search


keyboard_tab Digital Market Act 2022/1925 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/1925 NL cercato: 'nemen' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index nemen:


whereas nemen:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 1286

 

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Het doel van deze verordening is bij te dragen aan een goed functionerende interne markt door geharmoniseerde regels vast te stellen die in de gehele Unie ten aanzien van alle ondernemingen zorgen voor betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector waarop poortwachters aanwezig zijn, een en ander ten behoeve van zowel zakelijke gebruikers als eindgebruikers.

2.   Deze verordening is van toepassing op kernplatformdiensten die poortwachters verlenen of aanbieden aan zakelijke gebruikers die in de Unie zijn gevestigd of aan eindgebruikers die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden, ongeacht de plaats van vestiging of de verblijfplaats van de poortwachters en ongeacht het recht dat anderszins op de dienstverlening van toepassing is.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op markten die verband houden met:

a)

elektronischecommunicatienetwerken als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2018/1972;

b)

elektronischecommunicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2018/1972, met uitzondering van die welke verband houden met nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten.

4.   Deze verordening doet met betrekking tot interpersoonlijke communicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2018/1972, geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die krachtens artikel 61 van die richtlijn zijn toegekend aan de nationale regelgevende autoriteiten en andere nationale bevoegde autoriteiten.

5.   Om versnippering van de interne markt te voorkomen, leggen de lidstaten de poortwachters geen verdere verplichtingen op via wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen om betwistbare en eerlijke markten te waarborgen. Niets in deze verordening belet de lidstaten om ondernemingen, met inbegrip van ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden, verplichtingen op te leggen voor aangelegenheden die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, mits die verplichtingen verenigbaar zijn met het Unierecht en niet voortvloeien uit het feit dat de betrokken ondernemingen de status hebben van poortwachter in de zin van deze verordening.

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU. Evenmin doet zij afbreuk aan de toepassing van:

a)

nationale mededingingsregels die mededingingsverstorende overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en misbruik van machtsposities verbieden;

b)

nationale mededingingsregels die andere vormen van eenzijdige gedragingen verbieden, voor zover die worden toegepast op andere ondernemingen dan poortwachters, of neerkomen op het opleggen van verdere verplichtingen aan poortwachters, en

c)

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (23) en nationale regels inzake concentratiecontrole.

7.   De nationale autoriteiten nemen geen besluiten die in strijd zijn met een door de Commissie uit hoofde van deze verordening vastgesteld besluit. De Commissie en de lidstaten voeren hun handhavingsmaatregelen uit in nauwe samenwerking en onderlinge coördinatie, op basis van de in de artikelen 37 en 38 neergelegde beginselen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“poortwachter”: een op grond van artikel 3 aangewezen onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt;

2)

“kernplatformdienst”: een van de volgende diensten:

a)

onlinetussenhandelsdienst;

b)

onlinezoekmachine;

c)

onlinesocialenetwerkdienst;

d)

videoplatformdienst;

e)

nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst;

f)

besturingssysteem;

g)

webbrowser;

h)

virtuele assistent;

i)

cloudcomputingdienst;

j)

onlineadvertentiedienst, waaronder advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten, aangeboden door een onderneming die een van de in de punten a) tot en met i) genoemde kernplatformdiensten aanbiedt;

3)

“dienst van de informatiemaatschappij”: elke dienst als gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

4)

“digitale sector”: de sector van producten en diensten die worden geleverd door middel van, of via, diensten van de informatiemaatschappij;

5)

“onlinetussenhandelsdienst”: onlinetussenhandelsdienst als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2019/1150;

6)

“onlinezoekmachine”: een onlinezoekmachine als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2019/1150;

7)

“onlinesocialenetwerkdienst”: een platform dat eindgebruikers in staat stelt via meerdere apparaten met elkaar in verbinding te treden en te communiceren, inhoud te delen en andere gebruikers en inhoud te ontdekken, met name via chats, posts, video’s en aanbevelingen;

8)

“videoplatformdienst”: een videoplatformdienst als gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt a bis), van Richtlijn 2010/13/EU;

9)

“nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst”: een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst als gedefinieerd in artikel 2, punt 7), van Richtlijn (EU) 2018/1972;

10)

“besturingssysteem”: systeemsoftware die de basisfuncties van de hardware of software regelt en softwareapplicaties daarop mogelijk maakt;

11)

“webbrowser”: een softwareapplicatie die eindgebruikers in staat stelt toegang te krijgen tot en te communiceren met webinhoud die wordt gehost op servers die verbonden zijn met netwerken zoals het internet, met inbegrip van standalone-webbrowsers en webbrowsers die zijn geïntegreerd of ingebed in software of iets soortgelijks;

12)

“virtuele assistent”: een software die verzoeken, taken of vragen kan verwerken, met inbegrip van die welke gebaseerd zijn op auditieve, visuele of geschreven input, gebaren of bewegingen, en die, op basis van die verzoeken, taken of vragen, toegang biedt tot andere diensten of verbonden fysieke apparaten bestuurt;

13)

“cloudcomputingdienst”: een cloudcomputerdienst als gedefinieerd in artikel 4, punt 19), van Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (24);

14)

“appstore”: een type onlinetussenhandelsdienst dat gericht is op softwareapplicaties als te verstrekken product of dienst;

15)

“softwareapplicatie”: een digitaal product dat of een digitale dienst die op een besturingssysteem draait;

16)

“betalingsdienst”: een betalingsdienst als gedefinieerd in artikel 4, punt 3), van Richtlijn (EU) 2015/2366;

17)

“technische dienst ter ondersteuning van een betalingsdienst”: een dienst in de zin van artikel 3, punt j), van Richtlijn (EU) 2015/2366;

18)

“betalingssysteem voor in-app-aankopen”: een softwareapplicatie, dienst of gebruikersinterface die de aankoop van digitale inhoud of digitale diensten binnen een softwareapplicatie, met inbegrip van inhoud, abonnementen, functies of functionaliteit, en de betalingen van die aankopen faciliteert;

19)

“identificatiedienst”: een type dienst die samen met of ter ondersteuning van kernplatformdiensten wordt aangeboden en om het even welke soort verificatie van de identiteit van eindgebruikers of zakelijke gebruikers mogelijk maakt, ongeacht de gebruikte technologie;

20)

“eindgebruiker”: elke natuurlijke of rechtspersoon die gebruikmaakt van kernplatformdiensten anders dan als zakelijke gebruiker;

21)

“zakelijke gebruiker”: een natuurlijke of rechtspersoon die in commerciële of professionele hoedanigheid gebruikmaakt van kernplatformdiensten ten behoeve van of in het kader van het aanbieden van goederen of diensten aan eindgebruikers;

22)

“rangschikking”: de relatieve zichtbaarheid die wordt gegeven aan goederen of diensten die worden aangeboden via onlinetussenhandelsdiensten, onlinesocialenetwerkdiensten, videoplatformdiensten of virtuele assistenten, of de relevantie die onlinezoekmachines toekennen aan zoekresultaten, zoals gepresenteerd, georganiseerd of meegedeeld door de ondernemingen die onlinetussenhandelsdiensten, onlinesocialenetwerkdiensten, videoplatformdiensten, virtuele assistenten of onlinezoekmachines aanbieden, ongeacht de voor de presentatie, organisatie of mededeling gebruikte technologische middelen en ongeacht of slechts één resultaat wordt gepresenteerd of meegedeeld;

23)

“zoekresultaten”: elke informatie in welke vorm dan ook, met inbegrip van tekstuele, grafische, gesproken of andere output, die wordt teruggezonden als antwoord op, en gerelateerd aan, een zoekopdracht, ongeacht of de teruggezonden informatie een betaald of onbetaald resultaat is, een rechtstreeks antwoord of een product, dienst of informatie aangeboden in samenhang met, weergegeven naast, of geheel of gedeeltelijk ingebed in de organische resultaten;

24)

“gegevens”: elke digitale weergave van handelingen, feiten of informatie en elke compilatie van dergelijke handelingen, feiten of informatie, ook in de vorm van geluidsopnamen, visuele of audiovisuele opnamen;

25)

“persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679;

26)

“niet-persoonsgebonden gegevens”: andere gegevens dan persoonsgegevens;

27)

“onderneming”: een entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, met inbegrip van alle verbonden bedrijven of verbonden ondernemingen die een groep vormen door de directe of indirecte zeggenschap over een bedrijf of onderneming door een ander(e);

28)

“zeggenschap”: de mogelijkheid om een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004;

29)

“interoperabiliteit”: het vermogen om informatie uit te wisselen en de uitgewisselde informatie wederzijds te gebruiken via interfaces en andere oplossingen, zodat alle elementen van hardware of software functioneren met andere hardware of software en met gebruikers, en dat op alle manieren waarop zij bedoeld zijn om te functioneren;

30)

“omzet”: het door een onderneming verkregen bedrag in de zin van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004;

31)

“profilering”: profilering als gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679;

32)

“toestemming”: toestemming als gedefinieerd in artikel 4, punt 11), van Verordening (EU) 2016/679;

33)

“nationale rechterlijke instantie”: een rechterlijke instantie van een lidstaat in de zin van artikel 267 VWEU.

HOOFDSTUK II

POORTWACHTERS

Artikel 3

Aanwijzing van poortwachters

1.   Een onderneming wordt aangewezen als poortwachter indien die:

a)

een aanzienlijke impact heeft op de interne markt;

b)

een kernplatformdienst aanbiedt die voor zakelijke gebruikers een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers vormt, en

c)

met betrekking tot haar activiteiten een stevig verankerde en duurzame positie inneemt of naar verwachting in de nabije toekomst een dergelijke positie zal innemen.

2.   Een onderneming wordt vermoed te voldoen aan de respectieve vereisten van lid 1:

a)

wat betreft lid 1, punt a), indien zij in de laatste drie boekjaren in de Unie een jaaromzet van ten minste 7,5 miljard EUR heeft behaald, of indien haar gemiddelde marktkapitalisatie of haar equivalente marktprijswaarde in het laatste boekjaar ten minste 75 miljard EUR bedroeg, en indien zij in ten minste drie lidstaten dezelfde kernplatformdienst aanbiedt;

b)

wat betreft lid 1, punt b), indien zij een kernplatformdienst aanbiedt met in het laatste boekjaar ten minste 45 miljoen maandelijks actieve eindgebruikers die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden en ten minste 10 000 jaarlijks actieve, in de Unie gevestigde zakelijke gebruikers, waarbij alle gebruikers worden geïdentificeerd en hun aantal wordt berekend aan de hand van de methode en de indicatoren in de bijlage bij deze verordening;

c)

wat betreft lid 1, punt c), indien in elk van de laatste drie boekjaren aan de in punt b) van dit lid genoemde drempels is voldaan.

3.   Wanneer een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, voldoet aan alle drempels van lid 2, stelt zij de Commissie daarvan onverwijld en in ieder geval binnen twee maanden nadat die drempels zijn bereikt in kennis, en verstrekt zij de Commissie de in lid 2 bedoelde relevante informatie. Die kennisgeving bevat de in lid 2 bedoelde relevante informatie voor elk van de kernplatformdiensten van de onderneming die aan de drempels van lid 2, punt b), voldoet. Telkens wanneer een andere kernplatformdienst die door de eerder als poortwachter aangewezen onderneming wordt aangeboden, voldoet aan de drempels van lid 2, punten b) en c), stelt die onderneming de Commissie daarvan binnen twee maanden nadat die drempels zijn bereikt in kennis.

Indien de onderneming die de kernplatformdienst aanbiedt, verzuimt de Commissie in kennis te stellen op grond van de eerste alinea van dit lid, en binnen de door de Commissie gestelde termijn in het verzoek om inlichtingen op grond van artikel 21 verzuimt alle relevante informatie te verstrekken die de Commissie nodig heeft om de betrokken onderneming als poortwachter aan te wijzen op grond van lid 4 van dit artikel, kan de Commissie op basis van de informatie waarover zij beschikt die onderneming als poortwachter aanwijzen.

Geeft de onderneming die de kernplatformdienst aanbiedt wel gehoor aan het verzoek om inlichtingen op grond van de tweede alinea van dit lid of wordt de informatie verstrekt na het verstrijken van de in die alinea bedoelde termijn, dan past de Commissie de procedure van lid 4 toe.

4.   De Commissie wijst onverwijld en uiterlijk 45 werkdagen na ontvangst van de in lid 3 bedoelde volledige informatie een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en die aan alle drempels van lid 2 voldoet, aan als poortwachter.

5.   De onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, kan in haar kennisgeving voldoende onderbouwde argumenten aanvoeren om aan te tonen dat zij door de omstandigheden waarin de betrokken kernplatformdienst actief is bij wijze van uitzondering niet voldoet aan de vereisten van lid 1, ondanks het feit dat zij aan alle drempels van lid 2 voldoet.

Is de Commissie van oordeel dat de argumenten die de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt op grond van de eerste alinea heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd zijn omdat zij de vermoedens van lid 2 van dit artikel niet kennelijk in twijfel trekken, dan kan zij die argumenten binnen de in lid 4 bedoelde termijn afwijzen zonder de procedure van artikel 17, lid 3, toe te passen.

Voert de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt wel voldoende onderbouwde argumenten aan die de vermoedens van lid 2 van dit artikel kennelijk in twijfel trekken, dan kan de Commissie niettegenstaande de eerste alinea van dit lid de procedure van artikel 17, lid 3, binnen de in lid 4 van dit artikel bedoelde termijn inleiden.

Concludeert de Commissie dat de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt niet heeft aangetoond dat de betrokken kernplatformdiensten die zij aanbiedt niet voldoen aan de vereisten van lid 1 van dit artikel, dan wijst zij die onderneming aan als poortwachter overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 3.

6.   De Commissie is overeenkomstig artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door de methode te specificeren aan de hand waarvan wordt bepaald of aan de in lid 2 van dit artikel vastgelegde kwantitatieve drempels is voldaan, en om die methode waar nodig regelmatig aan te passen aan marktontwikkelingen en technologische ontwikkelingen.

7.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de methode en de lijst van indicatoren in de bijlage te actualiseren.

8.   De Commissie wijst, handelend volgens de procedure van artikel 17, elke onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en die aan elk van de vereisten van lid 1 van dit artikel, maar niet aan elk van de drempels van lid 2 van dit artikel voldoet, aan als poortwachter.

Daartoe houdt de Commissie rekening met een aantal of het geheel van de volgende elementen, voor zover die relevant zijn voor de betrokken onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt:

a)

de omvang, waaronder omzet en marktkapitalisatie, de activiteiten en de positie van die onderneming;

b)

het aantal zakelijke gebruikers dat gebruikmaakt van de kernplatformdienst om eindgebruikers te bereiken, alsmede het aantal eindgebruikers;

c)

netwerkeffecten en gegevensgestuurde voordelen, met name met betrekking tot de toegang van die onderneming tot, en het verzamelen door de onderneming van, persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens of de analysecapaciteiten van de onderneming;

d)

alle schaal- en breedtevoordelen waarvan de onderneming profiteert, ook wat betreft gegevens en, indien relevant, haar activiteiten buiten de Unie;

e)

de lock-in van zakelijke gebruikers of eindgebruikers, onder meer via overstapkosten en gedragsbias, waardoor hun vermogen om over te stappen of te multihomen, wordt verminderd;

f)

een bedrijfsstructuur in de vorm van een conglomeraat of verticale integratie van die onderneming, waardoor zij bijvoorbeeld aan kruissubsidiëring kan doen, gegevens van verschillende bronnen kan combineren, of haar positie kan uitspelen, of

g)

andere structurele bedrijfs- of dienstkenmerken.

Bij haar beoordeling uit hoofde van dit lid houdt de Commissie rekening met de te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de elementen van de tweede alinea, waaronder geplande concentraties waarbij een andere onderneming die kernplatformdiensten of andere diensten in de digitale sector aanbiedt of die het mogelijk maakt gegevens te verzamelen, betrokken is.

Indien een onderneming die een kernplatformdienst aanbiedt die niet aan de kwantitatieve drempels van lid 2 voldoet, in significante mate verzuimt de door de Commissie gelaste onderzoeksmaatregelen na te leven, ook nadat zij is verzocht om binnen een redelijke termijn aan de vereisten te voldoen en opmerkingen in te dienen, dan kan de Commissie op basis van de gegevens waarover zij beschikt die onderneming als poortwachter aanwijzen.

9.   Voor elke op grond van lid 4 of lid 8 als poortwachter aangewezen onderneming neemt de Commissie in het aanwijzingsbesluit een lijst op met de betrokken kernplatformdiensten die binnen die onderneming worden aangeboden en die afzonderlijk voor zakelijke gebruikers een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers vormen, als bedoeld in lid 1, punt b).

10.   De poortwachter voldoet binnen zes maanden nadat een kernplatformdienst op grond van lid 9 van dit artikel in het aanwijzingsbesluit is opgenomen, aan de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7.

Artikel 5

Verplichtingen voor poortwachters

1.   De poortwachter leeft alle in dit artikel opgenomen verplichtingen na met betrekking tot elke van zijn op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit vermelde kernplatformdiensten.

2.   De poortwachter:

a)

verwerkt geen persoonsgegevens van eindgebruikers die gebruikmaken van diensten van derden die gebruikmaken van kernplatformdiensten van de poortwachter, teneinde onlineadvertentiediensten aan te bieden;

b)

combineert geen persoonsgegevens die afkomstig zijn van de betrokken kernplatformdienst met persoonsgegevens die afkomstig zijn van nog andere kernplatformdiensten of van andere diensten die de poortwachter aanbiedt, of met persoonsgegevens van diensten van derden;

c)

gebruikt geen persoonsgegevens die afkomstig zijn van de betrokken kernplatformdienst in andere diensten die de poortwachter afzonderlijk aanbiedt, ook niet in andere kernplatformdiensten, en vice versa, en

d)

meldt geen eindgebruikers aan op andere van zijn diensten met het doel persoonsgegevens te combineren,

tenzij de eindgebruiker de specifieke keuze heeft gekregen en toestemming heeft verleend in de zin van artikel 4, punt 11), en artikel 7 van Verordening (EU) 2016/679.

Indien de eindgebruiker de toestemming voor de doeleinden van de eerste alinea weigert te verlenen of intrekt, vraagt de poortwachter binnen de periode van één jaar niet meer dan eenmaal opnieuw om toestemming voor hetzelfde doel.

Dit lid doet geen afbreuk aan de mogelijkheid van de poortwachter om zo nodig een beroep te doen op artikel 6, lid 1, punten c), d) en e), van Verordening (EU) 2016/679.

3.   De poortwachter verhindert niet dat zakelijke gebruikers dezelfde producten of diensten aan eindgebruikers aanbieden via onlinetussenhandelsdiensten van derden of via hun eigen rechtstreekse onlineverkoopkanaal tegen prijzen of onder voorwaarden die verschillen van die welke via de onlinetussenhandelsdiensten van de poortwachter worden aangeboden.

4.   De poortwachter laat zakelijke gebruikers kosteloos toe om aanbiedingen, ook onder andere voorwaarden, kenbaar te maken en aan te bieden aan eindgebruikers die via zijn kernplatformdienst of via andere kanalen zijn verworven, en om met die eindgebruikers contracten te sluiten, ongeacht of zij daarvoor al dan niet gebruikmaken van de kernplatformdiensten van de poortwachter.

5.   De poortwachter laat eindgebruikers toe om via zijn kernplatformdiensten toegang te krijgen tot en gebruik te maken van inhoud, abonnementen, functies of andere artikelen door middel van de softwareapplicatie van een zakelijke gebruiker, ook indien die eindgebruikers die artikelen van de desbetreffende zakelijke gebruiker hebben gekocht zonder gebruik te maken van de kernplatformdiensten van de poortwachter.

6.   De poortwachter belet zakelijke gebruikers en eindgebruikers direct noch indirect, of beperkt hen direct noch indirect in hun mogelijkheden om niet-naleving van het desbetreffende Unierecht of nationale recht door de poortwachter met betrekking tot zijn praktijken, te melden bij een bevoegde overheidsinstantie, nationale rechterlijke instanties inbegrepen. Dat doet geen afbreuk aan het recht van zakelijke gebruikers en poortwachters om de voorwaarden voor het gebruik van legale klachtenafhandelingsmechanismen in hun overeenkomsten op te nemen.

7.   De poortwachter verlangt van eindgebruikers niet dat zij gebruikmaken van een identificatiedienst, een browser-engine of een betalingsdienst, of van technische diensten die het aanbieden van betalingsdiensten ondersteunen, zoals betalingssystemen voor in-app-aankopen, van die poortwachter, noch van zakelijke gebruikers dat zij die gebruiken, aanbieden of ermee interageren in het kader van diensten die zij aanbieden via kernplatformdiensten van die poortwachter.

8.   De poortwachter verlangt van zakelijke gebruikers of eindgebruikers niet dat zij zich abonneren op of zich registreren bij nog andere kernplatformdiensten die op grond van artikel 3, lid 9, zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit of die voldoen aan de drempels van artikel 3, lid 2), punt b), als voorwaarde voor het gebruik van, toegang tot, inschrijving voor of registratie bij kernplatformdiensten van die poortwachter die op grond van dat artikel zijn opgenomen.

9.   De poortwachter verstrekt alle adverteerders aan wie hij onlineadvertentiediensten verleent en de door adverteerders gemachtigde derden, op verzoek van de adverteerder, voor elke advertentie die de adverteerder heeft geplaatst, dagelijks en kosteloos informatie over:

a)

de door die adverteerder betaalde prijs en kosten, met inbegrip van eventuele kortingen en toeslagen, voor elke van de betrokken onlineadvertentiediensten die de poortwachter heeft verleend;

b)

de door de uitgever ontvangen vergoeding, met inbegrip van eventuele kortingen en toeslagen, na toestemming van de uitgever, en

c)

de maatstaven op basis waarvan alle prijzen, kosten en vergoedingen worden berekend.

Indien een uitgever geen toestemming geeft om informatie te delen over de ontvangen vergoeding als bedoeld in punt b), verstrekt de poortwachter elke adverteerder voor de betrokken advertenties kosteloos informatie over de dagelijkse gemiddelde vergoeding welke die uitgever heeft ontvangen, met inbegrip van kortingen en toeslagen.

10.   De poortwachter verstrekt alle uitgevers aan wie hij onlineadvertentiediensten verleent en de door uitgevers gemachtigde derden, op verzoek van de uitgever, voor elke advertentie die in de portefeuille van de uitgever wordt weergegeven, dagelijks en kosteloos informatie over:

a)

de door die uitgever ontvangen vergoeding en betaalde kosten, met inbegrip van eventuele kortingen en toeslagen, voor elke van de betrokken onlineadvertentiediensten die de poortwachter heeft verleend;

b)

de door de adverteerder betaalde prijs, met inbegrip van eventuele kortingen en toeslagen, na toestemming van de adverteerder, en

c)

de maatstaven op basis waarvan alle prijzen en vergoedingen worden berekend.

Indien een adverteerder geen toestemming geeft om informatie te delen, verstrekt de poortwachter elke uitgever voor de betrokken advertenties kosteloos informatie over de dagelijkse gemiddelde prijs die die adverteerder heeft betaald, met inbegrip van kortingen en toeslagen.

Artikel 7

Verplichting voor poortwachters inzake interoperabiliteit van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten

1.   Een poortwachter die nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten aanbiedt welke op grond van artikel 3, lid 9, zijn opgenomen in het aanwijzingsbesluit, zorgt ervoor dat de basisfuncties van zijn nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten interoperabel zijn met de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten van een andere aanbieder die dergelijke diensten in de Unie verleent of voornemens is dat te doen. Daartoe maakt de poortwachter de nodige technische interfaces of soortgelijke oplossingen met het oog op interoperabiliteit op verzoek en kosteloos beschikbaar.

2.   De poortwachter maakt ten minste de volgende in lid 1 bedoelde basisfuncties interoperabel wanneer hij die functies zelf aan zijn eindgebruikers aanbiedt:

a)

na de opname in het aanwijzingsbesluit op grond van artikel 3, lid 9:

i)

eind-tot-eindtekstberichten tussen twee afzonderlijke eindgebruikers;

ii)

uitwisseling van afbeeldingen, spraakberichten, video’s en andere bijgevoegde bestanden bij eind-tot-eindcommunicatie tussen twee afzonderlijke eindgebruikers;

b)

binnen twee jaar na de aanwijzing:

i)

eind-tot-eindtekstberichten tussen groepen afzonderlijke eindgebruikers;

ii)

uitwisseling van afbeeldingen, spraakberichten, video’s en andere bijgevoegde bestanden bij eind-tot-eindcommunicatie tussen een groepschat en een afzonderlijke eindgebruiker;

c)

binnen vier jaar na de aanwijzing:

i)

eind-tot-eindspraakgesprekken tussen twee afzonderlijke eindgebruikers;

ii)

eind-tot-eindvideogesprekken tussen twee afzonderlijke eindgebruikers;

iii)

eind-tot-eindspraakgesprekken tussen een groepschat en een afzonderlijke eindgebruiker;

iv)

eind-tot-eindvideogesprekken tussen een groepschat en een afzonderlijke eindgebruiker.

3.   Het veiligheidsniveau, met in voorkomend geval eind-tot-eindversleuteling, dat de poortwachter zijn eindgebruikers biedt, is hetzelfde voor alle interoperabele diensten.

4.   De poortwachter publiceert een referentieofferte met daarin de technische details en algemene voorwaarden voor interoperabiliteit met zijn nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten, waaronder de nodige informatie over het veiligheidsniveau en de eind-tot-eindversleuteling. De poortwachter publiceert die referentieofferte binnen de in artikel 3, lid 10, vastgestelde termijn en actualiseert die wanneer nodig.

5.   Na publicatie van de referentieofferte op grond van lid 4, kan elke aanbieder van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten die die diensten in de Unie verleent of voornemens is dat te doen om interoperabiliteit verzoeken met de door de poortwachter aangeboden nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten. Dat verzoek kan alle of een deel van de in lid 2 bedoelde basisfuncties betreffen. De poortwachter geeft binnen drie maanden na ontvangst van een redelijk verzoek tot interoperabiliteit daaraan gehoor door de verzochte basisfuncties operationeel te maken.

6.   Op gemotiveerd verzoek van de poortwachter kan de Commissie bij wijze van uitzondering de nalevingstermijnen uit hoofde van lid 2 of lid 5 verlengen, mits de poortwachter aantoont dat dat noodzakelijk is om effectieve interoperabiliteit te waarborgen en om het noodzakelijke veiligheidsniveau, in voorkomend geval met eind-tot-eindversleuteling, te handhaven.

7.   Het blijft de eindgebruikers van de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten van de poortwachter en van de verzoekende aanbieder van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten vrijstaan te beslissen of zij al dan niet gebruikmaken van de interoperabele basisfuncties die de poortwachter op grond van lid 1 kan aanbieden.

8.   De poortwachter verzamelt van eindgebruikers alleen de persoonsgegevens die strikt noodzakelijk zijn voor effectieve interoperabiliteit en wisselt alleen die gegevens uit met de aanbieder van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten die om interoperabiliteit verzoekt. Bij het verzamelen en uitwisselen van de persoonsgegevens van eindgebruikers moeten Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn 2002/58/EG volledig in acht worden genomen.

9.   Het wordt de poortwachter niet belet maatregelen — voor zover die strikt noodzakelijk en evenredig zijn — te treffen om ervoor te zorgen dat derde aanbieders van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten die om interoperabiliteit verzoeken de integriteit, veiligheid en privacy van zijn diensten niet in het gedrang brengen, maar hij is wel gehouden dat naar behoren te motiveren.

Artikel 8

Naleving van verplichtingen voor poortwachters

1.   De poortwachter ziet toe op en levert bewijs van de naleving van de bij de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening vastgestelde verplichtingen. De maatregelen die de poortwachter treft om aan die artikelen te voldoen, zijn doeltreffend om de doelstelling van deze verordening en van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De poortwachter ziet erop toe dat die maatregelen worden uitgevoerd in overeenstemming met het toepasselijke recht, met name Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2002/58/EG en de wetgeving inzake cyberbeveiliging, consumentenbescherming en productveiligheid, alsook met de toegankelijkheidsvoorschriften.

2.   De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een poortwachter op grond van lid 3 van dit artikel, op grond van artikel 20 een procedure inleiden.

De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij de maatregelen bepaalt die de betrokken poortwachter moet uitvoeren om daadwerkelijk te voldoen aan de verplichtingen van de artikelen 6 en 7. Binnen zes maanden na inleiding van de procedure op grond van artikel 20 wordt die uitvoeringshandeling volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wanneer de Commissie op eigen initiatief op grond van artikel 13 een procedure inzake ontduiking inleidt, kunnen die maatregelen de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde verplichtingen betreffen.

3.   Een poortwachter kan de Commissie verzoeken een proces op gang te brengen om te bepalen of de maatregelen die hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd teneinde te voldoen aan de artikelen 6 en 7, doeltreffend zijn om in zijn specifieke omstandigheden het doel van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De Commissie beslist zelf of zij een dergelijk proces al dan niet op gang brengt, en neemt daarbij de beginselen van gelijke behandeling, evenredigheid en goed bestuur in acht.

Het verzoek van de poortwachter bevat een gemotiveerde kennisgeving om toe te lichten welke maatregelen hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd. Bovendien dient de poortwachter een niet-vertrouwelijke versie van zijn gemotiveerde kennisgeving in die op grond van lid 6 met derden kan worden gedeeld.

4.   De leden 2 en 3 van dit artikel laten de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 29, 30 en 31 onverlet.

5.   Met het oog op de vaststelling van het besluit uit hoofde van lid 2 deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen binnen drie maanden na de inleiding van de procedure uit hoofde van artikel 20 mee aan de poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen de betrokken poortwachter volgens haar moet nemen om de bezwaren in de voorlopige bevindingen doeltreffend aan te pakken.

6.   Om belanghebbende derden daadwerkelijk in staat te stellen opmerkingen in te dienen, publiceert de Commissie wanneer zij haar voorlopige bevindingen op grond van lid 5 aan de poortwachter meedeelt of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de maatregelen die zij overweegt te nemen of die de poortwachter volgens haar moet nemen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

7.   Bij het specificeren van de maatregelen uit hoofde van lid 2 zorgt de Commissie ervoor dat de maatregelen doeltreffend zijn om de doelstellingen van deze verordening en de desbetreffende verplichting te verwezenlijken, en evenredig zijn in de specifieke omstandigheden van de poortwachter en de betrokken dienst.

8.   Voor het specificeren van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, leden 11 en 12, beoordeelt de Commissie tevens of de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen waarborgen dat er geen resterend onevenwicht is tussen de rechten en de plichten van zakelijke gebruikers en of de maatregelen zelf de poortwachter geen voordeel verschaffen dat niet in verhouding staat tot de dienst die hij aan zakelijke gebruikers verleent.

9.   De Commissie kan op verzoek of op eigen initiatief beslissen de procedure op grond van lid 2 te heropenen wanneer:

a)

er een materiële wijziging optreedt in de feiten waarop het besluit berust, of

b)

het besluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie, of

c)

de in het besluit genoemde maatregelen niet doeltreffend zijn.

Artikel 13

Bestrijding van ontduiking

1.   Een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, mag die diensten niet segmenteren, verdelen, onderverdelen, fragmenteren of splitsen met contractuele, commerciële, technische of andere middelen teneinde de in artikel 3, lid 2, vastgelegde kwantitatieve drempels te ontduiken. Dergelijke praktijken van een onderneming staan er niet aan in de weg dat de Commissie die onderneming op grond van artikel 3, lid 4, als poortwachter aanwijst.

2.   Wanneer de Commissie vermoedt dat een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt praktijken als bedoeld in lid 1 toepast, kan zij verlangen dat die onderneming alle informatie verstrekt die de Commissie nodig acht om vast te stellen of de betrokken onderneming dergelijke praktijken toepast.

3.   De poortwachter ziet erop toe dat de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 volledig en daadwerkelijk worden nagekomen.

4.   De poortwachter vertoont geen gedrag dat de daadwerkelijke naleving van de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 ondermijnt, ongeacht of dat gedrag van contractuele, commerciële, technische of andere aard is, dan wel het gebruik van gedragstechnieken of interfaceontwerp inhoudt.

5.   Wanneer toestemming voor het verzamelen, verwerken, kruisen en delen van persoonsgegevens vereist is om naleving van deze verordening te waarborgen, neemt een poortwachter de nodige maatregelen om zakelijke gebruikers in staat te stellen rechtstreeks de vereiste toestemming te verkrijgen voor de verwerking ervan, indien die toestemming vereist is uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 of Richtlijn 2002/58/EG, of om op andere manieren aan de regels en beginselen inzake gegevensbescherming en privacy van de Unie te voldoen, onder meer door zakelijke gebruikers waar passend naar behoren geanonimiseerde gegevens te verstrekken. De poortwachter mag het verkrijgen van die toestemming door de zakelijke gebruiker niet belastender maken dan voor zijn eigen diensten.

6.   De poortwachter zorgt niet voor een verslechtering van de voorwaarden of kwaliteit van de kernplatformdiensten die worden verleend aan zakelijke gebruikers of eindgebruikers die gebruikmaken van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde rechten of keuzes, of maakt de uitoefening van die rechten of keuzes niet onnodig moeilijk, bijvoorbeeld door eindgebruikers op niet-neutrale wijze keuzemogelijkheden te bieden of door de autonomie, besluitvorming of vrije keuze van eindgebruikers of zakelijke gebruikers te ondermijnen door middel van de structuur, het ontwerp, de functie of de bedieningswijze van een gebruikersinterface of een deel daarvan.

7.   Wanneer een poortwachter een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7 ontduikt of tracht te ontduiken op een wijze als beschreven in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel, kan de Commissie een procedure inleiden op grond van artikel 20 en een uitvoeringshandeling vaststellen als bedoeld in artikel 8, lid 2, teneinde de maatregelen te specificeren die de betrokken poortwachter moet nemen.

8.   Lid 6 van dit artikel laat de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 29, 30 en 31 onverlet.

Artikel 16

Inleiding van een marktonderzoek

1.   Wanneer de Commissie voornemens is een marktonderzoek uit te voeren met het oog op de eventuele vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 17, 18 en 19, stelt zij een besluit tot inleiding van een marktonderzoek vast.

2.   Niettegenstaande lid 1 kan de Commissie haar onderzoeksbevoegdheden uit hoofde van deze verordening uitoefenen alvorens op grond van dat lid een marktonderzoek in te leiden.

3.   In het in lid 1 bedoelde besluit wordt het volgende vermeld:

a)

de datum van inleiding van het marktonderzoek;

b)

de beschrijving van de kwestie waarop het marktonderzoek betrekking heeft;

c)

het doel van het marktonderzoek.

4.   De Commissie kan een door haar afgesloten marktonderzoek heropenen indien:

a)

er een materiële wijziging optreedt in de feiten waarop een op grond van artikel 17, 18 of 19 vastgesteld besluit berust, of

b)

het op grond van artikel 17, 18 of 19 vastgesteld besluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie.

5.   De Commissie kan een of meer nationale bevoegde autoriteiten verzoeken haar te helpen bij haar marktonderzoek.

Artikel 18

Marktonderzoek naar systematische niet-naleving

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een poortwachter zich schuldig heeft gemaakt aan systematische niet-naleving. De Commissie rondt dat marktonderzoek af binnen twaalf maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum. Indien uit het marktonderzoek blijkt dat een poortwachter systematisch een of meer van de in artikel 5, 6 of 7 vastgelegde verplichtingen heeft geschonden en zijn poortwachterspositie met betrekking tot de vereisten van artikel 3, lid 1, heeft behouden, versterkt of uitgebreid, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij aan die poortwachter alle gedragscorrigerende of structurele maatregelen worden opgelegd die evenredig en noodzakelijk zijn om de doeltreffende naleving van deze verordening te waarborgen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De overeenkomstig lid 1 van dit artikel opgelegde corrigerende maatregel kan, voor zover hij evenredig en noodzakelijk is voor het handhaven of herstellen van de door de systematische niet-naleving aangetaste eerlijkheid en betwistbaarheid, onder meer inhouden dat de poortwachter gedurende een beperkte periode geen concentratie in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 mag aangaan met betrekking tot de kernplatformdiensten, de andere diensten die in de digitale sector worden aangeboden of de diensten die het mogelijk maken gegevens te verzamelen waarop de systematische niet-naleving betrekking heeft.

3.   Een poortwachter wordt geacht zich schuldig te hebben gemaakt aan systematische niet-naleving van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen indien de Commissie binnen een periode van acht jaar voorafgaand aan de vaststelling van het besluit tot inleiding van een marktonderzoek met het oog op de eventuele vaststelling van een besluit op grond van dit artikel ten minste drie niet-nalevingsbesluiten op grond van artikel 29 heeft genomen tegen een poortwachter met betrekking tot een van zijn kernplatformdiensten.

4.   De Commissie deelt haar voorlopige bevindingen binnen zes maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum mee aan de betrokken poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe of zij voorlopig van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan en welke corrigerende maatregelen zij voorlopig noodzakelijk en evenredig acht.

5.   Om belanghebbende derden in staat te stellen daadwerkelijk opmerkingen te maken, publiceert de Commissie, op het ogenblik waarop zij haar voorlopige bevindingen aan de poortwachter meedeelt op grond van lid 4 of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de corrigerende maatregelen die zij overweegt op te leggen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

6.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit op grond van lid 1 van dit artikel vast te stellen door op grond van artikel 25 door de poortwachter gedane toezeggingen bindend te maken, publiceert zij een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de voornaamste inhoud van de toezeggingen. Belanghebbende derden kunnen hun opmerkingen binnen een door de Commissie vast te stellen redelijke termijn indienen.

7.   In de loop van het marktonderzoek kan de Commissie de duur daarvan verlengen indien dat om objectieve redenen gerechtvaardigd en evenredig is. De verlenging kan gelden voor de termijn waarbinnen de Commissie met haar voorlopige bevindingen moet komen, of voor de termijn waarbinnen het definitieve besluit moet worden vastgesteld. De totale duur van een of meer verlengingen op grond van dit lid mag niet meer dan zes maanden bedragen.

8.   Om te waarborgen dat de poortwachter de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen daadwerkelijk naleeft, evalueert de Commissie regelmatig de corrigerende maatregelen die zij overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel oplegt. De Commissie heeft het recht die maatregelen te wijzigen indien zij die na een nieuw marktonderzoek niet doeltreffend acht.

Artikel 19

Marktonderzoek naar nieuwe diensten en nieuwe praktijken

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een of meer diensten in de digitale sector moeten worden toegevoegd aan de lijst van kernplatformdiensten in artikel 2, punt 2), of om praktijken op te sporen die de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of oneerlijk zijn en die niet effectief door deze verordening worden aangepakt. Bij haar beoordeling houdt de Commissie rekening met alle relevante bevindingen van procedures uit hoofde van de artikelen 101 en 102 VWEU met betrekking tot digitale markten, en met andere desbetreffende ontwikkelingen.

2.   Bij het uitvoeren van een marktonderzoek op grond van lid 1 kan de Commissie derden raadplegen, onder wie zakelijke gebruikers en eindgebruikers van diensten in de digitale sector naar wie onderzoek wordt gevoerd en eindgebruikers die het voorwerp zijn van onderzochte praktijken.

3.   De Commissie publiceert haar bevindingen in een verslag binnen 18 maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum.

Dat verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, en wordt waar passend vergezeld van:

a)

een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening teneinde extra diensten in de digitale sector op te nemen in de lijst van kernplatformdiensten van artikel 2, punt 2), of om nieuwe verplichtingen op te nemen in hoofdstuk III, of

b)

een ontwerp van gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van de artikelen 5 en 6, of een ontwerp van gedelegeerde handeling tot wijziging of aanvulling van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van artikel 7, zoals bepaald in artikel 12.

Waar passend kan in het wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening uit hoofde van punt a) van de tweede alinea van dit lid ook worden voorgesteld diensten van de lijst van kernplatformdiensten van artikel 2, punt 2), te schrappen of verplichtingen uit artikel 5, 6 of 7 te schrappen.

HOOFDSTUK V

BEVOEGDHEDEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, HANDHAVING EN TOEZICHT

Artikel 20

Inleiding van de procedure

1.   Wanneer de Commissie voornemens is een procedure in te leiden met het oog op de eventuele vaststelling van besluiten op grond van de artikelen 8, 29 en 30, stelt zij een besluit tot inleiding van een procedure vast.

2.   Niettegenstaande lid 1 kan de Commissie haar onderzoeksbevoegdheden uit hoofde van deze verordening uitoefenen alvorens op grond van dat lid een procedure in te leiden.

Artikel 22

Bevoegdheid tot het horen en het afnemen van verklaringen

1.   Ter vervulling van haar taken uit hoofde van deze verordening kan de Commissie alle natuurlijke personen en rechtspersonen die daarmee instemmen horen met het oog op het verzamelen van informatie met betrekking tot het voorwerp van een onderzoek. De Commissie heeft het recht dergelijke verhoren met technische middelen op te nemen.

2.   Indien een verhoor op grond van lid 1 van dit artikel wordt gevoerd in de gebouwen van een onderneming, geeft de Commissie daarvan kennis aan de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan het verhoor plaatsvindt. Indien die bevoegde autoriteit daarom verzoekt, mogen functionarissen van die autoriteit de functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd om het verhoor te voeren, bijstaan.

Artikel 23

Bevoegdheden tot het verrichten van inspecties

1.   Ter vervulling van haar taken uit hoofde van deze verordening kan de Commissie alle noodzakelijke inspecties in een onderneming of ondernemersvereniging verrichten.

2.   De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen beschikken over de volgende bevoegdheden:

a)

betreden van alle ruimten, terreinen en vervoermiddelen van ondernemingen en ondernemersverenigingen;

b)

controleren van de boeken en andere bescheiden betreffende het bedrijf, ongeacht de aard van de drager;

c)

maken of verkrijgen van afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en bescheiden;

d)

verlangen dat de onderneming of ondernemersvereniging toegang verschaft tot en uitleg geeft over haar organisatie, werking, IT-systemen, algoritmen, gegevensverwerking en zakelijke praktijken, en met technische middelen opnemen of documenteren van de gegeven toelichtingen;

e)

verzegelen van lokalen en boeken of bescheiden van de onderneming voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie;

f)

vragen dat vertegenwoordigers of personeelsleden van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging toelichting verschaffen bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en met technische middelen opnemen van hun antwoorden;

3.   Voor het verrichten van inspecties kan de Commissie de hulp inroepen van op grond van artikel 26, lid 2, door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede van de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht.

4.   Tijdens inspecties kunnen de Commissie, de door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, van de onderneming of ondernemersvereniging verlangen dat die toegang verschaft tot en uitleg geeft over haar organisatie, werking, IT-systemen, algoritmen, gegevensverwerking en zakelijke gedragingen. De Commissie en de door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, kunnen vragen stellen aan alle vertegenwoordigers of personeelsleden.

5.   De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie worden vermeld, alsook de boeten van artikel 30 die van toepassing zijn ingeval de gevraagde boeken of andere bescheiden in verband met het bedrijf niet volledig worden overgelegd of de antwoorden op de uit hoofde van de leden 2 en 4 van dit artikel gestelde vragen onjuist of misleidend zijn. De Commissie stelt de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie daarvan in kennis.

6.   Wanneer de Commissie bij besluit een inspectie gelast, zijn de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen verplicht zich aan die inspectie te onderwerpen. In dat besluit wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse zijn en op welke datum de inspectie aanvangt, en wordt gewezen op de boeten en dwangsommen van respectievelijk artikel 30 en artikel 31, alsook op het recht om bij het Hof van Justitie beroep tegen dat besluit in te stellen.

7.   De functionarissen van de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht en de door de bevoegde autoriteit gemachtigde of aangestelde personen verlenen op verzoek van die autoriteit of van de Commissie actief bijstand aan de functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd. Daartoe beschikken zij over de in de leden 2 en 4 van dit artikel genoemde bevoegdheden.

8.   Wanneer de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen vaststellen dat een onderneming of ondernemersvereniging zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.

9.   Indien de nationale regels voorschrijven dat voor de in lid 8 van dit artikel bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, dienen de Commissie of de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, dan wel de door die autoriteiten gemachtigde functionarissen daarom te vragen. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.

10.   Wanneer wordt verzocht om toestemming zoals bedoeld in lid 9 van dit artikel, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de Commissie op zijn echtheid en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij de toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de Commissie rechtstreeks of via de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, om nadere uitleg verzoeken, met name over de redenen die de Commissie heeft om aan te nemen dat inbreuk is gepleegd op deze verordening, alsook over de ernst van de vermeende inbreuk en over de aard van de betrokkenheid van de betreffende onderneming. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet in twijfel trekken dat de inspectie noodzakelijk is, noch gegevens uit het dossier van de Commissie verlangen. Alleen het Hof van Justitie kan het besluit van de Commissie op zijn rechtmatigheid toetsen.

Artikel 27

Informatie van derden

1.   Derden, daaronder begrepen zakelijke gebruikers, concurrenten of eindgebruikers van de kernplatformdiensten die op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit zijn genoemd, alsook hun vertegenwoordigers, kunnen de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, of de Commissie rechtstreeks, in kennis stellen van praktijken of gedragingen van poortwachters die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

2.   De nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft en de Commissie hebben een volledige discretionaire bevoegdheid voor de keuze van passende maatregelen en zijn niet verplicht de ontvangen informatie in hun overwegingen mee te nemen.

3.   Indien de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, zich baserend op de op grond van lid 1 van dit artikel ontvangen informatie, vaststelt dat het mogelijkerwijs een geval van niet-naleving van deze verordening betreft, geeft zij die informatie door aan de Commissie.

Artikel 29

Niet-naleving

1.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin zij vaststelt dat zich een geval van niet-naleving voordoet (“het besluit van niet-naleving”) indien zij vaststelt dat een poortwachter niet voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:

a)

een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7;

b)

maatregelen die door de Commissie nader worden toegelicht in een op grond van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit;

c)

op grond van artikel 18, lid 1, opgelegde corrigerende maatregelen;

d)

op grond van artikel 24 gelaste voorlopige maatregelen, of

e)

toezeggingen die op grond van artikel 25 juridisch bindend zijn gemaakt.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie stelt alles in het werk om haar besluit van niet-naleving vast te stellen binnen twaalf maanden nadat een procedure op grond van artikel 20 is ingeleid.

3.   Alvorens het besluit van niet-naleving vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan de betrokken poortwachter. In die voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen volgens haar door de poortwachter moeten worden genomen om de in de voorlopige bevindingen naar voren gebrachte problemen metterdaad te verhelpen.

4.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit van niet-naleving vast te stellen, kan zij derden raadplegen.

5.   In het besluit van niet-naleving gelast de Commissie de poortwachter de niet-naleving binnen een passende termijn te beëindigen en toe te lichten hoe hij van plan is zich aan dat besluit te conformeren.

6.   De poortwachter verstrekt de Commissie een beschrijving van de maatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat de in het besluit van niet-naleving aangehaalde problemen worden verholpen.

7.   Indien de Commissie besluit geen besluit van niet-naleving vast te stellen, sluit zij de procedure bij besluit af.

Artikel 34

Recht om te worden gehoord en toegang tot het dossier

1.   Alvorens een besluit te nemen op grond van artikel 8, artikel 9, lid 1, artikel 10, lid 1, de artikelen 17, 18, 24, 25, 29 en 30 en artikel 31, lid 2, biedt de Commissie de betrokken poortwachter, onderneming of ondernemersvereniging de kans te worden gehoord over:

a)

de voorlopige bevindingen van de Commissie, met inbegrip van eventuele bezwaren van de Commissie, en

b)

maatregelen die de Commissie eventueel voornemens is te nemen in het licht van de voorlopige bevindingen op grond van punt a) van dit lid.

2.   De betrokken poortwachters, ondernemingen en ondernemersverenigingen kunnen bij de Commissie hun opmerkingen over haar voorlopige bevindingen indienen binnen een termijn die door de Commissie in haar voorlopige bevindingen is vastgesteld en die niet minder dan 14 dagen bedraagt.

3.   De Commissie neemt haar besluiten uitsluitend op basis van voorlopige bevindingen, met inbegrip van eventuele bezwaren van de Commissie, waarop de betrokken poortwachters, ondernemingen en ondernemersverenigingen hebben kunnen reageren.

4.   Het recht van verdediging van de poortwachter, onderneming of ondernemersvereniging wordt in de loop van iedere procedure ten volle geëerbiedigd. De betrokken poortwachter, onderneming of ondernemersvereniging heeft recht tot inzage van het dossier van de Commissie volgens de voorwaarden van inzageverlening, onder voorbehoud van het rechtmatige belang van de ondernemingen inzake de bescherming van hun bedrijfsgeheimen. Als de partijen het oneens zijn, kan de Commissie besluiten nemen tot vaststelling van de voorwaarden van inzageverlening. Het recht tot inzage van het dossier van de Commissie geldt niet voor vertrouwelijke inlichtingen en interne documenten van de Commissie of de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Het recht tot inzage geldt niet voor de correspondentie tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Niets in dit lid belet de Commissie om voor het bewijs van een inbreuk noodzakelijke inlichtingen bekend te maken of te gebruiken.

Artikel 38

Samenwerking en coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten die de concurrentieregels handhaven

1.   De Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, werken samen en informeren elkaar over hun respectieve handhavingsmaatregelen via het Europees Mededingingsnetwerk (ECN). Zij zijn bevoegd om elkaar informatie te verstrekken over alle feitelijke of juridische aangelegenheden, ook als het vertrouwelijke informatie betreft. Indien de bevoegde autoriteit geen lid is van het ECN, treft de Commissie de nodige regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling over zaken betreffende de handhaving van deze verordening en de handhaving van de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van die autoriteiten. De Commissie kan dergelijke regelingen vastleggen in een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 46, lid 1, punt l).

2.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels een onderzoek in te stellen naar poortwachters, stelt zij de Commissie schriftelijk in kennis van de eerste formele onderzoeksmaatregel voordat of onmiddellijk nadat die maatregel wordt genomen. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

3.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels verplichtingen aan poortwachters op te leggen, stelt zij de Commissie uiterlijk 30 dagen voor de vaststelling ervan in kennis van de ontwerpmaatregel, met vermelding van de redenen voor de maatregel. In het geval van voorlopige maatregelen deelt de nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, de voorgenomen ontwerpmaatregelen zo spoedig mogelijk, en uiterlijk onmiddellijk na de vaststelling van de maatregelen, mee aan de Commissie. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde informatiemechanismen zijn niet van toepassing op besluiten die op grond van de nationale concentratieregels worden overwogen.

5.   Op grond van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel uitgewisselde informatie wordt uitsluitend uitgewisseld en gebruikt met het oog op de coördinatie van de handhaving van deze verordening en de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels.

6.   De Commissie kan de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, verzoeken steun te verlenen aan haar marktonderzoeken op grond van deze verordening.

7.   Indien het nationale recht een nationale bevoegde autoriteit van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, daartoe competentie en onderzoeksbevoegdheden verleent, kan zij op eigen initiatief onderzoek instellen naar mogelijke niet-naleving van de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening op haar grondgebied. Alvorens een eerste formele onderzoeksmaatregel te nemen, stelt die autoriteit de Commissie daarvan schriftelijk in kennis.

De inleiding van een procedure door de Commissie op grond van artikel 20 ontneemt de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, de mogelijkheid om een dergelijk onderzoek in te stellen of beëindigt het als het reeds loopt. Die autoriteiten brengen verslag uit aan de Commissie over de bevindingen van dat onderzoek teneinde de Commissie te ondersteunen in haar rol als enige handhaver van deze verordening.


whereas









keyboard_arrow_down