijn vastgesteld, dragen bij tot de werking van de interne markt, voorzien in een hoge mate van bescherming voor rechthebbenden, vergemakkelijken de vereffening van rechten en creëren een kader waarbinnen de exploitatie van werken en andere beschermde materialen kan plaatsvinden.
Dat geharmoniseerde rechtskader draagt bij tot de goede werking van de interne markt en stimuleert innovatie, creativiteit, investeringen en aanmaak van nieuwe content, ook in de digitale omgeving, om de fragmentering van de interne markt te voorkomen.
De bescherming die dat rechtskader biedt, draagt ook bij tot de doelstelling van de Unie om de culturele verscheidenheid te eerbiedigen en te bevorderen en brengt tegelijkertijd het gemeenschappelijke culturele erfgoed van Europa voor het voetlicht.
Artikel 167, lid 4, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie schrijft voor dat de Unie bij haar optreden rekening houdt met de culturele aspecten.
- = -
(3) Door snelle technologische ontwikkelingen blijven zich veranderingen doorzetten in de manier waarop werken en andere materialen gecreëerd, geproduceerd, verspreid en geëxploiteerd worden.
Er dienen zich voortdurend nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe actoren aan.
De desbetreffende wetgeving moet toekomstbestendig zijn om de technologische ontwikkeling niet te belemmeren.
De doelstellingen en de beginselen van het door de Unie vastgestelde kader voor auteursrechten blijven robuust.
Toch blijft er zowel voor rechthebbenden als voor gebruikers rechtsonzekerheid bestaan met betrekking tot bepaalde vormen van gebruik, waaronder grensoverschrijdend gebruik, van werken en andere materialen in de digitale omgeving.
Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 9 december 2015, getiteld "Naar een modern, meer Europees kader voor auteursrechten", moeten op sommige gebieden aanpassingen en aanvullingen worden aangebracht in het bestaande kader voor auteursrechten van de Unie, en tegelijk moet een hoge mate van bescherming van het auteursrecht en naburige rechten worden behouden.
Deze richtlijn voorziet in regels voor de aanpassing van bepaalde uitzonderingen en beperkingen op auteursrechten en naburige rechten aan de digitale en grensoverschrijdende omgeving, alsook in maatregelen om bepaalde licentiepraktijken te bevorderen, met name, maar niet uitsluitend, wat betreft de verspreiding van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en de onlinebeschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms om een ruimere toegang tot content te garanderen.
Deze richtlijn bevat ook regels om het gebruik van content in het publieke domein te faciliteren.
Met het oog op een goede en eerlijke werking van de markt voor auteursrechten moeten er ook voorschriften komen over rechten in publicaties, over het gebruik van werken of andere materialen door aanbieders van onlinediensten die door gebruikers geüploade content opslaan en toegang daartoe verlenen, over transparantie in contracten van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en over de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en moet er een mechanisme komen voor de herroeping van de rechten die auteurs en uitvoerende kunstenaars op basis van exclusiviteit hebben overgedragen.
- = -
(5) Op het gebied van onderzoek, innovatie, opleiding en behoud van cultureel erfgoed maken digitale technologieën nieuwe soorten gebruik mogelijk die niet duidelijk onder de bestaande Unieregels inzake uitzonderingen en beperkingen vallen.
De facultatieve aard van uitzonderingen en beperkingen waarin de Richtlijnen 96/9/EG, 2001/29/EG en 2009/24/EG op die gebieden voorzien, kan bovendien een negatief effect hebben op de werking van de interne markt.
Dit geldt in het bijzonder voor grensoverschrijdend gebruik, dat steeds belangrijker wordt in de digitale omgeving.
Daarom moeten de bestaande uitzonderingen en beperkingen in het recht van de Unie die van belang zijn voor wetenschappelijk onderzoek, innovatie, onderwijs en behoud van het cultureel erfgoed, aan een nieuwe beoordeling worden onderworpen in het licht van deze nieuwe vormen van gebruik.
Er moeten verplichte uitzonderingen of beperkingen worden ingevoerd voor het gebruik van tekst- en dataminingtechnologieën, illustratie bij onderwijs in de digitale omgeving en voor het behoud van cultureel erfgoed.
De in het Unierecht bestaande uitzonderingen en beperkingen moeten blijven gelden, ook voor tekst- en datamining, onderwijs en bewaringsactiviteiten, zolang deze het toepassingsgebied van de in deze richtlijn vastgelegde verplichte uitzonderingen of beperkingen, die door de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd in hun nationale recht, niet beperken.
De Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG moeten derhalve worden aangepast.
- = -
(8) Nieuwe technologieën maken geautomatiseerde computeranalyse van informatie in digitale vorm, zoals tekst, geluid, beeld of gegevens, die algemeen bekend is als tekst- en datamining, mogelijk.
Dankzij tekst- en datamining kunnen grote hoeveelheden informatie worden verwerkt om nieuwe kennis te verwerven en nieuwe tendensen te ontdekken.
Technologieën voor tekst- en datamining spelen een grote rol in de digitale economie; evenwel wordt in brede kring erkend dat tekst- en datamining in het bijzonder gunstig kan zijn voor de onderzoeksgemeenschap en op die wijze innovatie kan ondersteunen.
Dergelijke technologieën zijn gunstig voor universiteiten en andere onderzoeksorganisaties, alsook voor instellingen voor cultureel erfgoed, aangezien zij in het kader van hun voornaamste werkzaamheden ook onderzoek zouden kunnen uitvoeren.
Deze organisaties en instellingen worden in de Unie echter geconfronteerd met rechtsonzekerheid over de mate waarin zij tekst- en datamining van content kunnen verrichten.
In bepaalde gevallen kan tekst- en datamining handelingen inhouden die onder het auteursrecht, onder sui-generis-databankenrecht of onder beide vallen, met name wanneer sprake is van reproductie van werken of andere materialen, opvraging van content uit een databank, of beide, hetgeen bijvoorbeeld gebeurt wanneer de gegevens worden genormaliseerd tijdens het proces van tekst- en datamining.
Indien er geen uitzondering of beperking van toepassing is, is toestemming van de rechthebbenden vereist om dergelijke handelingen te verrichten.
- = -
(10) Het Unierecht voorziet in een aantal uitzonderingen en beperkingen voor vormen van gebruik in wetenschappelijk onderzoek die van toepassing kunnen zijn op handelingen van tekst- en datamining.
Die uitzonderingen en beperkingen zijn echter facultatief en niet volledig afgestemd op het gebruik van technologieën in het kader van wetenschappelijk onderzoek.
Bovendien is het mogelijk dat, als onderzoekers rechtmatige toegang hebben tot content, bijvoorbeeld door middel van een abonnement op een publicatie of een licentie voor open access, de voorwaarden daarvan tekst- en datamining uitsluiten.
Aangezien onderzoek steeds meer wordt verricht met assistentie van digitale technologie, bestaat het gevaar dat de Unie als onderzoekruimte in haar concurrentiepositie wordt aangetast tenzij maatregelen worden genomen om de rechtsonzekerheid met betrekking tot tekst- en datamining aan te pakken.
- = -
(19) Artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG staat de lidstaten toe om uitzonderingen te maken of beperkingen te stellen op de rechten inzake reproductie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling van werken of andere materialen voor het publiek op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, wanneer deze rechten uitsluitend dienen voor illustratie bij het onderwijs. Voorts staan artikel 6, lid 2, onder b), en artikel 9, onder b), van Richtlijn 96/9/EG het gebruik van een databank en de opvraging van een substantieel deel van de inhoud daarvan toe ter illustratie bij het onderwijs. Wat het toepassingsgebied van die uitzonderingen of beperkingen betreft, is het onduidelijk of zij ook gelden voor digitale vormen van gebruik.
Bovendien is het onduidelijk of die uitzonderingen of beperkingen zouden gelden wanneer het onderwijs online en op afstand wordt gegeven.
Voorts voorziet het bestaande rechtskader niet in een grensoverschrijdend effect.
Deze situatie zou een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van digitaal ondersteund onderwijs en afstandsonderwijs. Derhalve is de invoering van een nieuwe verplichte uitzondering of beperking noodzakelijk om te zorgen voor volledige rechtszekerheid wanneer onderwijsinstellingen werken of andere materialen gebruiken in digitale onderwijsactiviteiten, ook online en over de grenzen heen.
- = -
(20) Hoewel de ontwikkeling van afstandsonderwijs en grensoverschrijdende onderwijsprogramma's hoofdzakelijk op het niveau van hoger onderwijs plaatsvindt, worden digitale instrumenten en middelen in toenemende mate gebruikt op alle onderwijsniveaus, met name om de leerervaring te verbeteren en te verrijken.
De uitzondering of beperking als bedoeld in deze richtlijn moet bijgevolg ten goede komen aan alle door een lidstaat erkende onderwijsinstellingen, met inbegrip van die welke lager, middelbaar, beroeps- en hoger onderwijs verschaffen.
De uitzondering of beperking moet slechts gelden voor zover het gebruik gerechtvaardigd is door het niet-commerciële doel van de desbetreffende onderwijsactiviteit.
De organisatiestructuur en de financiering van een onderwijsinstelling mogen niet van doorslaggevend belang zijn om te bepalen of de activiteit van niet-commerciële aard is.
- = -
(21) De in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking met het oog op illustratie bij het onderwijs moet worden geacht ook te gelden voor digitaal gebruik van werken of andere materialen om de onderwijsactiviteiten, met inbegrip van de leeractiviteiten, te ondersteunen, te verrijken of aan te vullen.
De krachtens die uitzondering of beperking toegestane distributie van software moet beperkt blijven tot de digitale overdracht van software.
In de meeste gevallen wordt met het begrip illustratie daarom het gebruik van slechts delen of uittreksels van werken bedoeld, dat niet in de plaats mag komen van de aankoop van materialen die in de eerste plaats bedoeld zijn voor de onderwijsmarkt.
Bij de tenuitvoerlegging van de uitzondering of beperking moet het de lidstaten vrijstaan om voor de verschillende soorten werken of andere materialen op evenwichtige wijze te bepalen welk aandeel van een werk of ander materiaal in het kader van illustratie bij het onderwijs kan worden gebruikt.
Krachtens de uitzondering of beperking toegestaan gebruik moet worden geacht ook de speciale toegankelijkheidsbehoeften te omvatten van personen met een beperking in de context van illustratie bij het onderwijs.
- = -
(22) Het gebruik van werken of andere materialen krachtens de uitzondering of beperking, enkel met het oog op illustratie bij het onderwijs als bepaald in deze richtlijn, mag alleen plaatsvinden in het kader van onderwijs- en leeractiviteiten die onder de verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen vallen, ook tijdens examens of onderwijsactiviteiten die buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden, bijvoorbeeld in een museum, bibliotheek of andere instelling voor cultureel erfgoed, en dient beperkt te blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor het doel van deze activiteiten.
De uitzondering of beperking dient te gelden voor zowel het gebruik van werken of andere materialen in de klas of elders via digitale middelen, bijvoorbeeld digitale schoolborden of al dan niet met het internet verbonden digitale apparaten, als voor gebruik op afstand via een beveiligde elektronische omgeving, zoals in de context van onlinecursussen of toegang tot lesmateriaal ter aanvulling op een bepaalde cursus. Een veilige elektronische omgeving moet worden begrepen als een digitale onderwijs- en leeromgeving waartoe de toegang wordt beperkt tot het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling en de voor een studieprogramma ingeschreven leerlingen of studenten, met name door middel van passende authenticatieprocedures zoals authenticatie met behulp van een wachtwoord.
- = -
(23) In een aantal lidstaten bestaan, op basis van de tenuitvoerlegging van de in Richtlijn 2001/29/EG bepaalde uitzondering of beperking of op basis van licentieovereenkomsten voor verder gebruik, verschillende regelingen om het educatief gebruik van werken en andere materialen te vergemakkelijken.
Deze regelingen zijn doorgaans ontwikkeld rekening houdend met de behoeften van onderwijsinstellingen en verschillende onderwijsniveaus. Hoewel het van essentieel belang is het toepassingsgebied van de nieuwe verplichte uitzondering of beperking met betrekking tot digitale vormen van gebruik en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten te harmoniseren, kunnen de regelingen voor de tenuitvoerlegging verschillen naargelang van de lidstaat, voor zover zij geen belemmering vormen voor de effectieve toepassing van de uitzondering of beperking of voor grensoverschrijdende gebruik.
De lidstaten moeten bijvoorbeeld de mogelijkheid behouden om te verlangen dat bij het gebruik van werken of andere materialen de morele rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars in acht worden genomen.
Dit moet de lidstaten de mogelijkheid bieden om voort te bouwen op de bestaande regelingen op nationaal niveau.
Met name kunnen de lidstaten besluiten de toepassing van de uitzondering of beperking geheel of gedeeltelijk afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van passende licenties, die voor ten minste dezelfde vormen van gebruik gelden als die welke volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer licenties enkel ten dele de vormen van gebruik bestrijken die volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan, de uitzondering of beperking blijft gelden voor alle andere vormen van gebruik.
- = -
(24) Het moet de lidstaten vrijstaan om erin te voorzien dat rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen voor het digitale gebruik van hun werken of andere materialen krachtens de in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking voor illustratie bij het onderwijs. Bij de berekening van de omvang van een billijke compensatie, moet onder meer naar behoren rekening worden gehouden met de onderwijsdoelstellingen van de lidstaten en de schade voor de rechthebbenden.
lidstaten die besluiten te voorzien in een billijke compensatie, moeten het gebruik bevorderen van systemen die onderwijsinstellingen geen administratieve last bezorgen.
- = -
(25) Instellingen voor cultureel erfgoed houden zich bezig met het behoud van hun collecties voor toekomstige generaties. Voor het behoud van een werk of ander materiaal in de collectie van een instelling voor cultureel erfgoed, kan het nodig zijn om een reproductie te maken, waarvoor dan de toestemming van de betrokken rechthebbenden nodig is. digitale technologieën bieden nieuwe mogelijkheden om het erfgoed te behouden dat in deze collecties vervat ligt, maar brengen ook nieuwe uitdagingen mee.
Om in te spelen op deze nieuwe uitdagingen moet het bestaand rechtskader worden aangepast en moet worden voorzien in een verplichte uitzondering op het reproductierecht, zodat zulke handelingen met het oog op behoud door dergelijke instellingen mogelijk worden.
- = -
(28) Instellingen voor cultureel erfgoed beschikken niet altijd over de technische middelen of ervaring om zelf de handelingen uit te voeren die nodig zijn voor het behoud van hun collecties, met name in de digitale omgeving, en zouden hiervoor andere culturele instellingen en andere derde partijen om ondersteuning kunnen vragen.
In het kader van de in deze richtlijn vastgestelde uitzondering met het oog op behoud moeten instellingen voor cultureel erfgoed de mogelijkheid krijgen om ook derde partijen, ook als deze zijn gevestigd in andere lidstaten, in te schakelen om in hun plaats en onder hun verantwoordelijkheid de kopieën te maken.
- = -
(37) Gelet op de diversiteit van de werken en andere materialen in de collecties van instellingen voor cultureel erfgoed is het van belang dat de mechanismen voor licentieverlening en de in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking beschikbaar zijn en in de praktijk kunnen worden ingezet voor verschillende soorten werken en andere materialen, waaronder foto's, software, fonogrammen, audiovisuele werken en unieke kunstwerken, ook wanneer deze nooit in de handel verkrijgbaar zijn geweest.
Tot werken die nooit in de handel zijn geweest kunnen posters, folders, loopgravenkranten of audiovisuele werken van amateurs worden gerekend, maar ook niet-gepubliceerde werken of andere materialen, onverminderd andere toepasselijke wettelijke restricties, zoals nationale regels inzake morele rechten.
Indien een van de verschillende versies van een werk of ander materiaal, zoals latere edities van een literair werk en verschillende versies van een cinematografisch werk, of een van de verschillende uitgaven, zoals een digitale en een geprinte uitgave van hetzelfde werk, beschikbaar is, mag dat werk of ander materiaal niet worden beschouwd als niet of niet meer in de handel.
De commerciële beschikbaarheid van bewerkingen daarentegen, waaronder anderstalige versies of audiovisuele bewerkingen van een literair werk, mag niet uitsluiten dat een werk of ander materiaal in een bepaalde taal niet of niet meer in de handel wordt geacht te zijn.
Om rekening te houden met de specifieke kenmerken van verschillende soorten werken en andere materialen wat de wijze van publicatie en distributie betreft, en om de bruikbaarheid van deze mechanismen te bevorderen, kan het zijn dat specifieke voorschriften en procedures moeten worden ingesteld voor de praktische toepassing van die mechanismen voor licentieverlening, zoals een voorgeschreven periode die moet zijn verstreken sinds het werk of ander materiaal voor het eerst in de handel verkrijgbaar was. Wanneer lidstaten dergelijke voorschriften en procedures instellen, is het passend dat zij rechthebbenden, instellingen voor cultureel erfgoed en organisaties voor collectief beheer hierover raadplegen.
- = -
(46) Gezien het toenemende belang van de mogelijkheid om flexibele licentieregelingen te kunnen aanbieden in het digitale tijdperk, en het toenemende gebruik van dergelijke regelingen, moeten lidstaten kunnen voorzien in mechanismen voor licentieverlening die organisaties voor collectief beheer toestaan om op vrijwillige basis licentieovereenkomsten te sluiten, ongeacht of alle rechthebbenden de betrokken organisatie toestemming hebben gegeven om dit te doen.
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben zulke mechanismen te behouden en in te voeren overeenkomstig hun nationale gewoonten, praktijken of omstandigheden, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde waarborgen en in overeenstemming met het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie.
Die mechanismen mogen alleen van toepassing zijn op het grondgebied van de lidstaat in kwestie, tenzij anders is bepaald in het Unierecht.
De lidstaten moeten bij het kiezen van het specifieke soort mechanisme dat wordt ingevoerd, over flexibiliteit beschikken om ervoor te zorgen dat licenties voor werken of andere materialen ook gelden voor de rechten van rechthebbenden die de organisatie die de overeenkomst sluit geen toestemming hebben gegeven, op voorwaarde dat een dergelijk mechanisme in overeenstemming is met het Unierecht, waaronder de in Richtlijn 2014/26/EU vastgestelde regels inzake het collectieve beheer van rechten.
In het bijzonder moet met deze mechanismen tevens worden gewaarborgd dat artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is op rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de overeenkomst sluit.
Voor dergelijke mechanismen kan ook worden gedacht aan verruimde collectieve licentieverlening, wettelijke mandaten en vermoedens van vertegenwoordiging.
De bepalingen van deze richtlijn inzake collectieve licentieverlening mogen geen afbreuk doen aan de bestaande mogelijkheid voor lidstaten om verplicht collectief rechtenbeheer toe te passen of andere mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect, zoals het mechanisme dat is opgenomen in artikel 3 van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (12).
- = -
(53) Het verstrijken van de beschermingstermijn van een werk leidt ertoe dat dat werk tot het publieke domein gaat behoren en dat de rechten die door het auteursrecht van de Unie ten aanzien van dat werk zijn toegekend, vervallen.
Op het gebied van de beeldende kunsten draagt de verspreiding van getrouwe reproducties van werken in het publieke domein bij tot de toegang tot en de bevordering van cultuur en de toegang tot cultureel erfgoed.
In de digitale omgeving is de bescherming van dergelijke reproducties door auteursrechten of naburige rechten onverenigbaar met het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming van werken.
Bovendien leiden verschillen tussen nationale auteursrechtwetten die de bescherming van dergelijke reproducties regelen tot rechtsonzekerheid en zijn zij van invloed op de grensoverschrijdende verspreiding van werken van beeldende kunst die behoren tot het publieke domein.
Bepaalde reproducties van werken van beeldende kunst in het publieke domein mogen daarom niet worden beschermd door auteursrechten of naburige rechten.
Dit alles mag voor instellingen voor cultureel erfgoed geen beletsel vormen om reproducties, zoals ansichtkaarten, te verkopen.
- = -
(54) Een vrije en pluralistische pers is van essentieel belang voor de kwaliteit van de journalistiek en de toegang van burgers tot informatie.
Zij levert een fundamentele bijdrage tot het publieke debat en de goede werking van een democratische samenleving.
De ruime beschikbaarheid van perspublicaties online heeft geleid tot de opkomst van nieuwe onlinediensten, zoals nieuwsaggregatoren en mediamonitoringdiensten, waarvoor het hergebruik van perspublicaties een belangrijk onderdeel van hun bedrijfsmodellen en een bron van inkomsten vormt.
Uitgevers van perspublicaties worden geconfronteerd met problemen om licenties voor onlinegebruik van hun publicaties te verlenen aan de aanbieders van dit soort diensten, waardoor het voor hen moeilijker wordt hun investeringen terug te verdienen.
Aangezien uitgevers van perspublicaties niet als rechthebbenden worden erkend, zijn het verlenen van licenties en het handhaven van rechten op perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij in de digitale omgeving vaak complex en inefficiënt.
- = -