(3) Door snelle technologische ontwikkelingen blijven zich veranderingen doorzetten in de manier waarop werken en andere materialen gecreëerd, geproduceerd, verspreid en geëxploiteerd worden.
Er dienen zich voortdurend nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe actoren aan.
De desbetreffende wetgeving moet toekomstbestendig zijn om de technologische ontwikkeling niet te belemmeren.
De doelstellingen en de beginselen van het door de Unie vastgestelde kader voor auteursrechten blijven robuust.
Toch blijft er zowel voor rechthebbenden als voor gebruikers rechtsonzekerheid bestaan met betrekking tot bepaalde vormen van gebruik, waaronder grensoverschrijdend gebruik, van werken en andere materialen in de digitale omgeving.
Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 9 december 2015, getiteld "Naar een modern, meer Europees kader voor auteursrechten", moeten op sommige gebieden aanpassingen en aanvullingen worden aangebracht in het bestaande kader voor auteursrechten van de Unie, en tegelijk moet een hoge mate van bescherming van het auteursrecht en naburige rechten worden behouden.
Deze richtlijn voorziet in regels voor de aanpassing van bepaalde uitzonderingen en beperkingen op auteursrechten en naburige rechten aan de digitale en grensoverschrijdende omgeving, alsook in maatregelen om bepaalde licentiepraktijken te bevorderen, met name, maar niet uitsluitend, wat betreft de verspreiding van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en de onlinebeschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms om een ruimere toegang tot content te garanderen.
Deze richtlijn bevat ook regels om het gebruik van content in het publieke domein te faciliteren.
Met het oog op een goede en eerlijke werking van de markt voor auteursrechten moeten er ook voorschriften komen over rechten in publicaties, over het gebruik van werken of andere materialen door aanbieders van onlinediensten die door gebruikers geüploade content opslaan en toegang daartoe verlenen, over transparantie in contracten van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en over de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en moet er een mechanisme komen voor de herroeping van de rechten die auteurs en uitvoerende kunstenaars op basis van exclusiviteit hebben overgedragen.
- = -
(5) Op het gebied van onderzoek, innovatie, opleiding en behoud van cultureel erfgoed maken digitale technologieën nieuwe soorten gebruik mogelijk die niet duidelijk onder de bestaande Unieregels inzake uitzonderingen en beperkingen vallen.
De facultatieve aard van uitzonderingen en beperkingen waarin de Richtlijnen 96/9/EG, 2001/29/EG en 2009/24/EG op die gebieden voorzien, kan bovendien een negatief effect hebben op de werking van de interne markt.
Dit geldt in het bijzonder voor grensoverschrijdend gebruik, dat steeds belangrijker wordt in de digitale omgeving.
Daarom moeten de bestaande uitzonderingen en beperkingen in het recht van de Unie die van belang zijn voor wetenschappelijk onderzoek, innovatie, onderwijs en behoud van het cultureel erfgoed, aan een nieuwe beoordeling worden onderworpen in het licht van deze nieuwe vormen van gebruik.
Er moeten verplichte uitzonderingen of beperkingen worden ingevoerd voor het gebruik van tekst- en dataminingtechnologieën, illustratie bij onderwijs in de digitale omgeving en voor het behoud van cultureel erfgoed.
De in het Unierecht bestaande uitzonderingen en beperkingen moeten blijven gelden, ook voor tekst- en datamining, onderwijs en bewaringsactiviteiten, zolang deze het toepassingsgebied van de in deze richtlijn vastgelegde verplichte uitzonderingen of beperkingen, die door de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd in hun nationale recht, niet beperken.
De Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG moeten derhalve worden aangepast.
- = -
(23) In een aantal lidstaten bestaan, op basis van de tenuitvoerlegging van de in Richtlijn 2001/29/EG bepaalde uitzondering of beperking of op basis van licentieovereenkomsten voor verder gebruik, verschillende regelingen om het educatief gebruik van werken en andere materialen te vergemakkelijken.
Deze regelingen zijn doorgaans ontwikkeld rekening houdend met de behoeften van onderwijsinstellingen en verschillende onderwijsniveaus. Hoewel het van essentieel belang is het toepassingsgebied van de nieuwe verplichte uitzondering of beperking met betrekking tot digitale vormen van gebruik en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten te harmoniseren, kunnen de regelingen voor de tenuitvoerlegging verschillen naargelang van de lidstaat, voor zover zij geen belemmering vormen voor de effectieve toepassing van de uitzondering of beperking of voor grensoverschrijdende gebruik.
De lidstaten moeten bijvoorbeeld de mogelijkheid behouden om te verlangen dat bij het gebruik van werken of andere materialen de morele rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars in acht worden genomen.
Dit moet de lidstaten de mogelijkheid bieden om voort te bouwen op de bestaande regelingen op nationaal niveau.
Met name kunnen de lidstaten besluiten de toepassing van de uitzondering of beperking geheel of gedeeltelijk afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van passende licenties, die voor ten minste dezelfde vormen van gebruik gelden als die welke volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer licenties enkel ten dele de vormen van gebruik bestrijken die volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan, de uitzondering of beperking blijft gelden voor alle andere vormen van gebruik.
- = -
(25) Instellingen voor cultureel erfgoed houden zich bezig met het behoud van hun collecties voor toekomstige generaties. Voor het behoud van een werk of ander materiaal in de collectie van een instelling voor cultureel erfgoed, kan het nodig zijn om een reproductie te maken, waarvoor dan de toestemming van de betrokken rechthebbenden nodig is. Digitale technologieën bieden nieuwe mogelijkheden om het erfgoed te behouden dat in deze collecties vervat ligt, maar brengen ook nieuwe uitdagingen mee.
Om in te spelen op deze nieuwe uitdagingen moet het bestaand rechtskader worden aangepast en moet worden voorzien in een verplichte uitzondering op het reproductierecht, zodat zulke handelingen met het oog op behoud door dergelijke instellingen mogelijk worden.
- = -
(26) Het bestaan van een uiteenlopende aanpak in de lidstaten met betrekking tot reproductiehandelingen voor behoud door instellingen voor cultureel erfgoed, vormt een belemmering voor deze instellingen om binnen de interne markt over de grenzen heen samen te werken, middelen voor behoud te delen en grensoverschrijdende netwerken op te richten voor behoud, hetgeen leidt tot een inefficiënt gebruik van middelen.
Dat kan negatieve gevolgen hebben voor het behoud van het cultureel erfgoed.
- = -
(27) Het is derhalve noodzakelijk dat de lidstaten voorzien in een uitzondering zodat instellingen voor cultureel erfgoed in hun collecties werken en andere materialen die permanent deel uitmaken van hun collecties, met het oog op behoud kunnen reproduceren, bijvoorbeeld om rekening te houden met technologische veroudering of aantasting van de oorspronkelijke dragers of om werken en andere materialen te verzekeren.
Op basis van een dergelijke uitzondering moet het mogelijk zijn kopieën te maken door middel van de geschikte instrumenten, middelen of technologieën voor behoud, in welke vorm of via welk medium dan ook, in het vereiste aantal en op elk moment in de levenscyclus van een werk of ander materiaal en voor zover dit noodzakelijk is met het oog op behoud.
Voor door instellingen voor cultureel erfgoed verrichte reproductiehandelingen met andere doeleinden dan het behoud van werken en andere materialen in hun vaste collecties moet de toestemming van rechthebbenden verplicht blijven, tenzij deze handelingen zijn toegestaan op grond van andere in het Unierecht bepaalde uitzonderingen of beperkingen.
- = -
(28) Instellingen voor cultureel erfgoed beschikken niet altijd over de technische middelen of ervaring om zelf de handelingen uit te voeren die nodig zijn voor het behoud van hun collecties, met name in de digitale omgeving, en zouden hiervoor andere culturele instellingen en andere derde partijen om ondersteuning kunnen vragen.
In het kader van de in deze richtlijn vastgestelde uitzondering met het oog op behoud moeten instellingen voor cultureel erfgoed de mogelijkheid krijgen om ook derde partijen, ook als deze zijn gevestigd in andere lidstaten, in te schakelen om in hun plaats en onder hun verantwoordelijkheid de kopieën te maken.
- = -
(46) Gezien het toenemende belang van de mogelijkheid om flexibele licentieregelingen te kunnen aanbieden in het digitale tijdperk, en het toenemende gebruik van dergelijke regelingen, moeten lidstaten kunnen voorzien in mechanismen voor licentieverlening die organisaties voor collectief beheer toestaan om op vrijwillige basis licentieovereenkomsten te sluiten, ongeacht of alle rechthebbenden de betrokken organisatie toestemming hebben gegeven om dit te doen.
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben zulke mechanismen te behouden en in te voeren overeenkomstig hun nationale gewoonten, praktijken of omstandigheden, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde waarborgen en in overeenstemming met het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie.
Die mechanismen mogen alleen van toepassing zijn op het grondgebied van de lidstaat in kwestie, tenzij anders is bepaald in het Unierecht.
De lidstaten moeten bij het kiezen van het specifieke soort mechanisme dat wordt ingevoerd, over flexibiliteit beschikken om ervoor te zorgen dat licenties voor werken of andere materialen ook gelden voor de rechten van rechthebbenden die de organisatie die de overeenkomst sluit geen toestemming hebben gegeven, op voorwaarde dat een dergelijk mechanisme in overeenstemming is met het Unierecht, waaronder de in Richtlijn 2014/26/EU vastgestelde regels inzake het collectieve beheer van rechten.
In het bijzonder moet met deze mechanismen tevens worden gewaarborgd dat artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is op rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de overeenkomst sluit.
Voor dergelijke mechanismen kan ook worden gedacht aan verruimde collectieve licentieverlening, wettelijke mandaten en vermoedens van vertegenwoordiging.
De bepalingen van deze richtlijn inzake collectieve licentieverlening mogen geen afbreuk doen aan de bestaande mogelijkheid voor lidstaten om verplicht collectief rechtenbeheer toe te passen of andere mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect, zoals het mechanisme dat is opgenomen in artikel 3 van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (12).
- = -