search


keyboard_tab Digital Market Act 2022/1925 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/1925 NL cercato: 'uitvoer' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index uitvoer:


whereas uitvoer:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 1362

 

Artikel 8

Naleving van verplichtingen voor poortwachters

1.   De poortwachter ziet toe op en levert bewijs van de naleving van de bij de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening vastgestelde verplichtingen. De maatregelen die de poortwachter treft om aan die artikelen te voldoen, zijn doeltreffend om de doelstelling van deze verordening en van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De poortwachter ziet erop toe dat die maatregelen worden uitgevoerd in overeenstemming met het toepasselijke recht, met name Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2002/58/EG en de wetgeving inzake cyberbeveiliging, consumentenbescherming en productveiligheid, alsook met de toegankelijkheidsvoorschriften.

2.   De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een poortwachter op grond van lid 3 van dit artikel, op grond van artikel 20 een procedure inleiden.

De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij de maatregelen bepaalt die de betrokken poortwachter moet uitvoeren om daadwerkelijk te voldoen aan de verplichtingen van de artikelen 6 en 7. Binnen zes maanden na inleiding van de procedure op grond van artikel 20 wordt die uitvoeringshandeling volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wanneer de Commissie op eigen initiatief op grond van artikel 13 een procedure inzake ontduiking inleidt, kunnen die maatregelen de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde verplichtingen betreffen.

3.   Een poortwachter kan de Commissie verzoeken een proces op gang te brengen om te bepalen of de maatregelen die hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd teneinde te voldoen aan de artikelen 6 en 7, doeltreffend zijn om in zijn specifieke omstandigheden het doel van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De Commissie beslist zelf of zij een dergelijk proces al dan niet op gang brengt, en neemt daarbij de beginselen van gelijke behandeling, evenredigheid en goed bestuur in acht.

Het verzoek van de poortwachter bevat een gemotiveerde kennisgeving om toe te lichten welke maatregelen hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd. Bovendien dient de poortwachter een niet-vertrouwelijke versie van zijn gemotiveerde kennisgeving in die op grond van lid 6 met derden kan worden gedeeld.

4.   De leden 2 en 3 van dit artikel laten de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 29, 30 en 31 onverlet.

5.   Met het oog op de vaststelling van het besluit uit hoofde van lid 2 deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen binnen drie maanden na de inleiding van de procedure uit hoofde van artikel 20 mee aan de poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen de betrokken poortwachter volgens haar moet nemen om de bezwaren in de voorlopige bevindingen doeltreffend aan te pakken.

6.   Om belanghebbende derden daadwerkelijk in staat te stellen opmerkingen in te dienen, publiceert de Commissie wanneer zij haar voorlopige bevindingen op grond van lid 5 aan de poortwachter meedeelt of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de maatregelen die zij overweegt te nemen of die de poortwachter volgens haar moet nemen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

7.   Bij het specificeren van de maatregelen uit hoofde van lid 2 zorgt de Commissie ervoor dat de maatregelen doeltreffend zijn om de doelstellingen van deze verordening en de desbetreffende verplichting te verwezenlijken, en evenredig zijn in de specifieke omstandigheden van de poortwachter en de betrokken dienst.

8.   Voor het specificeren van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, leden 11 en 12, beoordeelt de Commissie tevens of de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen waarborgen dat er geen resterend onevenwicht is tussen de rechten en de plichten van zakelijke gebruikers en of de maatregelen zelf de poortwachter geen voordeel verschaffen dat niet in verhouding staat tot de dienst die hij aan zakelijke gebruikers verleent.

9.   De Commissie kan op verzoek of op eigen initiatief beslissen de procedure op grond van lid 2 te heropenen wanneer:

a)

er een materiële wijziging optreedt in de feiten waarop het besluit berust, of

b)

het besluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie, of

c)

de in het besluit genoemde maatregelen niet doeltreffend zijn.

Artikel 9

Schorsing

1.   Indien de poortwachter in een met redenen omkleed verzoek aantoont dat de naleving van een specifieke verplichting van artikel 5, 6 of 7 met betrekking tot een kernplatformdienst die op grond van artikel 3, lid 9, is opgenomen in het aanwijzingsbesluit, als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden buiten zijn wil de economische levensvatbaarheid van zijn activiteiten in de Unie in gevaar zou brengen, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij haar besluit om de in dat verzoek vermelde specifieke verplichting bij wijze van uitzondering geheel of gedeeltelijk te schorsen (“het schorsingsbesluit”), uiteenzet. In die uitvoeringshandeling onderbouwt de Commissie haar schorsingsbesluit met een beschrijving van de uitzonderlijke omstandigheden die aan de schorsing ten grondslag liggen. Die uitvoeringshandeling wordt in reikwijdte en duur beperkt tot wat noodzakelijk is om de bedreiging van de levensvatbaarheid van de poortwachter aan te pakken. De Commissie streeft ernaar die uitvoeringshandeling onverwijld en uiterlijk drie maanden na ontvangst van een volledig, met redenen omkleed verzoek vast te stellen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   Indien schorsing op grond van lid 1 wordt verleend, evalueert de Commissie jaarlijks haar schorsingsbesluit, tenzij het besluit in een kortere termijn voorziet. Na de evaluatie heft de Commissie de schorsing geheel of gedeeltelijk op of besluit zij dat nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan.

3.   In dringende gevallen kan de Commissie op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter de toepassing van een specifieke verplichting als bedoeld in lid 1 op een of meer afzonderlijke kernplatformdiensten reeds vóór het besluit op grond van dat lid voorlopig schorsen. Een dergelijk verzoek kan te allen tijde worden gedaan en ingewilligd in afwachting van de beoordeling van de Commissie op grond van lid 1.

4.   Wanneer de Commissie het in de leden 1 en 3 bedoelde verzoek beoordeelt, houdt zij met name rekening met de gevolgen van de naleving van de specifieke verplichting voor de economische levensvatbaarheid van de activiteiten van de poortwachter in de Unie alsook voor derden, in het bijzonder kmo’s (ook wel mkb genoemd) en consumenten. Aan de schorsing kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden die door de Commissie worden vastgesteld om een eerlijk evenwicht te bewaren tussen die belangen en de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 10

Vrijstelling om redenen inzake de volksgezondheid en de openbare veiligheid

1.   De Commissie kan, op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter of op eigen initiatief, een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij haar besluit uiteenzet om die poortwachter geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van een specifieke verplichting van artikel 5, 6 of 7 met betrekking tot een op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit opgenomen kernplatformdienst, indien die vrijstelling gerechtvaardigd is om de in lid 3 van dit artikel genoemde redenen (“het vrijstellingsbesluit”). De Commissie stelt het vrijstellingsbesluit vast binnen drie maanden na ontvangst van een volledig, met redenen omkleed verzoek en licht in een met redenen omklede verklaring de redenen van de vrijstelling toe. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   Wanneer op grond van lid 1 een vrijstelling wordt verleend, evalueert de Commissie haar vrijstellingsbesluit indien de reden voor de vrijstelling niet meer bestaat, of ten minste elk jaar. Na de evaluatie heft de Commissie de vrijstelling geheel of gedeeltelijk op of besluit zij dat nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan.

3.   Een vrijstelling op grond van lid 1 kan alleen worden verleend om redenen inzake de volksgezondheid of de openbare veiligheid.

4.   In dringende gevallen kan de Commissie, op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter of op eigen initiatief, de toepassing van een specifieke verplichting als bedoeld in lid 1 op een of meer afzonderlijke kernplatformdiensten reeds vóór het besluit op grond van dat lid voorlopig schorsen. Een dergelijk verzoek kan te allen tijde worden gedaan en ingewilligd in afwachting van de beoordeling van de Commissie op grond van lid 1.

5.   Wanneer de Commissie het in de leden 1 en 4 bedoelde verzoek beoordeelt, houdt zij met name rekening met de gevolgen van de naleving van de specifieke verplichting om de in lid 3 vermelde redenen, en met het effect op de betrokken poortwachter en derden. De Commissie kan aan de schorsing voorwaarden en verplichtingen verbinden om te zorgen voor een eerlijk evenwicht tussen de doelstellingen van de in lid 3 bedoelde redenen en de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 13

Bestrijding van ontduiking

1.   Een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, mag die diensten niet segmenteren, verdelen, onderverdelen, fragmenteren of splitsen met contractuele, commerciële, technische of andere middelen teneinde de in artikel 3, lid 2, vastgelegde kwantitatieve drempels te ontduiken. Dergelijke praktijken van een onderneming staan er niet aan in de weg dat de Commissie die onderneming op grond van artikel 3, lid 4, als poortwachter aanwijst.

2.   Wanneer de Commissie vermoedt dat een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt praktijken als bedoeld in lid 1 toepast, kan zij verlangen dat die onderneming alle informatie verstrekt die de Commissie nodig acht om vast te stellen of de betrokken onderneming dergelijke praktijken toepast.

3.   De poortwachter ziet erop toe dat de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 volledig en daadwerkelijk worden nagekomen.

4.   De poortwachter vertoont geen gedrag dat de daadwerkelijke naleving van de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 ondermijnt, ongeacht of dat gedrag van contractuele, commerciële, technische of andere aard is, dan wel het gebruik van gedragstechnieken of interfaceontwerp inhoudt.

5.   Wanneer toestemming voor het verzamelen, verwerken, kruisen en delen van persoonsgegevens vereist is om naleving van deze verordening te waarborgen, neemt een poortwachter de nodige maatregelen om zakelijke gebruikers in staat te stellen rechtstreeks de vereiste toestemming te verkrijgen voor de verwerking ervan, indien die toestemming vereist is uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 of Richtlijn 2002/58/EG, of om op andere manieren aan de regels en beginselen inzake gegevensbescherming en privacy van de Unie te voldoen, onder meer door zakelijke gebruikers waar passend naar behoren geanonimiseerde gegevens te verstrekken. De poortwachter mag het verkrijgen van die toestemming door de zakelijke gebruiker niet belastender maken dan voor zijn eigen diensten.

6.   De poortwachter zorgt niet voor een verslechtering van de voorwaarden of kwaliteit van de kernplatformdiensten die worden verleend aan zakelijke gebruikers of eindgebruikers die gebruikmaken van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde rechten of keuzes, of maakt de uitoefening van die rechten of keuzes niet onnodig moeilijk, bijvoorbeeld door eindgebruikers op niet-neutrale wijze keuzemogelijkheden te bieden of door de autonomie, besluitvorming of vrije keuze van eindgebruikers of zakelijke gebruikers te ondermijnen door middel van de structuur, het ontwerp, de functie of de bedieningswijze van een gebruikersinterface of een deel daarvan.

7.   Wanneer een poortwachter een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7 ontduikt of tracht te ontduiken op een wijze als beschreven in de leden 4, 5 en 6 van dit artikel, kan de Commissie een procedure inleiden op grond van artikel 20 en een uitvoeringshandeling vaststellen als bedoeld in artikel 8, lid 2, teneinde de maatregelen te specificeren die de betrokken poortwachter moet nemen.

8.   Lid 6 van dit artikel laat de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 29, 30 en 31 onverlet.

Artikel 15

Auditverplichting

1.   Binnen zes maanden na zijn aanwijzing op grond van artikel 3 dient een poortwachter bij de Commissie een door een onafhankelijke instantie geaudite beschrijving in van alle technieken voor het profileren van consumenten die de poortwachter toepast op of tussen zijn op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit opgenomen kernplatformdiensten. De Commissie zendt die geaudite beschrijving toe aan het Europees Comité voor gegevensbescherming.

2.   De Commissie kan een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 46, lid 1, punt g), vaststellen ter ontwikkeling van de methode en de procedure voor de audit.

3.   De poortwachter maakt een overzicht van de in lid 1 genoemde geaudite beschrijving openbaar. Daarbij is het de poortwachter toegestaan rekening te houden met de noodzakelijke bescherming van zijn bedrijfsgeheimen. De poortwachter actualiseert die beschrijving en dat overzicht ten minste eenmaal per jaar.

HOOFDSTUK IV

MARKTONDERZOEK

Artikel 17

Marktonderzoek voor de aanwijzing van poortwachters

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, moet worden aangewezen als poortwachter op grond van artikel 3, lid 8, of om de kernplatformdiensten te identificeren die in het aanwijzingsbesluit moeten worden vermeld op grond van artikel 3, lid 9. De Commissie streeft ernaar haar marktonderzoek af te ronden binnen twaalf maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum. Ter afronding van haar marktonderzoek stelt de Commissie een uitvoeringshandeling vast waarin haar besluit is vervat. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   In de loop van een marktonderzoek op grond van lid 1 van dit artikel streeft de Commissie ernaar haar voorlopige bevindingen binnen zes maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum mee te delen aan de betrokken onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt. In de voorlopige bevindingen licht de Commissie toe of zij het tot nader order wenselijk acht dat die onderneming als poortwachter wordt aangewezen op grond van artikel 3, lid 8, en dat de betreffende kernplatformdiensten worden vermeld op grond van artikel 3, lid 9.

3.   Indien de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, voldoet aan de in artikel 3, lid 2, vastgelegde drempels, maar overeenkomstig artikel 3, lid 5, voldoende onderbouwde argumenten heeft aangevoerd die het vermoeden van artikel 3, lid 2, kennelijk in twijfel hebben getrokken, tracht de Commissie het marktonderzoek binnen vijf maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum af te ronden.

In een dergelijk geval streeft de Commissie ernaar haar voorlopige bevindingen op grond van lid 2 van dit artikel binnen drie maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum mee te delen aan de betrokken onderneming.

4.   Wanneer de Commissie op grond van artikel 3, lid 8, een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en die met betrekking tot haar activiteiten nog geen stevig verankerde en duurzame positie inneemt, maar dat naar verwachting in de nabije toekomst wel zal doen, als poortwachter aanwijst, kan zij verklaren dat slechts een of meer van de verplichtingen van artikel 5, leden 3 tot en met 6, en artikel 6, leden 4, 7, 9, 10 en 13, zoals gespecificeerd in het aanwijzingsbesluit, op die poortwachter van toepassing zijn. De Commissie verklaart alleen die verplichtingen van toepassing die passend en noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de betrokken poortwachter met betrekking tot zijn activiteiten op oneerlijke wijze een stevig verankerde en duurzame positie verwerft. De Commissie evalueert de aanwijzing volgens de procedure van artikel 4.

Artikel 18

Marktonderzoek naar systematische niet-naleving

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een poortwachter zich schuldig heeft gemaakt aan systematische niet-naleving. De Commissie rondt dat marktonderzoek af binnen twaalf maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum. Indien uit het marktonderzoek blijkt dat een poortwachter systematisch een of meer van de in artikel 5, 6 of 7 vastgelegde verplichtingen heeft geschonden en zijn poortwachterspositie met betrekking tot de vereisten van artikel 3, lid 1, heeft behouden, versterkt of uitgebreid, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij aan die poortwachter alle gedragscorrigerende of structurele maatregelen worden opgelegd die evenredig en noodzakelijk zijn om de doeltreffende naleving van deze verordening te waarborgen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De overeenkomstig lid 1 van dit artikel opgelegde corrigerende maatregel kan, voor zover hij evenredig en noodzakelijk is voor het handhaven of herstellen van de door de systematische niet-naleving aangetaste eerlijkheid en betwistbaarheid, onder meer inhouden dat de poortwachter gedurende een beperkte periode geen concentratie in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 mag aangaan met betrekking tot de kernplatformdiensten, de andere diensten die in de digitale sector worden aangeboden of de diensten die het mogelijk maken gegevens te verzamelen waarop de systematische niet-naleving betrekking heeft.

3.   Een poortwachter wordt geacht zich schuldig te hebben gemaakt aan systematische niet-naleving van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen indien de Commissie binnen een periode van acht jaar voorafgaand aan de vaststelling van het besluit tot inleiding van een marktonderzoek met het oog op de eventuele vaststelling van een besluit op grond van dit artikel ten minste drie niet-nalevingsbesluiten op grond van artikel 29 heeft genomen tegen een poortwachter met betrekking tot een van zijn kernplatformdiensten.

4.   De Commissie deelt haar voorlopige bevindingen binnen zes maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum mee aan de betrokken poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe of zij voorlopig van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan en welke corrigerende maatregelen zij voorlopig noodzakelijk en evenredig acht.

5.   Om belanghebbende derden in staat te stellen daadwerkelijk opmerkingen te maken, publiceert de Commissie, op het ogenblik waarop zij haar voorlopige bevindingen aan de poortwachter meedeelt op grond van lid 4 of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de corrigerende maatregelen die zij overweegt op te leggen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

6.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit op grond van lid 1 van dit artikel vast te stellen door op grond van artikel 25 door de poortwachter gedane toezeggingen bindend te maken, publiceert zij een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de voornaamste inhoud van de toezeggingen. Belanghebbende derden kunnen hun opmerkingen binnen een door de Commissie vast te stellen redelijke termijn indienen.

7.   In de loop van het marktonderzoek kan de Commissie de duur daarvan verlengen indien dat om objectieve redenen gerechtvaardigd en evenredig is. De verlenging kan gelden voor de termijn waarbinnen de Commissie met haar voorlopige bevindingen moet komen, of voor de termijn waarbinnen het definitieve besluit moet worden vastgesteld. De totale duur van een of meer verlengingen op grond van dit lid mag niet meer dan zes maanden bedragen.

8.   Om te waarborgen dat de poortwachter de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen daadwerkelijk naleeft, evalueert de Commissie regelmatig de corrigerende maatregelen die zij overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel oplegt. De Commissie heeft het recht die maatregelen te wijzigen indien zij die na een nieuw marktonderzoek niet doeltreffend acht.

Artikel 19

Marktonderzoek naar nieuwe diensten en nieuwe praktijken

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een of meer diensten in de digitale sector moeten worden toegevoegd aan de lijst van kernplatformdiensten in artikel 2, punt 2), of om praktijken op te sporen die de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of oneerlijk zijn en die niet effectief door deze verordening worden aangepakt. Bij haar beoordeling houdt de Commissie rekening met alle relevante bevindingen van procedures uit hoofde van de artikelen 101 en 102 VWEU met betrekking tot digitale markten, en met andere desbetreffende ontwikkelingen.

2.   Bij het uitvoeren van een marktonderzoek op grond van lid 1 kan de Commissie derden raadplegen, onder wie zakelijke gebruikers en eindgebruikers van diensten in de digitale sector naar wie onderzoek wordt gevoerd en eindgebruikers die het voorwerp zijn van onderzochte praktijken.

3.   De Commissie publiceert haar bevindingen in een verslag binnen 18 maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum.

Dat verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement en de Raad, en wordt waar passend vergezeld van:

a)

een wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening teneinde extra diensten in de digitale sector op te nemen in de lijst van kernplatformdiensten van artikel 2, punt 2), of om nieuwe verplichtingen op te nemen in hoofdstuk III, of

b)

een ontwerp van gedelegeerde handeling tot aanvulling van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van de artikelen 5 en 6, of een ontwerp van gedelegeerde handeling tot wijziging of aanvulling van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van artikel 7, zoals bepaald in artikel 12.

Waar passend kan in het wetgevingsvoorstel tot wijziging van deze verordening uit hoofde van punt a) van de tweede alinea van dit lid ook worden voorgesteld diensten van de lijst van kernplatformdiensten van artikel 2, punt 2), te schrappen of verplichtingen uit artikel 5, 6 of 7 te schrappen.

HOOFDSTUK V

BEVOEGDHEDEN OP HET GEBIED VAN ONDERZOEK, HANDHAVING EN TOEZICHT

Artikel 24

Voorlopige maatregelen

In dringende gevallen waarin zakelijke gebruikers of eindgebruikers van poortwachters ernstig en onherstelbaar dreigen te worden geschaad, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij tegen een poortwachter voorlopige maatregelen worden gelast op grond van de voorlopige vaststelling van een inbreuk op artikel 5, 6 of 7. Die uitvoeringshandeling mag alleen worden vastgesteld in het kader van een procedure die is ingeleid met het oog op de eventuele vaststelling van een besluit van niet-naleving op grond van artikel 29, lid 1. Die uitvoeringshandeling is slechts gedurende een bepaalde periode van toepassing en kan worden verlengd voor zover dat noodzakelijk en passend is. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 25

Toezeggingen

1.   Indien de betrokken poortwachter in de loop van de procedure uit hoofde van artikel 18 toezeggingen doet met betrekking tot de betrokken kernplatformdiensten om de naleving van de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 te waarborgen, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij die toezeggingen bindend worden gemaakt voor die poortwachter en verklaren dat er geen verdere gronden voor optreden zijn. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, bij besluit de betrokken procedure heropenen indien:

a)

er zich een materiële wijziging heeft voorgedaan in de feiten waarop het besluit berust;

b)

de betrokken poortwachter in strijd met de door hem gedane toezeggingen handelt;

c)

het besluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie die door de partijen is verstrekt;

d)

de toezeggingen niet doeltreffend zijn.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de door de betrokken poortwachter ingediende toezeggingen niet kunnen garanderen dat de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 daadwerkelijk worden nageleefd, licht zij in het besluit tot afsluiting van de desbetreffende procedure toe waarom zij die toezeggingen niet bindend heeft gemaakt.

Artikel 26

Toezicht op verplichtingen en maatregelen

1.   De Commissie neemt de nodige maatregelen om toe te zien op de daadwerkelijke uitvoering en naleving van de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7 en de op grond van de artikelen 8, 18, 24, 25 en 29 genomen besluiten. Die maatregelen kunnen met name inhouden dat aan de poortwachter de verplichting wordt opgelegd om alle documenten te bewaren die relevant worden geacht voor de beoordeling van de uitvoering en naleving van de verplichtingen en besluiten.

2.   De maatregelen op grond van lid 1 kunnen bestaan in de aanstelling van onafhankelijke externe deskundigen en auditoren, alsook van functionarissen van de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten, om de Commissie bij te staan bij het toezicht op de verplichtingen en maatregelen en om haar specifieke deskundigheid of kennis te verstrekken.

Artikel 28

Compliancefunctie

1.   Poortwachters voorzien in een compliancefunctie, die onafhankelijk is van de operationele functies van de poortwachter en die verricht wordt door een of meer nalevingsfunctionarissen, onder wie de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie.

2.   De poortwachter zorgt ervoor dat de compliancefunctie als bedoeld in lid 1 voldoende gezag, status en middelen heeft, alsook toegang tot het leidinggevend orgaan van de poortwachter teneinde erop toe te zien dat de poortwachter deze verordening naleeft.

3.   Het leidinggevend orgaan van de poortwachter zorgt ervoor dat de op grond van lid 1 aangewezen nalevingsfunctionarissen beschikken over de beroepskwalificaties, de kennis, de ervaring en de bekwaamheden die nodig zijn om de in lid 5 genoemde taken te verrichten.

Het leidinggevend orgaan van de poortwachter zorgt er ook voor dat de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie een onafhankelijke senior manager is met een onderscheiden verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie.

4.   De hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie rapporteert rechtstreeks aan het leidinggevend orgaan van de poortwachter en kan bedenkingen formuleren en dat orgaan waarschuwen wanneer zich risico’s van niet-naleving van deze verordening voordoen, onverminderd de verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende en leidinggevende functies.

De hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie mag niet van zijn functie worden ontheven zonder voorafgaande toestemming van het leidinggevend orgaan van de poortwachter.

5.   De op grond van lid 1 door de poortwachter aangestelde nalevingsfunctionarissen hebben de volgende taken:

a)

de maatregelen en activiteiten van de poortwachter organiseren, monitoren en daarop toezien, met het oog op de naleving van deze verordening;

b)

het management en de werknemers van de poortwachter informeren en advies verstrekken over de naleving van deze verordening;

c)

in voorkomend geval toezicht uitoefenen op de nakoming van toezeggingen die op grond van artikel 25 bindend zijn gemaakt, onverminderd de mogelijkheid voor de Commissie om op grond van artikel 26, lid 2, onafhankelijke externe deskundigen aan te stellen;

d)

met de Commissie samen werken met het oog op de toepassing van deze verordening.

6.   De poortwachters delen de naam en de contactgegevens van de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie mee aan de Commissie.

7.   Het leidinggevend orgaan van de poortwachter bepaalt, ziet toe op en is verantwoordingsplichtig voor de uitvoering van de governanceregelingen van de poortwachter waarmee de onafhankelijkheid van de compliancefunctie wordt gewaarborgd, met inbegrip van de taakverdeling in de organisatie van de poortwachter en het voorkomen van belangenconflicten.

8.   Het leidinggevend orgaan keurt de strategieën en beleidslijnen voor het aanvangen en beheren van, en het toezien op, de naleving van deze verordening goed en evalueert die op gezette tijden, en ten minste eenmaal per jaar.

9.   Het leidinggevend orgaan besteedt voldoende tijd aan het beheer van en het toezicht op de naleving van deze verordening. Het neemt actief deel aan de besluitvorming over het beheer en de handhaving van deze verordening, en zorgt ervoor dat daarvoor voldoende middelen worden uitgetrokken.

Artikel 29

Niet-naleving

1.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin zij vaststelt dat zich een geval van niet-naleving voordoet (“het besluit van niet-naleving”) indien zij vaststelt dat een poortwachter niet voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:

a)

een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7;

b)

maatregelen die door de Commissie nader worden toegelicht in een op grond van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit;

c)

op grond van artikel 18, lid 1, opgelegde corrigerende maatregelen;

d)

op grond van artikel 24 gelaste voorlopige maatregelen, of

e)

toezeggingen die op grond van artikel 25 juridisch bindend zijn gemaakt.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie stelt alles in het werk om haar besluit van niet-naleving vast te stellen binnen twaalf maanden nadat een procedure op grond van artikel 20 is ingeleid.

3.   Alvorens het besluit van niet-naleving vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan de betrokken poortwachter. In die voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen volgens haar door de poortwachter moeten worden genomen om de in de voorlopige bevindingen naar voren gebrachte problemen metterdaad te verhelpen.

4.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit van niet-naleving vast te stellen, kan zij derden raadplegen.

5.   In het besluit van niet-naleving gelast de Commissie de poortwachter de niet-naleving binnen een passende termijn te beëindigen en toe te lichten hoe hij van plan is zich aan dat besluit te conformeren.

6.   De poortwachter verstrekt de Commissie een beschrijving van de maatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat de in het besluit van niet-naleving aangehaalde problemen worden verholpen.

7.   Indien de Commissie besluit geen besluit van niet-naleving vast te stellen, sluit zij de procedure bij besluit af.

Artikel 31

Dwangsommen

1.   De Commissie kan een besluit vaststellen waarbij aan ondernemingen, waaronder in voorkomend geval poortwachters, en ondernemersverenigingen dwangsommen worden opgelegd van ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet in het voorafgaande boekjaar voor elke dag waarmee de in haar besluit vastgelegde termijn wordt overschreden, teneinde hen te dwingen:

a)

de maatregelen die de Commissie heeft bepaald in een uit hoofde van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit, na te leven;

b)

het besluit op grond van artikel 18, lid 1, na te leven;

c)

juiste en volledige inlichtingen te verstrekken binnen de termijn die geldt voor een bij besluit op grond van artikel 21 ingediend verzoek om inlichtingen;

d)

de toegang te waarborgen tot data, algoritmen of testinformatie na een op grond van artikel 21, lid 3, ingediend verzoek en uitleg te verstrekken over die data, algoritmen of testinformatie zoals vereist door een besluit op grond van artikel 21;

e)

zich aan een bij een besluit op grond van artikel 23 gelaste inspectie te onderwerpen;

f)

een besluit houdende voorlopige maatregelen op grond van artikel 24 na te leven;

g)

een toezegging waaraan op grond van artikel 25, lid 1, bij besluit een bindend karakter is verleend, na te komen;

h)

een besluit op grond van artikel 29, lid 1, na te leven.

2.   Wanneer de ondernemingen of ondernemersverenigingen de verplichting zijn nagekomen ter handhaving waarvan de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij de uiteindelijk verschuldigde dwangsom wordt vastgesteld op een bedrag dat lager is dan het bedrag waartoe het initiële besluit had geleid. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 33

Verjaringstermijnen voor de tenuitvoerlegging van sancties

1.   De bevoegdheid van de Commissie tot tenuitvoerlegging van op grond van de artikelen 30 en 31 genomen besluiten verjaart na vijf jaar.

2.   De verjaringstermijn gaat in op de dag waarop het besluit niet meer kan worden aangevochten.

3.   De verjaring ter zake van de tenuitvoerlegging wordt gestuit:

a)

door de kennisgeving van een besluit waarbij het oorspronkelijke bedrag van de geldboete of de dwangsom wordt gewijzigd of waarbij een daartoe strekkend verzoek wordt afgewezen, of

b)

door elke handeling van de Commissie of van een lidstaat op verzoek van de Commissie tot inning van de geldboete of de dwangsom.

4.   Na iedere stuiting begint een nieuwe verjaringstermijn te lopen.

5.   De verjaring voor de tenuitvoerlegging van sancties wordt geschorst:

a)

zolang een betalingstermijn is toegestaan, of

b)

zolang de tenuitvoerlegging op grond van een beslissing van het Hof van Justitie of op grond van een beslissing van een nationale rechterlijke instantie is geschorst.

Artikel 35

Jaarlijkse verslaglegging

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in over de uitvoering van deze verordening en de vooruitgang die is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag omvat:

a)

een samenvatting van de activiteiten van de Commissie, met onder meer de eventueel vastgestelde maatregelen of besluiten en de lopende marktonderzoeken in verband met deze verordening;

b)

de bevindingen waartoe het toezicht op de uitvoering door de poortwachters van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening aanleiding heeft gegeven;

c)

een evaluatie van de geaudite beschrijving als bedoeld in artikel 15;

d)

een overzicht van de samenwerking tussen de Commissie en de nationale autoriteiten in verband met deze verordening;

e)

een overzicht van de door de groep op hoog niveau van digitale regelgevers verrichte activiteiten en taken, met een toelichting over de manier waarop haar aanbevelingen voor de handhaving van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

3.   De Commissie maakt het verslag bekend op haar website.

Artikel 38

Samenwerking en coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten die de concurrentieregels handhaven

1.   De Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, werken samen en informeren elkaar over hun respectieve handhavingsmaatregelen via het Europees Mededingingsnetwerk (ECN). Zij zijn bevoegd om elkaar informatie te verstrekken over alle feitelijke of juridische aangelegenheden, ook als het vertrouwelijke informatie betreft. Indien de bevoegde autoriteit geen lid is van het ECN, treft de Commissie de nodige regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling over zaken betreffende de handhaving van deze verordening en de handhaving van de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van die autoriteiten. De Commissie kan dergelijke regelingen vastleggen in een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 46, lid 1, punt l).

2.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels een onderzoek in te stellen naar poortwachters, stelt zij de Commissie schriftelijk in kennis van de eerste formele onderzoeksmaatregel voordat of onmiddellijk nadat die maatregel wordt genomen. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

3.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels verplichtingen aan poortwachters op te leggen, stelt zij de Commissie uiterlijk 30 dagen voor de vaststelling ervan in kennis van de ontwerpmaatregel, met vermelding van de redenen voor de maatregel. In het geval van voorlopige maatregelen deelt de nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, de voorgenomen ontwerpmaatregelen zo spoedig mogelijk, en uiterlijk onmiddellijk na de vaststelling van de maatregelen, mee aan de Commissie. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde informatiemechanismen zijn niet van toepassing op besluiten die op grond van de nationale concentratieregels worden overwogen.

5.   Op grond van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel uitgewisselde informatie wordt uitsluitend uitgewisseld en gebruikt met het oog op de coördinatie van de handhaving van deze verordening en de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels.

6.   De Commissie kan de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, verzoeken steun te verlenen aan haar marktonderzoeken op grond van deze verordening.

7.   Indien het nationale recht een nationale bevoegde autoriteit van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, daartoe competentie en onderzoeksbevoegdheden verleent, kan zij op eigen initiatief onderzoek instellen naar mogelijke niet-naleving van de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening op haar grondgebied. Alvorens een eerste formele onderzoeksmaatregel te nemen, stelt die autoriteit de Commissie daarvan schriftelijk in kennis.

De inleiding van een procedure door de Commissie op grond van artikel 20 ontneemt de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, de mogelijkheid om een dergelijk onderzoek in te stellen of beëindigt het als het reeds loopt. Die autoriteiten brengen verslag uit aan de Commissie over de bevindingen van dat onderzoek teneinde de Commissie te ondersteunen in haar rol als enige handhaver van deze verordening.

Artikel 40

De groep op hoog niveau

1.   De Commissie richt een groep op hoog niveau op voor de digitalemarktenverordening (“de groep op hoog niveau”).

2.   De groep op hoog niveau bestaat uit de volgende Europese organen en netwerken:

a)

het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie,

b)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming,

c)

het Europees Mededingingsnetwerk,

d)

het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming, en

e)

de Europese Groep van regulerende instanties voor audiovisuele mediadiensten.

3.   De in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken hebben elk een gelijk aantal vertegenwoordigers in de groep op hoog niveau. Het maximumaantal leden van de groep op hoog niveau is 30.

4.   De Commissie verzorgt het secretariaat van de groep op hoog niveau ter facilitering van haar werkzaamheden. De groep op hoog niveau wordt voorgezeten door de Commissie, die aan haar vergaderingen deelneemt. De groep op hoog niveau komt op verzoek van de Commissie ten minste eenmaal per kalenderjaar bijeen. De Commissie roept ook een vergadering van de groep bijeen wanneer de meerderheid van de leden van de groep daarom verzoekt om een specifieke kwestie te behandelen.

5.   De groep op hoog niveau kan de Commissie advies en expertise verstrekken op de gebieden die onder de bevoegdheden van haar leden vallen, waaronder:

a)

advies en aanbevelingen binnen hun deskundigheid die relevant zijn voor alle algemene kwesties in verband met de uitvoering of handhaving van deze verordening, of

b)

advies en expertise ter bevordering van een consistente reguleringsaanpak over de grenzen heen van de verschillende reguleringsinstrumenten.

6.   De groep op hoog niveau kan met name de huidige en potentiële interacties tussen deze verordening en de sectorspecifieke regels die worden toegepast door de nationale autoriteiten die de in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken vormen, in kaart brengen en beoordelen en bij de Commissie een jaarverslag indienen waarin die beoordeling wordt gepresenteerd en mogelijke sectordoorsnijdende reguleringskwesties in kaart worden gebracht. Dat verslag kan vergezeld gaan van aanbevelingen die erop gericht zijn convergentie naar consistente transdisciplinaire benaderingen en synergieën tussen de uitvoering van deze verordening en andere sectorale regulering te bewerkstelligen. Het verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

7.   In het kader van marktonderzoeken naar nieuwe diensten en nieuwe praktijken kan de groep op hoog niveau de Commissie expertise verstrekken over de noodzaak om regels in deze verordening te wijzigen of te schrappen, of eraan toe te voegen teneinde ervoor te zorgen dat digitale markten in de gehele Unie betwistbaar en eerlijk zijn.

Artikel 46

uitvoeringsbepalingen

1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde regelingen voor de toepassing van het volgende:

a)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van kennisgevingen en indieningen op grond van artikel 3;

b)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de technische maatregelen die poortwachters treffen om te voldoen aan artikel 5, 6 of 7;

c)

operationele en technische regelingen met het oog op de totstandbrenging van interoperabiliteit van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten op grond van artikel 7;

d)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van het met redenen omklede verzoek op grond van artikel 8, lid 3;

e)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de met redenen omklede verzoeken op grond van de artikelen 9 en 10;

f)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de verplichte verslaglegging ingediend op grond van artikel 11;

g)

de methode en procedure voor de geaudite beschrijving van de technieken die worden gebruikt voor de profilering van consumenten, als bedoeld in artikel 15, lid 1; bij het opstellen van een ontwerpuitvoeringshandeling ter zake raadpleegt de Commissie de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en kan zij het Europees Comité voor gegevensbescherming, het maatschappelijk middenveld en andere relevante deskundigen raadplegen;

h)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van kennisgevingen en indieningen op grond van de artikelen 14 en 15;

i)

de praktische regelingen voor de procedures betreffende marktonderzoeken op grond van de artikelen 17, 18 en 19, en procedures op grond van de artikelen 24, 25 en 29;

j)

de praktische regelingen van het in artikel 34 bedoelde recht om te worden gehoord;

k)

de praktische regelingen van de in artikel 34 bedoelde voorwaarden van inzageverlening;

l)

de praktische regelingen voor de samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de nationale autoriteiten als bedoeld in de artikelen 37 en 38, en

m)

de praktische regelingen voor de berekening en de verlenging van de termijnen.

2.   De in dit artikel, lid 1, punten a) tot en met k) en m), bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De in dit artikel, lid 1, punt l), bedoelde uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Alvorens een uitvoeringshandeling op grond van lid 1 vast te stellen, maakt de Commissie het ontwerp daarvan bekend en verzoekt zij alle belanghebbende partijen haar hun opmerkingen te doen toekomen binnen de termijn die zij vaststelt en die niet korter mag zijn dan een maand.

Artikel 47

Richtsnoeren

De Commissie kan voor alle aspecten van deze verordening richtsnoeren vaststellen teneinde de doeltreffende uitvoering en handhaving ervan te vergemakkelijken.

Artikel 48

Normalisatie

Indien dat passend en nodig is, kan de Commissie de Europese normalisatie-instellingen opdragen de uitvoering van de verplichtingen van deze verordening te vergemakkelijken door passende normen te ontwikkelen.

Artikel 54

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 mei 2023.

Artikel 3, leden 6, en 7, en de artikelen 40, 46, 47, 48, 49 en 50 zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 november 2022 en de artikelen 42 en 43 zijn van toepassing met ingang van 25 juni 2023.

Indien de datum van 25 juni 2023 echter voorafgaat aan de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum van toepassing, wordt de toepassing van de artikelen 42 en 43 uitgesteld tot de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  PB C 286 van 16.7.2021, blz. 64.

(2)  PB C 440 van 29.10.2021, blz. 67.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 juli 2022.

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).

(6)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(7)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(8)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(9)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(10)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).

(11)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(12)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(13)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(14)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).

(15)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(17)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(18)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(19)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(20)  Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

(21)  Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).

(22)  PB C 147 van 26.4.2021, blz. 4.

(23)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(24)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).


BIJLAGE

A.   “Algemeen”

1.

Deze bijlage heeft tot doel een nauwkeurige beschrijving te geven van de methode om voor elke in artikel 2, punt 2), omschreven kernplatformdienst de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen. Ze biedt een referentiekader op basis waarvan een onderneming kan beoordelen of haar kernplatformdiensten voldoen aan de kwantitatieve drempels van artikel 3, lid 2, punt b), en derhalve kan worden vermoed te voldoen aan de eis van artikel 3, lid 1, punt b). Daarom is deze bijlage evenzeer van belang voor alle ruimere beoordelingen uit hoofde van artikel 3, lid 8. Het is aan de onderneming om tot de best mogelijke benadering te komen in overeenstemming met de gemeenschappelijke beginselen en specifieke methode in deze bijlage. Niets in deze bijlage belet de Commissie om, binnen de in de relevante bepalingen van deze verordening vastgelegde termijnen, van de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt te verlangen dat zij alle nodige informatie verstrekt om de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen. Niets in deze bijlage mag een rechtsgrondslag vormen voor het traceren van gebruikers. De in deze bijlage beschreven methode laat ook alle verplichtingen uit hoofde van deze verordening onverlet, met name de verplichtingen van artikel 3, leden 3 en 8, en artikel 13, lid 3. Om aan artikel 13, lid 3, te voldoen, moeten met name ook de actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers worden geïdentificeerd en moet hun aantal worden berekend op basis van hetzij een nauwkeurige meting, hetzij de beste beschikbare benadering, in overeenstemming met de feitelijke capaciteiten tot identificatie en berekening waarover de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, op het desbetreffende tijdstip beschikt. Die metingen of de beste beschikbare benadering moeten in overeenstemming zijn met artikel 15 en de uit hoofde van dat artikel gerapporteerde metingen of benadering bevatten.

2.

Artikel 2, punten 20) en 21), geeft de definities van “eindgebruiker” en van “zakelijke gebruiker”, die gelden voor alle kernplatformdiensten.

3.

Teneinde het aantal “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen, wordt in deze bijlage verwezen naar het begrip “unieke gebruikers”. Onder het begrip “unieke gebruikers” vallen de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” die, voor de desbetreffende kernplatformdienst, slechts één keer zijn geteld gedurende een bepaalde termijn (nl. een maand voor “actieve eindgebruikers” en een jaar voor “actieve zakelijke gebruikers”), ongeacht hoe vaak zij gedurende die termijn gebruik hebben gemaakt van de desbetreffende kernplatformdienst. Dat laat onverlet dat dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon tegelijkertijd een actieve eindgebruiker of een actieve zakelijke gebruiker kan zijn voor verschillende kernplatformdiensten.

B.   “Actieve eindgebruikers”

1.

Het aantal “unieke gebruikers” wat betreft “actieve eindgebruikers” wordt bepaald aan de hand van de meest nauwkeurige maatstaf die wordt gerapporteerd door de onderneming die een kernplatformdienst aanbiedt. Met name geldt daarbij het volgende:

a.

er wordt vanuit gegaan dat gegevensverzameling over het gebruik van kernplatformdiensten via omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen vereist is, op het eerste gezicht het laagste risico van dubbele telling inhoudt, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruikersgedrag op verschillende apparaten of platformen. De onderneming dient derhalve, indien beschikbaar, geaggregeerde geanonimiseerde gegevens over het aantal unieke eindgebruikers per respectieve kernplatformdienst in, op basis van omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen vereist is;

b.

in het geval van kernplatformdiensten die ook toegankelijk zijn voor eindgebruikers via omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen niet vereist is, dient de onderneming daarnaast geaggregeerde geanonimiseerde gegevens over het aantal unieke eindgebruikers van de respectieve kernplatformdienst in, op basis van een alternatieve maatstaf waarmee ook eindgebruikers worden geteld buiten omgevingen waarvoor registratie of aanmelding vereist is. Het kan daarbij gaan om internetprotocoladressen (IP-adressen), identificatiecookies of andere identificatiemiddelen zoals radiofrequentie-identificatietags, mits die adressen of identificatiemiddelen objectief noodzakelijk zijn voor het aanbieden van de kernplatformdienst.

2.

Het aantal “maandelijks actieve eindgebruikers” is gebaseerd op het gemiddelde aantal maandelijks actieve eindgebruikers gedurende het grootste deel van het boekjaar. Het begrip “het grootste deel van het boekjaar” is bedoeld om een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt de mogelijkheid te bieden om in een bepaald jaar uitschieters buiten beschouwing te laten. Uitschieters zijn per definitie cijfers die aanzienlijk buiten de normale en voorzienbare cijfers vallen. Een onvoorziene piek of daling van de betrokkenheid van gebruikers gedurende één maand van het boekjaar is een voorbeeld van wat dergelijke uitschieters zouden kunnen zijn. Cijfers met betrekking tot jaarlijks terugkerende gevallen, zoals jaarlijkse verkoopbevorderende acties, zijn geen uitschieters.

C.   “Actieve zakelijke gebruikers”

Het aantal “unieke gebruikers” wat betreft “actieve zakelijke gebruikers” moet, indien van toepassing, worden bepaald op basis van de accounts, waarbij elk afzonderlijk zakelijk account dat gekoppeld is aan het gebruik van een kernplatformdienst van de onderneming één unieke zakelijke gebruiker van die respectieve kernplatformdienst vertegenwoordigt. Indien het begrip “zakelijk account” niet van toepassing is op een bepaalde kernplatformdienst, bepaalt de betrokken onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt het aantal unieke zakelijke gebruikers door te verwijzen naar de betrokken onderneming.

D.   “Indiening van informatie”

1.

Een onderneming die op grond van artikel 3, lid 3, bij de Commissie informatie indient over het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers per kernplatformdienst, is ervoor verantwoordelijk dat die informatie volledig en nauwkeurig is. In dat opzicht:

a.

is de onderneming verantwoordelijk voor het verstrekken van gegevens voor een respectieve kernplatformdienst op basis waarvan geen te hoge of te lage telling van het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers mogelijk is (bijvoorbeeld wanneer gebruikers via verschillende platformen of apparaten toegang hebben tot de kernplatformdiensten);

b.

is de onderneming verantwoordelijk voor het geven van nauwkeurige en beknopte toelichtingen over de methode die is gebruikt om tot de informatie te komen, voor elk risico van een te hoge of te lage telling van het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers voor een respectieve kernplatformdienst, en voor de oplossingen die worden gekozen om dat risico af te wenden;

c.

verstrekt de onderneming gegevens op basis van een alternatieve maatstaf, wanneer de Commissie vragen heeft over de nauwkeurigheid van de gegevens die de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt heeft verstrekt.

2.

Voor de berekening van het aantal “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers”:

a.

merkt de onderneming die een of meer kernplatformdiensten aanbiedt, kernplatformdiensten die op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren niet als verschillend aan, hoofdzakelijk omdat ze met verschillende domeinnamen — hetzij landcodetopniveaudomeinen (ccTLD’s), hetzij generieke topniveaudomeinen (gTLD’s) — of geografische eigenschappen worden aangeboden;

b.

beschouwt de onderneming die een of meer kernplatformdiensten aanbiedt, de kernplatformdiensten die door hun eindgebruikers of hun zakelijke gebruikers, of door beide, worden gebruikt voor verschillende doeleinden, als afzonderlijke kernplatformdiensten, zelfs indien hun eindgebruikers of zakelijke gebruikers dezelfde zijn en zelfs indien zij op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren;

c.

merkt de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, als verschillende kernplatformdiensten diensten aan die de betrokken onderneming geïntegreerd aanbiedt, maar die:

i)

op grond van artikel 2, punt 2), niet tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren of,

ii)

door hun eindgebruikers of hun zakelijke gebruikers, of door beide worden gebruikt voor verschillende doeleinden, zelfs indien hun eindgebruikers of zakelijke gebruikers dezelfde zijn en zelfs indien zij op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren.

E.   “Specifieke definities”

De tabel hieronder bevat specifieke definities van “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers” voor elke kernplatformdienst.

Kernplatformdiensten

Actieve eindgebruikers

Actieve zakelijke gebruikers

Onlinetussenhandelsdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinetussenhandelsdienst, bijvoorbeeld door ten minste eenmaal gedurende de maand actief in te loggen, een zoekopdracht uit te voeren, te klikken of te scrollen of een transactie te sluiten via de onlinetussenhandelsdienst.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het hele jaar ten minste één item in de onlinetussenhandelsdienst hebben opgenomen of gedurende het jaar een door de onlinetussenhandelsdienst mogelijk gemaakte transactie hebben gesloten.

Onlinezoekmachines

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinezoekmachine, bijvoorbeeld door een zoekopdracht uit te voeren.

Aantal unieke zakelijke gebruikers met zakelijke websites (d.w.z. websites die in commerciële of professionele hoedanigheid worden gebruikt) die gedurende het jaar zijn geïndexeerd door of deel uitmaken van de index van de onlinezoekmachine.

Onlinesocialenetwerkdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinesocialenetwerkdienst, bijvoorbeeld door actief in te loggen, een pagina te openen, te scrollen, te klikken, te liken, een zoekopdracht uit te voeren, berichten te posten of opmerkingen te maken.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die een zakelijke vermelding of zakelijk account hebben in de onlinesocialenetwerkdienst en ten minste eenmaal gedurende het jaar gebruik hebben gemaakt van de dienst, bijvoorbeeld door actief in te loggen, een pagina te openen, te scrollen, te klikken, te liken, een zoekopdracht uit te voeren, berichten te posten, opmerkingen te plaatsen of de tools ervan voor bedrijven te gebruiken.

Videoplatformdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de videoplatformdienst, bijvoorbeeld door een segment van audiovisuele inhoud af te spelen, een zoekopdracht uit te voeren of een stuk audiovisuele inhoud te uploaden, met inbegrip van onder meer door gebruikers gegenereerde video’s.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het jaar ten minste één stuk audiovisuele inhoud hebben geleverd die op de videoplatformdienst is geüpload of afgespeeld.

Nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand via de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst een communicatie hebben geïnitieerd of op enigerlei wijze daaraan hebben deelgenomen.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die ten minste eenmaal gedurende het jaar via de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst een zakelijk account hebben gebruikt of anderszins op enigerlei wijze een communicatie hebben geïnitieerd of daaraan hebben deelgenomen teneinde rechtstreeks met een eindgebruiker te communiceren.

Besturingssystemen

Aantal unieke eindgebruikers die een apparaat met het besturingssysteem hebben gebruikt dat ten minste eenmaal gedurende de maand is geactiveerd, geactualiseerd of gebruikt.

Aantal unieke ontwikkelaars die gedurende het jaar ten minste één softwareapplicatie of softwareprogramma hebben gepubliceerd, geactualiseerd of aangeboden met behulp van de programmeertaal of software-ontwikkelingstools van, of op enigerlei wijze draaiende op, het besturingssysteem.

Virtuele assistent

Aantal unieke eindgebruikers die op enigerlei wijze ten minste eenmaal per maand met de virtuele assistent hebben gewerkt, bijvoorbeeld door die te activeren, een vraag te stellen, toegang te krijgen tot een dienst via een knop of bediening van een “smart home”-apparaat.

Aantal unieke ontwikkelaars die gedurende het jaar ten minste één virtuele assistent-softwareapplicatie of een functionaliteit hebben aangeboden om een bestaande softwareapplicatie via de virtuele assistent toegankelijk te maken.

Webbrowsers

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal per maand met de webbrowser hebben gewerkt, bijvoorbeeld door een zoekopdracht of websiteadres in de URL-balk van de webbrowser in te voeren.

Aantal unieke zakelijke gebruikers van wie de zakelijke websites (d.w.z. websites die in commerciële of professionele hoedanigheid worden gebruikt) ten minste eenmaal in de loop van het jaar via de webbrowser zijn geraadpleegd of die in de loop van het jaar een plug-in, uitbreiding of add-ons op de webbrowser hebben aangeboden.

Cloudcomputingdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van cloudcomputingdiensten van de betrokken aanbieder van cloudcomputingdiensten, in ruil voor een vergoeding, ongeacht of die vergoeding in dezelfde maand plaatsvindt.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het jaar cloudcomputingdiensten hebben geleverd in de cloudinfrastructuur van de betrokken aanbieder van cloudcomputingdiensten.

Onlineadvertentiediensten

Voor eigen verkoop van advertentieruimte;

Aantal unieke eindgebruikers aan wie ten minste eenmaal gedurende de maand een advertentieweergave is vertoond.

Voor advertentietussenhandeldiensten (met inbegrip van advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten)

Aantal unieke eindgebruikers aan wie ten minste eenmaal gedurende de maand een advertentieweergave is vertoond, waardoor de advertentietussenhandelsdienst is ingeschakeld.

Voor eigen verkoop van advertentieruimte:

Aantal unieke adverteerders die gedurende het jaar ten minste één advertentieweergave hebben weergegeven.

Voor advertentietussenhandel (met inbegrip van advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten):

Aantal unieke zakelijke gebruikers (waaronder adverteerders, uitgevers en andere tussenpersonen) die gedurende het jaar via de advertentietussenhandelsdienst in interactie traden of erdoor werden bediend.



whereas









keyboard_arrow_down