(15) Om eerste uitzendingen van televisie- en radioprogramma's te kunnen doorgeven moeten exploitanten van doorgiftediensten toestemming verkrijgen van de houders van het exclusieve recht van mededeling aan het publiek van werken of ander beschermd materiaal.
Om rechtszekerheid te verlenen aan de exploitanten van doorgiftediensten en om verschillen in nationaal recht met betrekking tot dergelijke doorgiftediensten te ondervangen, moeten voorschriften gelden die vergelijkbaar zijn met die welke gelden voor de doorgifte via de kabel in de zin van Richtlijn 93/83/EEG.
Een van de voorschriften die gelden krachtens die richtlijn is de verplichting dat het recht om een exploitant van een doorgiftedienst toestemming te verlenen dan wel te weigeren wordt uitgeoefend via een organisatie voor collectief beheer.
Op grond van deze regels wordt aan het recht als zodanig om toestemming te verlenen of te weigeren niet geraakt, en wordt uitsluitend de uitoefening van dat recht in bepaalde mate gereguleerd.
De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor de doorgifte van hun werken en ander beschermd materiaal.
Bij het bepalen van redelijke licentievoorwaarden, met inbegrip van de licentievergoeding, voor een doorgifte overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU van het Europees Parlement en de Raad (7), moet onder meer de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, met inbegrip van de aan de doorgiftemiddelen toegewezen waarde, in aanmerking worden genomen.
Dit mag geen afbreuk doen aan de collectieve uitoefening van het recht van uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen op een enkele billijke vergoeding voor de mededeling aan het publiek van commerciële fonogrammen, zoals bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2006/115/EG, of aan Richtlijn 2014/26/EU, en met name de bepalingen van laatstgenoemde richtlijn die betrekking hebben op rechten van rechthebbenden betreffende de keuze van een organisatie voor collectief beheer.
- = -
(17) Rechten die omroeporganisaties zelf bezitten ten aanzien van hun uitzendingen, met inbegrip van rechten op de inhoud van de programma's, mogen niet onderworpen zijn aan het verplicht collectief beheer van rechten dat voor de doorgifte geldt.
Exploitanten van doorgiftediensten en omroeporganisaties onderhouden over het algemeen doorlopend commerciële betrekkingen en bijgevolg is de identiteit van omroeporganisaties bekend bij exploitanten van doorgiftediensten.
Daardoor is het voor die exploitanten relatief eenvoudig de rechten te vereffenen met omroeporganisaties. Als gevolg daarvan ondervinden exploitanten van doorgiftediensten, voor het verkrijgen van de nodige licenties van omroeporganisaties niet dezelfde moeilijkheden als wanneer zij licenties proberen te verkrijgen van houders van rechten op werken of andere beschermde materialen die zijn opgenomen in televisie- en radioprogramma's die zij doorgeven.
Daarom is er geen behoefte aan vereenvoudiging van de licentieprocedure ten aanzien van rechten die omroeporganisaties bezitten.
Het is echter nodig ervoor te zorgen dat omroeporganisaties en exploitanten van doorgiftediensten die onderhandelingen aangaan, de onderhandelingen over licentieverlening van rechten van doorgifte in het kader van deze richtlijn te goeder trouw voeren.
Richtlijn 2014/26/EU voorziet in soortgelijke regels voor organisaties voor collectief beheer.
- = -
(18) De in deze richtlijn vastgestelde regels inzake de door de omroeporganisaties uitgeoefende doorgifterechten met betrekking tot hun eigen uitzendingen, mogen geen beperking vormen voor de keuze van rechthebbenden om hun rechten ofwel aan een omroeporganisatie ofwel aan een organisatie voor collectief beheer over te dragen en hun aldus toe te staan een rechtstreeks aandeel in de door de exploitant van een doorgiftedienst betaalde vergoeding te verkrijgen.
- = -