search


keyboard_tab Diritto d'autore 2019/0790 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2019/0790 NL cercato: 'heeft' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


index heeft:


whereas heeft:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 751

 

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.   "onderzoeksorganisatie": een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:

a)

zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of

b)

op grond van een door een lidstaat erkende taak van algemeen belang;

op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;

2.   "tekst- en datamining": een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden;

3.   "instelling voor cultureel erfgoed": een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;

4.   "perspublicatie": een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard maar ook andere werken of andere materialen kan omvatten, en die:

a)

een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;

b)

als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen, en

c)

via een of ander medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener.

Periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden voor de toepassing van deze richtlijn niet beschouwd als perspublicaties;

5.   "dienst van de informatiemaatschappij": een dienst in de zin van artikel 1, lid 1, onder b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

6.   "aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content": een aanbieder van een dienst van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst geüploade auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken en materialen ordent en promoot met een winstoogmerk.

Aanbieders van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronischecommunicatiediensten als gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen "aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content" in de zin van deze richtlijn.

TITEL II

MAATREGELEN OM UITZONDERINGEN EN BEPERKINGEN AAN TE PASSEN AAN DE DIGITALE EN GRENSOVERSCHRIJDENDE OMGEVING

Artikel 8

Gebruik van niet of niet meer in de handel zijnde werken en andere materialen door instellingen voor cultureel erfgoed

1.   De lidstaten bepalen dat een organisatie voor collectief beheer overeenkomstig haar mandaten van rechthebbenden met een instelling voor cultureel erfgoed een niet-exclusieve licentieovereenkomst voor niet-commerciële doeleinden mag sluiten voor de reproductie, de distributie, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van de collectie van de instelling, ongeacht of alle rechthebbenden waarvoor de licentie geldt de organisatie voor collectief beheer gemandateerd hebben, op voorwaarde dat:

a)

de organisatie voor collectief beheer op basis van haar mandaten voldoende representatief is voor de rechthebbenden in het soort werken of andere materialen in kwestie en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, en

b)

gelijke behandeling met betrekking tot de voorwaarden van de licentie wordt gewaarborgd voor alle rechthebbenden.

2.   De lidstaten voorzien in een uitzondering op of beperking van de rechten bedoeld in artikel 5, onder a), b), d) en e), en artikel 7, lid 1, van Richtlijn 96/9/EG, de artikelen 2 en 3 van Richtlijn 2001/29/EG, artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2009/24/EG en artikel 15, lid 1, van deze richtlijn om instellingen voor cultureel erfgoed toe te staan niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, beschikbaar te stellen voor niet-commerciële doeleinden, op voorwaarde dat:

a)

de naam van de auteur of een andere identificeerbare rechthebbende wordt vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt, en

b)

deze werken of andere materialen beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites.

3.   De lidstaten schrijven voor dat de in lid 2 bedoelde uitzondering of beperking alleen van toepassing is op soorten werken of andere materialen waarvoor geen organisatie voor collectief beheer bestaat die voldoet aan de in lid 1, onder a), gestelde voorwaarden.

4.   De lidstaten bepalen dat alle rechthebbenden te allen tijde gemakkelijk en effectief hun werken of andere materialen kunnen uitsluiten van het in lid 1 vastgestelde mechanisme voor licentieverlening of van de toepassing van de in lid 2 bepaalde uitzondering of beperking, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het sluiten van een licentie of na het begin van het gebruik in kwestie.

5.   Een werk of ander materiaal wordt geacht niet of niet meer in de handel te zijn wanneer te goeder trouw kan worden aangenomen dat het gehele werk of ander materiaal niet beschikbaar is voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen, nadat een redelijke inspanning is geleverd om te controleren of het beschikbaar is voor het publiek.

De lidstaten kunnen voorzien in specifieke voorschriften, bijvoorbeeld een einddatum, om te bepalen of werken en andere materialen overeenkomstig lid 1 in licentie kunnen worden gegeven of kunnen worden gebruikt krachtens de uitzondering of beperking als bedoeld in lid 2. Die voorschriften gaan niet verder dan hetgeen noodzakelijk en redelijk is en sluiten niet de mogelijkheid uit om te bepalen dat een reeks werken of andere materialen in haar geheel de status van niet of niet meer in de handel zijnd werk of ander materiaal krijgt wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat alle werken of andere materialen niet of niet meer in de handel zijn.

6.   De lidstaten bepalen dat de in lid 1 bedoelde licenties moeten worden aangevraagd bij een organisatie voor collectief beheer die representatief is voor de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed is gevestigd.

7.   Dit artikel is niet van toepassing op reeksen van niet of niet meer in de handel zijnde werken of andere materialen als er, op basis van de in lid 5 bedoelde redelijke inspanning, bewijs is dat deze reeksen hoofdzakelijk bestaan uit:

a)

werken of andere materialen, die geen cinematografische of audiovisuele werken zijn, en die voor het eerst zijn gepubliceerd of, indien er geen publicatie heeft plaatsgevonden, voor het eerst zijn uitgezonden in een derde land;

b)

cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun zetel of gewone verblijfplaats hebben in een derde land, of

c)

werken of andere materialen van onderdanen van derde landen, wanneer het na een redelijke inspanning niet mogelijk was op grond van de punten a) en b) een lidstaat of een derde land te bepalen.

In afwijking van de eerste alinea, is dit artikel van toepassing indien de organisatie voor collectief beheer voldoende representatief is voor de rechthebbenden van het relevante derde land in de zin van lid 1, onder a).

Artikel 12

Collectieve licentieverlening met een verruimd effect

1.   De lidstaten kunnen met betrekking tot het gebruik op hun grondgebied en met inachtneming van de in dit artikel vastgestelde waarborgen, bepalen dat wanneer een organisatie voor collectief beheer die valt onder de nationale regels tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU, overeenkomstig haar mandaten van rechthebbenden een licentieovereenkomst sluit voor de exploitatie van werken of andere materialen:

a)

deze overeenkomst kan worden uitgebreid tot de rechten van rechthebbenden die deze organisatie voor collectief beheer niet door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd hebben om hen te vertegenwoordigen, of

b)

de organisatie, met betrekking tot deze overeenkomst, een wettelijk mandaat heeft of geacht wordt de rechthebbenden te vertegenwoordigen die de organisatie daartoe niet hebben gemachtigd.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat het in lid 1 bedoelde mechanisme voor licentieverlening alleen wordt toegepast binnen welomschreven toepassingsgebieden waar de verkrijging van toestemmingen van rechthebbenden op individuele basis in de regel zo hinderlijk en onpraktisch is dat de vereiste licentietransactie onwaarschijnlijk is, door de aard van het gebruik of de soorten werken of andere materialen, en zij zorgen ervoor dat dit mechanisme voor licentieverlening de rechtmatige belangen van rechthebbenden waarborgt.

3.   Voor de toepassing van lid 1 voorzien de lidstaten in de volgende waarborgen:

a)

de organisatie voor collectief beheer is, op basis van haar mandaten, voldoende representatief voor de rechthebbenden in het betrokken soort werken of andere materialen, en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, voor de lidstaat in kwestie;

b)

gelijke behandeling, inclusief met betrekking tot de voorwaarden van de licentie, wordt gewaarborgd voor alle rechthebbenden;

c)

rechthebbenden die de organisatie die de licentie verleent, niet gemachtigd hebben, kunnen hun werken of andere materialen te allen tijde gemakkelijk en effectief uitsluiten van het overeenkomstig dit artikel ingestelde mechanisme voor licentieverlening, en

d)

vanaf een redelijke periode voordat de werken of andere materialen in het kader van de licentie worden gebruikt, worden passende publiciteitsmaatregelen genomen om de rechthebbenden te informeren over de mogelijkheid voor de organisatie voor collectief beheer om werken of andere materialen in licentie te geven, over de licentieverlening die overeenkomstig dit artikel plaatsvindt, alsmede over de in punt c) bedoelde mogelijkheden waarover de rechthebbenden beschikken. De publiciteitsmaatregelen zijn doeltreffend zonder dat elke rechthebbende individueel hoeft te worden geïnformeerd.

4.   Dit artikel laat de toepassing onverlet van mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect overeenkomstig andere bepalingen van Unierecht, met inbegrip van bepalingen op grond waarvan uitzonderingen of beperkingen kunnen worden toegestaan.

Dit artikel is niet van toepassing op verplicht collectief beheer van rechten.

Artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU is van toepassing op het mechanisme voor licentieverlening waarin dit artikel voorziet.

5.   Wanneer een lidstaat in zijn nationaal recht voorziet in een mechanisme voor licentieverlening overeenkomstig dit artikel, informeert die lidstaat de Commissie over het toepassingsgebied van de overeenkomstige nationale bepalingen, over de doeleinden en de soorten licenties die op grond van die wet kunnen worden ingevoerd, over de contactgegevens van de organisaties die overeenkomstig dit mechanisme licenties afgeven en over de manier waarop informatie over de licentieverlening en de mogelijkheden voor rechthebbenden als bedoeld in lid 3, onder c), kan worden verkregen. De Commissie maakt die informatie publiek.

6.   Op basis van de op grond van lid 5 van dit artikel ontvangen informatie en de besprekingen binnen het bij artikel 12, lid 3, van Richtlijn 2001/29/EG ingestelde contactcomité dient de Commissie uiterlijk op 10 april 2021 bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in over het gebruik van de in lid 1 van dit artikel bedoelde mechanismen in de Unie, de gevolgen ervan voor de licentieverlening en de rechthebbenden, met inbegrip van rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de licenties verleent of die onderdaan of ingezetene zijn van een andere lidstaat, de doeltreffendheid ervan voor het faciliteren van de verspreiding van culturele content en de gevolgen voor de interne markt, met inbegrip van de grensoverschrijdende verrichting van diensten en mededinging. Dat verslag gaat, indien nodig, vergezeld van een wetgevingsvoorstel, inclusief wat het grensoverschrijdende effect van die nationale mechanismen betreft.

HOOFDSTUK 3

Toegang tot en beschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms

Artikel 16

Recht op billijke vergoeding

De lidstaten kunnen bepalen dat, wanneer een auteur een recht aan een uitgever heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven, deze overdracht of licentie voor de uitgever een afdoende rechtsgrondslag vormt om recht te hebben op een deel van de vergoeding voor het gebruik van het werk in het kader van een uitzondering op of een beperking van het overgedragen of in licentie gegeven recht.

De eerste alinea laat bestaande en toekomstige regelingen in de lidstaten met betrekking tot openbare uitleenrechten onverlet.

HOOFDSTUK 2

Bepaalde vormen van gebruik van beschermde content door onlinediensten

Artikel 17

Gebruik van beschermde content door aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content

1.   De lidstaten voorzien erin dat een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content, voor de toepassing van deze richtlijn een handeling verricht van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek, wanneer hij het publiek toegang verleent tot auteursrechtelijk beschermde werken of andere beschermde materialen die door de gebruikers ervan zijn geüpload.

Een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content moet daarom toestemming krijgen van de in artikel 3, leden 1 en 2, van Richtlijn 2001/29/EG bedoelde rechthebbenden, bijvoorbeeld door het sluiten van een licentieovereenkomst, teneinde werken of andere materialen mee te delen of beschikbaar te stellen voor het publiek.

2.   De lidstaten voorzien erin dat, indien een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content toestemming krijgt, bijvoorbeeld door het sluiten van een licentieovereenkomst, die toestemming ook betrekking heeft op handelingen die worden verricht door gebruikers van de onder artikel 3 van Richtlijn 2001/29/EG vallende diensten wanneer zij niet op commerciële basis handelen of indien hun activiteit geen significante inkomsten genereert.

3.   Wanneer een aanbieder van een onlinedienst voor het delen van content een handeling van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek verricht, onder de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden, is de in artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG vastgestelde beperking van de aansprakelijkheid niet van toepassing op situaties die onder dit artikel vallen.

De eerste alinea van dit lid laat de mogelijke toepassing onverlet van artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2000/31/EG op die dienstverleners voor doeleinden die buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

4.   Als geen toestemming wordt verleend, zijn aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van auteursrechtelijk beschermde werken en andere materialen, tenzij de dienstverleners aantonen dat zij:

a)

alles in het werk hebben gesteld om toestemming te krijgen, en

b)

overeenkomstig strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding, alles in het werk hebben gesteld om ervoor te zorgen dat bepaalde werken en andere materialen waarvoor de rechthebbenden hun de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn, en in ieder geval

c)

na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt zijn opgetreden om de toegang tot de werken en andere materialen in kwestie te deactiveren of deze van hun websites te verwijderen, en alles in het werk hebben gesteld om toekomstige uploads ervan overeenkomstig punt b) te voorkomen.

5.   Bij het bepalen of de dienstverlener zijn verplichtingen uit hoofde van lid 4 is nagekomen en in het licht van het evenredigheidsbeginsel wordt onder meer rekening gehouden met de volgende elementen:

a)

het type, het publiek en de omvang van de diensten en het soort werken of andere materialen die door de gebruikers van de dienst zijn geüpload, en

b)

de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen en de kosten daarvan voor dienstverleners.

6.   De lidstaten voorzien erin, met betrekking tot nieuwe aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content waarvan de diensten gedurende minder dan drie jaar beschikbaar waren voor het publiek in de Unie en die een jaaromzet hebben van minder dan 10 miljoen EUR, berekend overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (20), dat de voorwaarden uit hoofde van de aansprakelijkheidsregeling van lid 4 beperkt zijn tot de naleving van lid 4, onder a), en tot prompt optreden, na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding, om de toegang tot de gemelde werken of andere materialen te deactiveren of die werken of andere materialen van hun websites te verwijderen.

Wanneer het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers van deze dienstverleners meer dan 5 miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorgaande kalenderjaar, moeten zij ook aantonen dat zij alles in het werk hebben gesteld om verdere uploads van de werken en andere materialen in kwestie waarvoor de rechthebbenden de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, te voorkomen.

7.   De samenwerking tussen de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content en de rechthebbenden leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken of andere materialen die geen inbreuk maken op het auteursrecht en naburige rechten, ook niet wanneer deze werken of andere materialen vallen onder een uitzondering of beperking.

De lidstaten zorgen ervoor dat gebruikers in elke lidstaat kunnen gebruikmaken van elk van de volgende bestaande uitzonderingen of beperkingen wanneer zij door gebruikers van onlinediensten voor het delen van content gegenereerde content uploaden en beschikbaar maken:

a)

citaat, kritiek, recensie;

b)

gebruik voor een karikatuur, parodie of pastiche.

8.   De toepassing van dit artikel leidt niet tot een algemene toezichtsverplichting.

De lidstaten bepalen dat aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content rechthebbenden op hun verzoek passende informatie verstrekken over de werking van hun praktijken met betrekking tot de in lid 4 bedoelde samenwerking en, indien licentieovereenkomsten worden gesloten tussen dienstverleners en rechthebbenden, informatie over het gebruik van content die onder de overeenkomsten valt.

9.   De lidstaten voorzien erin dat aanbieders van onlinediensten voor het delen van content een doeltreffend en snel klachten- en beroepsmechanisme invoeren dat beschikbaar is voor de gebruikers van hun diensten in geval van geschillen over het deactiveren van de toegang tot of het verwijderen van door hen geüploade werken of andere materialen.

Wanneer rechthebbenden verzoeken om de toegang tot hun specifieke werken of andere materialen te deactiveren of om die specifieke werken of andere materialen te verwijderen, motiveren zij de redenen voor hun verzoek naar behoren. Klachten die in het kader van het in de eerste alinea bedoelde mechanisme worden ingediend, worden onverwijld behandeld en besluiten om geüploade content ontoegankelijk te maken of te verwijderen, worden onderworpen aan menselijke toetsing. De lidstaten voorzien er ook in dat er voor geschillen mechanismen voor buitengerechtelijke geschillenbeslechting beschikbaar zijn. Deze mechanismen maken het mogelijk dat geschillen onpartijdig worden beslecht en ontnemen de gebruiker niet de door het nationale recht geboden rechtsbescherming, onverminderd de rechten van gebruikers om een beroep te doen op efficiënte rechtsmiddelen. Met name zorgen de lidstaten ervoor dat de gebruikers toegang hebben tot een rechtbank of een andere bevoegde rechterlijke instantie om het gebruik van een uitzondering of beperking op het auteursrecht en naburige rechten te laten gelden.

Deze richtlijn heeft geen gevolgen voor rechtmatig gebruik, zoals op grond van uitzonderingen of beperkingen waarin het Unierecht voorziet, en leidt niet tot de identificatie van individuele gebruikers, noch tot de verwerking van persoonsgegevens, tenzij overeenkomstig Richtlijn 2002/58/EG en Verordening (EU) 2016/679.

Aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content delen hun gebruikers in hun voorwaarden mee dat zij werken en andere materialen kunnen gebruiken op grond van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht en naburige rechten waarin het Unierecht voorziet.

10.   Vanaf 6 juni 2019 organiseert de Commissie in samenwerking met de lidstaten dialogen met belanghebbenden om beste praktijken te bespreken voor de samenwerking tussen aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content en rechthebbenden. De Commissie verstrekt, in overleg met aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content, rechthebbenden, gebruikersorganisaties en andere relevante belanghebbenden, en rekening houdend met de resultaten van de dialogen met belanghebbenden, richtsnoeren voor de toepassing van dit artikel, met name betreffende de in lid 4 bedoelde samenwerking. Bij het bespreken van beste praktijken wordt in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat een evenwicht moet worden gevonden tussen grondrechten en het gebruik van uitzonderingen en beperkingen. Voor deze dialoog met belanghebbenden hebben de gebruikersorganisaties toegang tot adequate informatie van de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content over de werking van hun praktijken met betrekking tot lid 4.

HOOFDSTUK 3

Billijke vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars in exploitatiecontracten

Artikel 19

Transparantieverplichting

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat auteurs en uitvoerende kunstenaars op regelmatige basis, ten minste eenmaal per jaar, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van hun werken en uitvoeringen ontvangen van de partijen aan wie zij hun rechten hebben overgedragen of in licentie gegeven of van hun rechtsopvolgers, met name wat betreft de wijzen van exploitatie, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.

2.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer de in lid 1 bedoelde rechten vervolgens in licentie zijn gegeven, auteurs en uitvoerende kunstenaars of hun vertegenwoordigers op hun verzoek aanvullende informatie ontvangen van de sublicentienemers, indien hun eerste contractuele wederpartij niet alle informatie bezit die nodig is voor de toepassing van lid 1.

Wanneer om die aanvullende informatie wordt verzocht, verstrekt de eerste contractuele wederpartij van auteurs en uitvoerende kunstenaars informatie over de identiteit van die sublicentienemers.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat verzoeken aan sublicentienemers op grond van de eerste alinea, direct of indirect worden gedaan via de contractuele wederpartij van de auteur of uitvoerende kunstenaar.

3.   De in lid 1 bedoelde verplichting is evenredig en doeltreffend voor het waarborgen van een hoog niveau van transparantie in elke sector. De lidstaten kunnen erin voorzien dat in behoorlijk gemotiveerde gevallen waarin de uit de in lid 1 vastgestelde verplichting voortvloeiende administratieve lasten onevenredig zouden worden in het licht van de bij de exploitatie van het werk of de uitvoering voortgebrachte inkomsten, de verplichting wordt beperkt tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mogen worden verwacht.

4.   De lidstaten kunnen bepalen dat de in lid 1 van dit artikel vastgestelde verplichting niet van toepassing is wanneer de bijdrage van de auteur of de uitvoerende kunstenaar niet significant is, gelet op het geheel van het werk of de uitvoering, tenzij de auteur of uitvoerende kunstenaar aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel 20, lid 1, uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.

5.   De lidstaten kunnen erin voorzien dat voor overeenkomsten die onderworpen zijn aan of gebaseerd zijn op collectieve overeenkomsten, de transparantievoorschriften van de toepasselijke collectieve overeenkomst van toepassing zijn, op voorwaarde dat die voorschriften voldoen aan de in de leden 1 tot en met 4 vastgestelde criteria.

6.   Indien artikel 18 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is, geldt de in lid 1 van dit artikel bedoelde verplichting niet voor overeenkomsten die worden gesloten door entiteiten als omschreven in artikel 3, onder a) en b), van die richtlijn of door andere entiteiten waarop de nationale voorschriften tot uitvoering van die richtlijn van toepassing zijn.

Artikel 22

Herroepingsrecht

1.   De lidstaten zorgen ervoor dat wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar zijn rechten op een werk of ander beschermd materiaal op basis van exclusiviteit in licentie heeft gegeven of heeft overgedragen, de auteur of de uitvoerende kunstenaar de licentie of overdracht van rechten geheel of gedeeltelijk kan herroepen, als dat werk of dat andere beschermd materiaal niet wordt geëxploiteerd.

2.   Specifieke bepalingen voor het in lid 1 bedoelde herroepingsmechanisme kunnen worden opgenomen in het nationale recht, waarbij rekening wordt gehouden met:

a)

de specifieke kenmerken van de diverse sectoren en de diverse soorten werken en uitvoeringen, en

b)

indien een werk of ander materiaal een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, het relatieve belang van de individuele bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme door een individuele auteur of uitvoerende kunstenaar.

De lidstaten kunnen werken of andere materialen van de toepassing van het herroepingsmechanisme uitsluiten indien die werken of andere materialen gewoonlijk bijdragen van een groot aantal auteurs of uitvoerende kunstenaars omvatten.

De lidstaten kunnen voorschrijven dat het herroepingsmechanisme alleen kan worden toegepast binnen een specifiek tijdsbestek, indien een dergelijke beperking naar behoren gerechtvaardigd is door de specifieke kenmerken van de sector of van het soort werk of ander materiaal in kwestie.

De lidstaten kunnen erin voorzien dat de auteurs of de uitvoerende kunstenaars ervoor kunnen kiezen de exclusiviteit van de overeenkomst te beëindigen in plaats van de licentie of de overdracht van de rechten te herroepen.

3.   De lidstaten voorzien erin dat de in lid 1 bedoelde herroeping pas mogelijk is na afloop van een redelijke termijn na de sluiting van de licentie of de overdracht van de rechten. De auteur of de uitvoerende kunstenaar stelt de persoon aan wie de rechten in licentie zijn gegeven of overgedragen, in kennis en stelt een passende termijn vast waarbinnen de in licentie gegeven of overgedragen rechten moeten worden geëxploiteerd. Na het verstrijken van deze termijn kan de auteur of de uitvoerende kunstenaar ervoor kiezen de exclusiviteit van de overeenkomst te beëindigen in plaats van de licentie of de overdracht van de rechten te herroepen.

4.   Lid 1 is niet van toepassing indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de auteur of de uitvoerende kunstenaar kunnen worden opgelost.

5.   De lidstaten kunnen erin voorzien dat elke contractuele bepaling die afwijkt van het in lid 1 bedoelde herroepingsmechanisme, alleen afdwingbaar is als zij gebaseerd is op een collectieve overeenkomst.


whereas









keyboard_arrow_down