search


keyboard_tab Digital Market Act 2022/1925 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/1925 NL cercato: 'samen' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index samen:


whereas samen:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 1221

 

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Het doel van deze verordening is bij te dragen aan een goed functionerende interne markt door geharmoniseerde regels vast te stellen die in de gehele Unie ten aanzien van alle ondernemingen zorgen voor betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector waarop poortwachters aanwezig zijn, een en ander ten behoeve van zowel zakelijke gebruikers als eindgebruikers.

2.   Deze verordening is van toepassing op kernplatformdiensten die poortwachters verlenen of aanbieden aan zakelijke gebruikers die in de Unie zijn gevestigd of aan eindgebruikers die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden, ongeacht de plaats van vestiging of de verblijfplaats van de poortwachters en ongeacht het recht dat anderszins op de dienstverlening van toepassing is.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op markten die verband houden met:

a)

elektronischecommunicatienetwerken als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2018/1972;

b)

elektronischecommunicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2018/1972, met uitzondering van die welke verband houden met nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten.

4.   Deze verordening doet met betrekking tot interpersoonlijke communicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2018/1972, geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die krachtens artikel 61 van die richtlijn zijn toegekend aan de nationale regelgevende autoriteiten en andere nationale bevoegde autoriteiten.

5.   Om versnippering van de interne markt te voorkomen, leggen de lidstaten de poortwachters geen verdere verplichtingen op via wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen om betwistbare en eerlijke markten te waarborgen. Niets in deze verordening belet de lidstaten om ondernemingen, met inbegrip van ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden, verplichtingen op te leggen voor aangelegenheden die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, mits die verplichtingen verenigbaar zijn met het Unierecht en niet voortvloeien uit het feit dat de betrokken ondernemingen de status hebben van poortwachter in de zin van deze verordening.

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU. Evenmin doet zij afbreuk aan de toepassing van:

a)

nationale mededingingsregels die mededingingsverstorende overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en misbruik van machtsposities verbieden;

b)

nationale mededingingsregels die andere vormen van eenzijdige gedragingen verbieden, voor zover die worden toegepast op andere ondernemingen dan poortwachters, of neerkomen op het opleggen van verdere verplichtingen aan poortwachters, en

c)

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (23) en nationale regels inzake concentratiecontrole.

7.   De nationale autoriteiten nemen geen besluiten die in strijd zijn met een door de Commissie uit hoofde van deze verordening vastgesteld besluit. De Commissie en de lidstaten voeren hun handhavingsmaatregelen uit in nauwe samenwerking en onderlinge coördinatie, op basis van de in de artikelen 37 en 38 neergelegde beginselen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)

“poortwachter”: een op grond van artikel 3 aangewezen onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt;

2)

“kernplatformdienst”: een van de volgende diensten:

a)

onlinetussenhandelsdienst;

b)

onlinezoekmachine;

c)

onlinesocialenetwerkdienst;

d)

videoplatformdienst;

e)

nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst;

f)

besturingssysteem;

g)

webbrowser;

h)

virtuele assistent;

i)

cloudcomputingdienst;

j)

onlineadvertentiedienst, waaronder advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten, aangeboden door een onderneming die een van de in de punten a) tot en met i) genoemde kernplatformdiensten aanbiedt;

3)

“dienst van de informatiemaatschappij”: elke dienst als gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt b), van Richtlijn (EU) 2015/1535;

4)

“digitale sector”: de sector van producten en diensten die worden geleverd door middel van, of via, diensten van de informatiemaatschappij;

5)

“onlinetussenhandelsdienst”: onlinetussenhandelsdienst als gedefinieerd in artikel 2, punt 2), van Verordening (EU) 2019/1150;

6)

“onlinezoekmachine”: een onlinezoekmachine als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2019/1150;

7)

“onlinesocialenetwerkdienst”: een platform dat eindgebruikers in staat stelt via meerdere apparaten met elkaar in verbinding te treden en te communiceren, inhoud te delen en andere gebruikers en inhoud te ontdekken, met name via chats, posts, video’s en aanbevelingen;

8)

“videoplatformdienst”: een videoplatformdienst als gedefinieerd in artikel 1, lid 1, punt a bis), van Richtlijn 2010/13/EU;

9)

“nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst”: een nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst als gedefinieerd in artikel 2, punt 7), van Richtlijn (EU) 2018/1972;

10)

“besturingssysteem”: systeemsoftware die de basisfuncties van de hardware of software regelt en softwareapplicaties daarop mogelijk maakt;

11)

“webbrowser”: een softwareapplicatie die eindgebruikers in staat stelt toegang te krijgen tot en te communiceren met webinhoud die wordt gehost op servers die verbonden zijn met netwerken zoals het internet, met inbegrip van standalone-webbrowsers en webbrowsers die zijn geïntegreerd of ingebed in software of iets soortgelijks;

12)

“virtuele assistent”: een software die verzoeken, taken of vragen kan verwerken, met inbegrip van die welke gebaseerd zijn op auditieve, visuele of geschreven input, gebaren of bewegingen, en die, op basis van die verzoeken, taken of vragen, toegang biedt tot andere diensten of verbonden fysieke apparaten bestuurt;

13)

“cloudcomputingdienst”: een cloudcomputerdienst als gedefinieerd in artikel 4, punt 19), van Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (24);

14)

“appstore”: een type onlinetussenhandelsdienst dat gericht is op softwareapplicaties als te verstrekken product of dienst;

15)

“softwareapplicatie”: een digitaal product dat of een digitale dienst die op een besturingssysteem draait;

16)

“betalingsdienst”: een betalingsdienst als gedefinieerd in artikel 4, punt 3), van Richtlijn (EU) 2015/2366;

17)

“technische dienst ter ondersteuning van een betalingsdienst”: een dienst in de zin van artikel 3, punt j), van Richtlijn (EU) 2015/2366;

18)

“betalingssysteem voor in-app-aankopen”: een softwareapplicatie, dienst of gebruikersinterface die de aankoop van digitale inhoud of digitale diensten binnen een softwareapplicatie, met inbegrip van inhoud, abonnementen, functies of functionaliteit, en de betalingen van die aankopen faciliteert;

19)

“identificatiedienst”: een type dienst die samen met of ter ondersteuning van kernplatformdiensten wordt aangeboden en om het even welke soort verificatie van de identiteit van eindgebruikers of zakelijke gebruikers mogelijk maakt, ongeacht de gebruikte technologie;

20)

“eindgebruiker”: elke natuurlijke of rechtspersoon die gebruikmaakt van kernplatformdiensten anders dan als zakelijke gebruiker;

21)

“zakelijke gebruiker”: een natuurlijke of rechtspersoon die in commerciële of professionele hoedanigheid gebruikmaakt van kernplatformdiensten ten behoeve van of in het kader van het aanbieden van goederen of diensten aan eindgebruikers;

22)

“rangschikking”: de relatieve zichtbaarheid die wordt gegeven aan goederen of diensten die worden aangeboden via onlinetussenhandelsdiensten, onlinesocialenetwerkdiensten, videoplatformdiensten of virtuele assistenten, of de relevantie die onlinezoekmachines toekennen aan zoekresultaten, zoals gepresenteerd, georganiseerd of meegedeeld door de ondernemingen die onlinetussenhandelsdiensten, onlinesocialenetwerkdiensten, videoplatformdiensten, virtuele assistenten of onlinezoekmachines aanbieden, ongeacht de voor de presentatie, organisatie of mededeling gebruikte technologische middelen en ongeacht of slechts één resultaat wordt gepresenteerd of meegedeeld;

23)

“zoekresultaten”: elke informatie in welke vorm dan ook, met inbegrip van tekstuele, grafische, gesproken of andere output, die wordt teruggezonden als antwoord op, en gerelateerd aan, een zoekopdracht, ongeacht of de teruggezonden informatie een betaald of onbetaald resultaat is, een rechtstreeks antwoord of een product, dienst of informatie aangeboden in samenhang met, weergegeven naast, of geheel of gedeeltelijk ingebed in de organische resultaten;

24)

“gegevens”: elke digitale weergave van handelingen, feiten of informatie en elke compilatie van dergelijke handelingen, feiten of informatie, ook in de vorm van geluidsopnamen, visuele of audiovisuele opnamen;

25)

“persoonsgegevens”: persoonsgegevens als gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Verordening (EU) 2016/679;

26)

“niet-persoonsgebonden gegevens”: andere gegevens dan persoonsgegevens;

27)

“onderneming”: een entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd, met inbegrip van alle verbonden bedrijven of verbonden ondernemingen die een groep vormen door de directe of indirecte zeggenschap over een bedrijf of onderneming door een ander(e);

28)

“zeggenschap”: de mogelijkheid om een beslissende invloed uit te oefenen op een onderneming, in de zin van artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 139/2004;

29)

“interoperabiliteit”: het vermogen om informatie uit te wisselen en de uitgewisselde informatie wederzijds te gebruiken via interfaces en andere oplossingen, zodat alle elementen van hardware of software functioneren met andere hardware of software en met gebruikers, en dat op alle manieren waarop zij bedoeld zijn om te functioneren;

30)

“omzet”: het door een onderneming verkregen bedrag in de zin van artikel 5, lid 1, van Verordening (EG) nr. 139/2004;

31)

“profilering”: profilering als gedefinieerd in artikel 4, punt 4), van Verordening (EU) 2016/679;

32)

“toestemming”: toestemming als gedefinieerd in artikel 4, punt 11), van Verordening (EU) 2016/679;

33)

“nationale rechterlijke instantie”: een rechterlijke instantie van een lidstaat in de zin van artikel 267 VWEU.

HOOFDSTUK II

POORTWACHTERS

Artikel 6

Verplichtingen voor poortwachters die nader kunnen worden gespecificeerd uit hoofde van artikel 8

1.   De poortwachter leeft alle in dit artikel opgenomen verplichtingen na met betrekking tot elke van zijn op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit vermelde kernplatformdiensten.

2.   De poortwachter gebruikt, indien hij de concurrentie met zakelijke gebruikers aangaat, geen gegevens die niet openbaar beschikbaar zijn en die door die zakelijke gebruikers worden gegenereerd of verstrekt in het kader van het gebruik dat zij maken van de betrokken kernplatformdiensten of van de diensten die samen met of ter ondersteuning van de betrokken kernplatformdiensten worden verleend, met inbegrip van gegevens die door de klanten van die zakelijke gebruikers worden gegenereerd of verstrekt.

Voor de toepassing van de eerste alinea omvatten de gegevens die niet openbaar beschikbaar zijn, alle door zakelijke gebruikers gegenereerde geaggregeerde en niet-geaggregeerde gegevens die kunnen worden afgeleid uit of verzameld aan de hand van de commerciële activiteiten van zakelijke gebruikers of hun klanten, met inbegrip van klik-, zoek-, weergave- en spraakgegevens, over de betrokken kernplatformdiensten of over diensten die samen met of ter ondersteuning van de betrokken kernplatformdiensten van de poortwachter worden verleend.

3.   De poortwachter staat eindgebruikers toe en stelt hen technisch in staat om op eenvoudige wijze softwareapplicaties op het besturingssysteem van de poortwachter te verwijderen, onverminderd de mogelijkheid voor die poortwachter om die verwijdering te beperken met betrekking tot softwareapplicaties die essentieel zijn voor de werking van het besturingssysteem of van het apparaat en die in technisch opzicht niet op zichzelf door derden kunnen worden aangeboden.

De poortwachter staat eindgebruikers toe en stelt hen technisch in staat om op eenvoudige wijze standaardinstellingen op het besturingssysteem, de virtuele assistent en de browser van de poortwachter te wijzigen die eindgebruikers naar door de poortwachter aangeboden producten of diensten sturen of leiden. Daartoe worden eindgebruikers bij hun eerste gebruik van een op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit opgenomen onlinezoekmachine, virtuele assistent of browser van de poortwachter ertoe aangespoord om uit de lijst van belangrijkste beschikbare aanbieders van diensten de onlinezoekmachine, virtuele assistent of browser te selecteren waarnaar het besturingssysteem van de poortwachter gebruikers standaard stuurt of leidt, alsook de onlinezoekmachine waarnaar de virtuele assistent en de browser van de poortwachter gebruikers standaard stuurt of leidt.

4.   De poortwachter staat toe en maakt het technisch mogelijk om softwareapplicaties of appstores van derden die gebruikmaken van of in wisselwerking staan met zijn besturingssysteem, te installeren en effectief te gebruiken, en maakt de toegang tot die softwareapplicaties of appstores met andere middelen dan de betrokken kernplatformdiensten van die poortwachter mogelijk. De poortwachter belet, in voorkomend geval, niet dat de gedownloade softwareapplicaties of appstores van derden eindgebruikers de keuze aanbieden of ze die gedownloade softwareapplicatie of appstore al dan niet als standaard willen instellen. De poortwachter stelt eindgebruikers die ervoor kiezen de gedownloade softwareapplicatie of appstore als standaard in te stellen, technisch in staat om die wijziging op eenvoudige wijze uit te voeren.

Het wordt de poortwachter niet belet maatregelen, voor zover die strikt noodzakelijk en evenredig zijn, te treffen om ervoor te zorgen dat softwareapplicaties of appstores van derden de integriteit van de door hem ter beschikking gestelde hardware of besturingssystemen, niet in gevaar brengen, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen naar behoren gemotiveerd worden door de poortwachter.

Voorts wordt het de poortwachter niet belet maatregelen en andere instellingen dan standaardinstellingen, voor zover die strikt noodzakelijk en evenredig zijn, toe te passen waarmee eindgebruikers de veiligheid met betrekking tot softwareapplicaties of appstores van derden effectief kunnen beschermen, op voorwaarde dat dergelijke maatregelen en dergelijke andere instellingen dan standaardinstellingen naar behoren gemotiveerd worden door de poortwachter.

5.   De poortwachter geeft in de rangschikking en bijbehorende website-indexatie en webcrawling geen gunstigere behandeling aan door hem zelf aangeboden diensten en producten dan aan soortgelijke diensten of producten van een derde. De poortwachter past transparante, eerlijke en niet-discriminerende voorwaarden voor die rangschikking toe.

6.   De poortwachter legt geen technische of andere beperkingen op aan het vermogen van eindgebruikers om over te stappen en zich te abonneren op andere softwareapplicaties en diensten waartoe toegang wordt verkregen via de kernplatformdiensten van de poortwachter, ook wat betreft de keuze van internettoegangsdiensten voor eindgebruikers.

7.   De poortwachter zorgt voor aanbieders van diensten en aanbieders van hardware kosteloos voor effectieve interoperabiliteit met en, met het oog op interoperabiliteit, toegang tot dezelfde hardware en softwarefuncties waartoe toegang wordt verkregen of die bestuurd worden via het besturingssysteem dat of de virtuele assistent die op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit is opgenomen, als die welke beschikbaar zijn voor diensten of hardware die worden aangeboden door de poortwachter. Voorts zorgt de poortwachter voor zakelijke gebruikers en alternatieve aanbieders van diensten die samen met of ter ondersteuning van kernplatformdiensten worden aangeboden, kosteloos voor effectieve interoperabiliteit met, en met het oog op interoperabiliteit toegang tot dezelfde besturingssysteem-, hardware- of softwarefuncties, ongeacht of die functies tot het besturingssysteem behoren, als die welke beschikbaar zijn voor of gebruikt worden door die poortwachter om die diensten aan te bieden.

De poortwachter wordt niet belet strikt noodzakelijke en evenredige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat de interoperabiliteit de integriteit van het besturingssysteem, de virtuele assistent, de hardware en de software die hij ter beschikking stelt niet in het gedrang brengt, mits hij die maatregelen naar behoren motiveert.

8.   De poortwachter biedt adverteerders, uitgevers en door hen gemachtigde derden op hun verzoek kosteloos toegang tot zijn instrumenten voor prestatiemeting en tot de gegevens die adverteerders en uitgevers nodig hebben om zelf een onafhankelijke verificatie uit te voeren van de advertentieportefeuille, met inbegrip van geaggregeerde en niet-geaggregeerde gegevens. Die gegevens worden op zodanige wijze verstrekt dat adverteerders en uitgevers hun eigen verificatie- en meetinstrumenten kunnen gebruiken om de prestaties van de door de poortwachters aangeboden kernplatformdiensten te beoordelen.

9.   De poortwachter biedt eindgebruikers en door een eindgebruiker gemachtigde derden op hun verzoek kosteloos de mogelijkheid om door de eindgebruiker verstrekte gegevens of gegevens die gegenereerd werden middels de activiteiten van de eindgebruiker in het kader van het gebruik van de betrokken kernplatformdienst, effectief over te dragen, onder meer door kosteloos instrumenten ter beschikking te stellen om de effectieve overdracht van die gegevens te vergemakkelijken, en door continue realtimetoegang tot die gegevens te verlenen.

10.   De poortwachter zorgt ervoor dat zakelijke gebruikers en door een zakelijke gebruiker gemachtigde derden op hun verzoek kosteloos effectieve, kwaliteitsvolle en continue realtimetoegang hebben tot en gebruik kunnen maken van geaggregeerde en niet-geaggregeerde gegevens, persoonsgegevens inbegrepen, die door die zakelijke gebruikers en door de eindgebruikers die betrokken zijn bij de door die zakelijke gebruikers geleverde producten of diensten worden verstrekt voor of gegenereerd in het kader van het gebruik van de betrokken kernplatformdiensten of diensten die samen met of ter ondersteuning van de betrokken kernplatformdiensten worden aangeboden. Wat betreft persoonsgegevens maakt de poortwachter de toegang ertoe en het gebruik ervan alleen mogelijk indien die persoonsgegevens rechtstreeks verband houden met het gebruik dat de eindgebruiker maakt van de door de betrokken zakelijke gebruiker via de betrokken kernplatformdienst aangeboden producten of diensten, en indien de eindgebruikers daarvoor toestemming geven.

11.   De poortwachter verleent alle derde ondernemingen die onlinezoekmachines aanbieden, op hun verzoek, onder eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, toegang tot gegevens over rangschikkingen, zoekopdrachten, kliks en weergaven in verband met kosteloze en betaalde zoekopdrachten die door eindgebruikers op zijn onlinezoekmachines zijn gegenereerd. Alle gegevens over zoekopdrachten, kliks en weergaven die persoonsgegevens zijn, worden geanonimiseerd.

12.   De poortwachter past eerlijke, redelijke en niet-discriminerende algemene voorwaarden toe voor de toegang door zakelijke gebruikers tot zijn op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit opgenomen appstores, onlinezoekmachines en onlinesocialenetwerkdiensten.

Daartoe publiceert de poortwachter algemene toegangsvoorwaarden, met daarin een mechanisme voor alternatieve geschillenbeslechting.

De Commissie beoordeelt of de gepubliceerde algemene toegangsvoorwaarden al dan niet aan deze alinea voldoen.

13.   De poortwachter mag geen onevenredige algemene voorwaarden opleggen om de verlening van een kernplatformdienst op te zeggen. Hij zorgt ervoor dat de opzeggingsvoorwaarden zonder onnodige moeilijkheden kunnen worden uitgeoefend.

Artikel 8

Naleving van verplichtingen voor poortwachters

1.   De poortwachter ziet toe op en levert bewijs van de naleving van de bij de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening vastgestelde verplichtingen. De maatregelen die de poortwachter treft om aan die artikelen te voldoen, zijn doeltreffend om de doelstelling van deze verordening en van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De poortwachter ziet erop toe dat die maatregelen worden uitgevoerd in overeenstemming met het toepasselijke recht, met name Verordening (EU) 2016/679, Richtlijn 2002/58/EG en de wetgeving inzake cyberbeveiliging, consumentenbescherming en productveiligheid, alsook met de toegankelijkheidsvoorschriften.

2.   De Commissie kan, op eigen initiatief of op verzoek van een poortwachter op grond van lid 3 van dit artikel, op grond van artikel 20 een procedure inleiden.

De Commissie kan een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij de maatregelen bepaalt die de betrokken poortwachter moet uitvoeren om daadwerkelijk te voldoen aan de verplichtingen van de artikelen 6 en 7. Binnen zes maanden na inleiding van de procedure op grond van artikel 20 wordt die uitvoeringshandeling volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Wanneer de Commissie op eigen initiatief op grond van artikel 13 een procedure inzake ontduiking inleidt, kunnen die maatregelen de in de artikelen 5, 6 en 7 bedoelde verplichtingen betreffen.

3.   Een poortwachter kan de Commissie verzoeken een proces op gang te brengen om te bepalen of de maatregelen die hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd teneinde te voldoen aan de artikelen 6 en 7, doeltreffend zijn om in zijn specifieke omstandigheden het doel van de desbetreffende verplichting te verwezenlijken. De Commissie beslist zelf of zij een dergelijk proces al dan niet op gang brengt, en neemt daarbij de beginselen van gelijke behandeling, evenredigheid en goed bestuur in acht.

Het verzoek van de poortwachter bevat een gemotiveerde kennisgeving om toe te lichten welke maatregelen hij voornemens is uit te voeren of ten uitvoer heeft gelegd. Bovendien dient de poortwachter een niet-vertrouwelijke versie van zijn gemotiveerde kennisgeving in die op grond van lid 6 met derden kan worden gedeeld.

4.   De leden 2 en 3 van dit artikel laten de bevoegdheden van de Commissie uit hoofde van de artikelen 29, 30 en 31 onverlet.

5.   Met het oog op de vaststelling van het besluit uit hoofde van lid 2 deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen binnen drie maanden na de inleiding van de procedure uit hoofde van artikel 20 mee aan de poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen de betrokken poortwachter volgens haar moet nemen om de bezwaren in de voorlopige bevindingen doeltreffend aan te pakken.

6.   Om belanghebbende derden daadwerkelijk in staat te stellen opmerkingen in te dienen, publiceert de Commissie wanneer zij haar voorlopige bevindingen op grond van lid 5 aan de poortwachter meedeelt of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de maatregelen die zij overweegt te nemen of die de poortwachter volgens haar moet nemen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

7.   Bij het specificeren van de maatregelen uit hoofde van lid 2 zorgt de Commissie ervoor dat de maatregelen doeltreffend zijn om de doelstellingen van deze verordening en de desbetreffende verplichting te verwezenlijken, en evenredig zijn in de specifieke omstandigheden van de poortwachter en de betrokken dienst.

8.   Voor het specificeren van de verplichtingen uit hoofde van artikel 6, leden 11 en 12, beoordeelt de Commissie tevens of de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen waarborgen dat er geen resterend onevenwicht is tussen de rechten en de plichten van zakelijke gebruikers en of de maatregelen zelf de poortwachter geen voordeel verschaffen dat niet in verhouding staat tot de dienst die hij aan zakelijke gebruikers verleent.

9.   De Commissie kan op verzoek of op eigen initiatief beslissen de procedure op grond van lid 2 te heropenen wanneer:

a)

er een materiële wijziging optreedt in de feiten waarop het besluit berust, of

b)

het besluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie, of

c)

de in het besluit genoemde maatregelen niet doeltreffend zijn.

Artikel 11

Verslaglegging

1.   Binnen zes maanden na zijn aanwijzing op grond van artikel 3 dient de poortwachter overeenkomstig artikel 3, lid 10, bij de Commissie een verslag in met een gedetailleerde en transparante beschrijving van de maatregelen die hij heeft genomen om de naleving van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen te waarborgen.

2.   Binnen de in lid 1 bedoelde termijn publiceert de poortwachter een niet-vertrouwelijke samenvatting van dat verslag en verstrekt die aan de Commissie.

De poortwachter actualiseert dat rapport en die niet-vertrouwelijke samenvatting ten minste eenmaal per jaar.

De Commissie plaatst een link naar die niet-vertrouwelijke samenvatting op haar website.

Artikel 12

Actualisering van de verplichtingen voor poortwachters

1.   De Commissie is krachtens artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met betrekking tot de in de artikelen 5 en 6 genoemde verplichtingen. Die gedelegeerde handelingen zijn gebaseerd op een marktonderzoek op grond van artikel 19 waaruit is gebleken dat die verplichtingen moeten worden geactualiseerd om praktijken aan te pakken die de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of die oneerlijk zijn op dezelfde wijze als de praktijken waarop de verplichtingen van de artikelen 5 en 6 betrekking hebben.

2.   Het toepassingsgebied van een overeenkomstig lid 1 vastgestelde gedelegeerde handeling is beperkt tot:

a)

de uitbreiding van een verplichting die alleen geldt met betrekking tot bepaalde kernplatformdiensten, tot andere in artikel 2, punt 2), genoemde kernplatformdiensten;

b)

de uitbreiding van een verplichting ten gunste van bepaalde zakelijke gebruikers of eindgebruikers, zodat die verplichting andere zakelijke gebruikers of eindgebruikers ten goede komt;

c)

de vaststelling van de wijze waarop poortwachters de verplichtingen van de artikelen 5 en 6 moeten vervullen met het oog op de daadwerkelijke nakoming ervan;

d)

de uitbreiding van een verplichting die alleen geldt met betrekking tot bepaalde diensten die samen met of ter ondersteuning van kernplatformdiensten worden verleend, tot andere diensten die samen met of ter ondersteuning van kernplatformdiensten worden verleend;

e)

de uitbreiding van een verplichting die alleen geldt met betrekking tot bepaalde soorten gegevens, tot andere soorten gegevens;

f)

de toevoeging van aanvullende voorwaarden wanneer een verplichting bepaalde voorwaarden stelt aan het gedrag van een poortwachter, en

g)

de toepassing van een verplichting die de relatie tussen verschillende kernplatformdiensten van de poortwachter regelt, op de relatie tussen een kernplatformdienst en andere diensten van de poortwachter.

3.   De Commissie is krachtens artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening met betrekking tot de lijst van basisfuncties van artikel 7, lid 2, door functies van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten toe te voegen of te schrappen.

Die gedelegeerde handelingen zijn gebaseerd op een marktonderzoek op grond van artikel 19 waaruit is gebleken dat die verplichtingen moeten worden geactualiseerd om praktijken aan te pakken die de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of die oneerlijk zijn op dezelfde wijze als de praktijken waarop de verplichtingen van artikel 7 betrekking hebben.

4.   De Commissie is krachtens artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening met betrekking tot de verplichtingen van artikel 7, door de wijze vast te stellen waarop die verplichtingen moeten worden vervuld met het oog op de daadwerkelijke nakoming ervan. Die gedelegeerde handelingen zijn gebaseerd op een marktonderzoek op grond van artikel 19 waaruit is gebleken dat die verplichtingen moeten worden geactualiseerd om praktijken aan te pakken die de betwistbaarheid van kernplatformdiensten beperken of die oneerlijk zijn op dezelfde wijze als de praktijken waarop de verplichtingen van artikel 7 betrekking hebben.

5.   Praktijken als bedoeld in de leden 1, 3 en 4 worden als beperkend voor de betwistbaarheid van kernplatformdiensten of als oneerlijk beschouwd wanneer:

a)

die praktijken worden toegepast door poortwachters, innovatie kunnen belemmeren en de keuzemogelijkheden voor zakelijke gebruikers en eindgebruikers kunnen beperken, omdat ze:

i)

de betwistbaarheid van een kernplatformdienst of andere diensten in de digitale sector blijvend beïnvloeden of dreigen te beïnvloeden als gevolg van het creëren of versterken van toegangsdrempels voor andere ondernemingen of van uitbreidingsdrempels voor verstrekkers van een kernplatformdienst of andere diensten in de digitale sector, of

ii)

voorkomen dat andere marktdeelnemers dezelfde toegang hebben tot belangrijke input als de poortwachter, of

b)

er een onevenwicht is tussen de rechten en plichten van zakelijke gebruikers en de poortwachter een voordeel verkrijgt van zakelijke gebruikers dat niet in verhouding staat tot de dienst die hij hun verleent.

Artikel 14

Informatieplicht inzake concentraties

1.   Een poortwachter informeert de Commissie over elke voorgenomen concentratie in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004, wanneer de fuserende entiteiten of de beoogde concentratie kernplatformdiensten of andere diensten in de digitale sector aanbieden, of gegevensverzameling mogelijk maken, ongeacht of die moet worden aangemeld bij de Commissie uit hoofde van die verordening of bij een bevoegde nationale mededingingsautoriteit uit hoofde van nationale concentratieregels.

Een poortwachter informeert de Commissie over een dergelijke concentratie voordat die tot stand wordt gebracht en na de sluiting van de overeenkomst, de aankondiging van het openbaar bod of de verwerving van een zeggenschapsbelang.

2.   De door de poortwachter op grond van lid 1 verstrekte informatie bevat ten minste een beschrijving van de bij de concentratie betrokken ondernemingen, hun jaarlijkse omzet in de Unie en wereldwijd, hun werkterrein, met inbegrip van activiteiten die rechtstreeks met de concentratie verband houden, de transactiewaarde van de overeenkomst of een schatting daarvan, een samenvatting van de concentratie, met inbegrip van de aard en de redenen ervan, en een lijst van de bij de concentratie betrokken lidstaten.

In de informatie van de poortwachter wordt voor alle betrokken kernplatformdiensten respectievelijk ook een beschrijving gegeven van hun jaarlijkse omzet in de Unie, hun aantal jaarlijks actieve zakelijke gebruikers en hun aantal maandelijks actieve eindgebruikers.

3.   Indien na een concentratie als bedoeld in lid 1 van dit artikel extra kernplatformdiensten afzonderlijk voldoen aan de drempels van artikel 3, lid 2, punt b), stelt de betrokken poortwachter de Commissie daarvan binnen twee maanden na de totstandbrenging van de concentratie in kennis en verstrekt hij de Commissie de in artikel 3, lid 2, bedoelde informatie.

4.   De Commissie stelt de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in kennis van alle op grond van lid 1 ontvangen informatie, en publiceert jaarlijks de lijst van overnames waarvan zij op grond van dat lid door poortwachters in kennis is gesteld.

De Commissie houdt rekening met het gerechtvaardigde belang van ondernemingen bij de bescherming van hun bedrijfsgeheimen.

5.   De bevoegde autoriteiten van de lidstaten kunnen de uit hoofde van lid 1 van dit artikel ontvangen informatie gebruiken om de Commissie te verzoeken de concentratie te onderzoeken op grond van artikel 22 van Verordening (EG) nr. 139/2004.

Artikel 18

Marktonderzoek naar systematische niet-naleving

1.   De Commissie kan een marktonderzoek uitvoeren om na te gaan of een poortwachter zich schuldig heeft gemaakt aan systematische niet-naleving. De Commissie rondt dat marktonderzoek af binnen twaalf maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum. Indien uit het marktonderzoek blijkt dat een poortwachter systematisch een of meer van de in artikel 5, 6 of 7 vastgelegde verplichtingen heeft geschonden en zijn poortwachterspositie met betrekking tot de vereisten van artikel 3, lid 1, heeft behouden, versterkt of uitgebreid, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij aan die poortwachter alle gedragscorrigerende of structurele maatregelen worden opgelegd die evenredig en noodzakelijk zijn om de doeltreffende naleving van deze verordening te waarborgen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De overeenkomstig lid 1 van dit artikel opgelegde corrigerende maatregel kan, voor zover hij evenredig en noodzakelijk is voor het handhaven of herstellen van de door de systematische niet-naleving aangetaste eerlijkheid en betwistbaarheid, onder meer inhouden dat de poortwachter gedurende een beperkte periode geen concentratie in de zin van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 139/2004 mag aangaan met betrekking tot de kernplatformdiensten, de andere diensten die in de digitale sector worden aangeboden of de diensten die het mogelijk maken gegevens te verzamelen waarop de systematische niet-naleving betrekking heeft.

3.   Een poortwachter wordt geacht zich schuldig te hebben gemaakt aan systematische niet-naleving van de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen indien de Commissie binnen een periode van acht jaar voorafgaand aan de vaststelling van het besluit tot inleiding van een marktonderzoek met het oog op de eventuele vaststelling van een besluit op grond van dit artikel ten minste drie niet-nalevingsbesluiten op grond van artikel 29 heeft genomen tegen een poortwachter met betrekking tot een van zijn kernplatformdiensten.

4.   De Commissie deelt haar voorlopige bevindingen binnen zes maanden na de in artikel 16, lid 3, punt a), bedoelde datum mee aan de betrokken poortwachter. In haar voorlopige bevindingen licht de Commissie toe of zij voorlopig van oordeel is dat aan de voorwaarden van lid 1 van dit artikel is voldaan en welke corrigerende maatregelen zij voorlopig noodzakelijk en evenredig acht.

5.   Om belanghebbende derden in staat te stellen daadwerkelijk opmerkingen te maken, publiceert de Commissie, op het ogenblik waarop zij haar voorlopige bevindingen aan de poortwachter meedeelt op grond van lid 4 of zo spoedig mogelijk daarna, een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de corrigerende maatregelen die zij overweegt op te leggen. De Commissie stelt een redelijke termijn vast waarbinnen die opmerkingen moeten worden ingediend.

6.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit op grond van lid 1 van dit artikel vast te stellen door op grond van artikel 25 door de poortwachter gedane toezeggingen bindend te maken, publiceert zij een niet-vertrouwelijke samenvatting van de zaak en de voornaamste inhoud van de toezeggingen. Belanghebbende derden kunnen hun opmerkingen binnen een door de Commissie vast te stellen redelijke termijn indienen.

7.   In de loop van het marktonderzoek kan de Commissie de duur daarvan verlengen indien dat om objectieve redenen gerechtvaardigd en evenredig is. De verlenging kan gelden voor de termijn waarbinnen de Commissie met haar voorlopige bevindingen moet komen, of voor de termijn waarbinnen het definitieve besluit moet worden vastgesteld. De totale duur van een of meer verlengingen op grond van dit lid mag niet meer dan zes maanden bedragen.

8.   Om te waarborgen dat de poortwachter de in de artikelen 5, 6 en 7 vastgelegde verplichtingen daadwerkelijk naleeft, evalueert de Commissie regelmatig de corrigerende maatregelen die zij overeenkomstig de leden 1 en 2 van dit artikel oplegt. De Commissie heeft het recht die maatregelen te wijzigen indien zij die na een nieuw marktonderzoek niet doeltreffend acht.

Artikel 28

Compliancefunctie

1.   Poortwachters voorzien in een compliancefunctie, die onafhankelijk is van de operationele functies van de poortwachter en die verricht wordt door een of meer nalevingsfunctionarissen, onder wie de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie.

2.   De poortwachter zorgt ervoor dat de compliancefunctie als bedoeld in lid 1 voldoende gezag, status en middelen heeft, alsook toegang tot het leidinggevend orgaan van de poortwachter teneinde erop toe te zien dat de poortwachter deze verordening naleeft.

3.   Het leidinggevend orgaan van de poortwachter zorgt ervoor dat de op grond van lid 1 aangewezen nalevingsfunctionarissen beschikken over de beroepskwalificaties, de kennis, de ervaring en de bekwaamheden die nodig zijn om de in lid 5 genoemde taken te verrichten.

Het leidinggevend orgaan van de poortwachter zorgt er ook voor dat de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie een onafhankelijke senior manager is met een onderscheiden verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie.

4.   De hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie rapporteert rechtstreeks aan het leidinggevend orgaan van de poortwachter en kan bedenkingen formuleren en dat orgaan waarschuwen wanneer zich risico’s van niet-naleving van deze verordening voordoen, onverminderd de verantwoordelijkheden van het leidinggevend orgaan in zijn toezichthoudende en leidinggevende functies.

De hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie mag niet van zijn functie worden ontheven zonder voorafgaande toestemming van het leidinggevend orgaan van de poortwachter.

5.   De op grond van lid 1 door de poortwachter aangestelde nalevingsfunctionarissen hebben de volgende taken:

a)

de maatregelen en activiteiten van de poortwachter organiseren, monitoren en daarop toezien, met het oog op de naleving van deze verordening;

b)

het management en de werknemers van de poortwachter informeren en advies verstrekken over de naleving van deze verordening;

c)

in voorkomend geval toezicht uitoefenen op de nakoming van toezeggingen die op grond van artikel 25 bindend zijn gemaakt, onverminderd de mogelijkheid voor de Commissie om op grond van artikel 26, lid 2, onafhankelijke externe deskundigen aan te stellen;

d)

met de Commissie samen werken met het oog op de toepassing van deze verordening.

6.   De poortwachters delen de naam en de contactgegevens van de hoofdverantwoordelijke voor de compliancefunctie mee aan de Commissie.

7.   Het leidinggevend orgaan van de poortwachter bepaalt, ziet toe op en is verantwoordingsplichtig voor de uitvoering van de governanceregelingen van de poortwachter waarmee de onafhankelijkheid van de compliancefunctie wordt gewaarborgd, met inbegrip van de taakverdeling in de organisatie van de poortwachter en het voorkomen van belangenconflicten.

8.   Het leidinggevend orgaan keurt de strategieën en beleidslijnen voor het aanvangen en beheren van, en het toezien op, de naleving van deze verordening goed en evalueert die op gezette tijden, en ten minste eenmaal per jaar.

9.   Het leidinggevend orgaan besteedt voldoende tijd aan het beheer van en het toezicht op de naleving van deze verordening. Het neemt actief deel aan de besluitvorming over het beheer en de handhaving van deze verordening, en zorgt ervoor dat daarvoor voldoende middelen worden uitgetrokken.

Artikel 35

Jaarlijkse verslaglegging

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarverslag in over de uitvoering van deze verordening en de vooruitgang die is geboekt met de verwezenlijking van de doelstellingen ervan.

2.   Het in lid 1 bedoelde verslag omvat:

a)

een samenvatting van de activiteiten van de Commissie, met onder meer de eventueel vastgestelde maatregelen of besluiten en de lopende marktonderzoeken in verband met deze verordening;

b)

de bevindingen waartoe het toezicht op de uitvoering door de poortwachters van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening aanleiding heeft gegeven;

c)

een evaluatie van de geaudite beschrijving als bedoeld in artikel 15;

d)

een overzicht van de samenwerking tussen de Commissie en de nationale autoriteiten in verband met deze verordening;

e)

een overzicht van de door de groep op hoog niveau van digitale regelgevers verrichte activiteiten en taken, met een toelichting over de manier waarop haar aanbevelingen voor de handhaving van deze verordening moeten worden uitgevoerd.

3.   De Commissie maakt het verslag bekend op haar website.

Artikel 37

samenwerking met nationale instanties

1.   De Commissie en de lidstaten werken nauw samen en coördineren hun handhavingsmaatregelen om te zorgen voor een coherente, effectieve en complementaire handhaving van de beschikbare rechtsinstrumenten die worden toegepast op poortwachters in de zin van deze verordening.

2.   De Commissie kan waar passend de nationale autoriteiten raadplegen over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de toepassing van deze verordening.

Artikel 38

samenwerking en coördinatie met de nationale bevoegde autoriteiten die de concurrentieregels handhaven

1.   De Commissie en de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, werken samen en informeren elkaar over hun respectieve handhavingsmaatregelen via het Europees Mededingingsnetwerk (ECN). Zij zijn bevoegd om elkaar informatie te verstrekken over alle feitelijke of juridische aangelegenheden, ook als het vertrouwelijke informatie betreft. Indien de bevoegde autoriteit geen lid is van het ECN, treft de Commissie de nodige regelingen voor samenwerking en informatie-uitwisseling over zaken betreffende de handhaving van deze verordening en de handhaving van de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van die autoriteiten. De Commissie kan dergelijke regelingen vastleggen in een uitvoeringshandeling als bedoeld in artikel 46, lid 1, punt l).

2.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels een onderzoek in te stellen naar poortwachters, stelt zij de Commissie schriftelijk in kennis van de eerste formele onderzoeksmaatregel voordat of onmiddellijk nadat die maatregel wordt genomen. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

3.   Indien een nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, voornemens is op basis van in artikel 1, lid 6, bedoelde nationale regels verplichtingen aan poortwachters op te leggen, stelt zij de Commissie uiterlijk 30 dagen voor de vaststelling ervan in kennis van de ontwerpmaatregel, met vermelding van de redenen voor de maatregel. In het geval van voorlopige maatregelen deelt de nationale bevoegde autoriteit van een lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, de voorgenomen ontwerpmaatregelen zo spoedig mogelijk, en uiterlijk onmiddellijk na de vaststelling van de maatregelen, mee aan de Commissie. Die informatie kan tevens ter beschikking worden gesteld van de nationale bevoegde autoriteiten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels van de andere lidstaten handhaven.

4.   De in de leden 2 en 3 bedoelde informatiemechanismen zijn niet van toepassing op besluiten die op grond van de nationale concentratieregels worden overwogen.

5.   Op grond van de leden 1, 2 en 3 van dit artikel uitgewisselde informatie wordt uitsluitend uitgewisseld en gebruikt met het oog op de coördinatie van de handhaving van deze verordening en de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels.

6.   De Commissie kan de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, verzoeken steun te verlenen aan haar marktonderzoeken op grond van deze verordening.

7.   Indien het nationale recht een nationale bevoegde autoriteit van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, daartoe competentie en onderzoeksbevoegdheden verleent, kan zij op eigen initiatief onderzoek instellen naar mogelijke niet-naleving van de artikelen 5, 6 en 7 van deze verordening op haar grondgebied. Alvorens een eerste formele onderzoeksmaatregel te nemen, stelt die autoriteit de Commissie daarvan schriftelijk in kennis.

De inleiding van een procedure door de Commissie op grond van artikel 20 ontneemt de nationale bevoegde autoriteiten van de lidstaten die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaven, de mogelijkheid om een dergelijk onderzoek in te stellen of beëindigt het als het reeds loopt. Die autoriteiten brengen verslag uit aan de Commissie over de bevindingen van dat onderzoek teneinde de Commissie te ondersteunen in haar rol als enige handhaver van deze verordening.

Artikel 39

samenwerking met de nationale rechterlijke instanties

1.   In procedures voor de toepassing van deze verordening kunnen de nationale rechterlijke instanties de Commissie verzoeken hen informatie waarover zij beschikt te verschaffen of advies te verstrekken over kwesties in verband met de toepassing van deze verordening.

2.   De lidstaten zenden de Commissie een afschrift toe van schriftelijke uitspraken van nationale rechterlijke instanties met betrekking tot de toepassing van deze verordening. Dat afschrift wordt onverwijld toegezonden nadat de volledige schriftelijke uitspraak aan de partijen ter kennis is gebracht.

3.   Indien de coherente toepassing van deze verordening dat vereist, kan de Commissie op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen indienen bij de nationale rechterlijke instanties. Met toestemming van de betrokken rechterlijke instantie kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

4.   Alleen met het oog op de formulering van haar opmerkingen kan de Commissie de betrokken nationale rechterlijke instantie verzoeken om haar alle voor de beoordeling van de zaak noodzakelijke stukken toe te zenden of te doen toezenden.

5.   De nationale rechterlijke instanties wijzen geen beslissingen die in strijd zijn met een door de Commissie uit hoofde van deze verordening vastgesteld besluit. Ook moeten zij vermijden beslissingen te wijzen die in strijd zouden zijn met een door de Commissie overwogen besluit in een uit hoofde van deze verordening door haar ingeleide procedure. Te dien einde kan de nationale rechterlijke instantie de afweging maken of het nodig is haar procedure te schorsen. Dat laat de mogelijkheid voor nationale rechterlijke instanties om uit hoofde van artikel 267 VWEU een prejudiciële beslissing te vragen onverlet.

Artikel 40

De groep op hoog niveau

1.   De Commissie richt een groep op hoog niveau op voor de digitalemarktenverordening (“de groep op hoog niveau”).

2.   De groep op hoog niveau bestaat uit de volgende Europese organen en netwerken:

a)

het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie,

b)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming,

c)

het Europees Mededingingsnetwerk,

d)

het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming, en

e)

de Europese Groep van regulerende instanties voor audiovisuele mediadiensten.

3.   De in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken hebben elk een gelijk aantal vertegenwoordigers in de groep op hoog niveau. Het maximumaantal leden van de groep op hoog niveau is 30.

4.   De Commissie verzorgt het secretariaat van de groep op hoog niveau ter facilitering van haar werkzaamheden. De groep op hoog niveau wordt voorgezeten door de Commissie, die aan haar vergaderingen deelneemt. De groep op hoog niveau komt op verzoek van de Commissie ten minste eenmaal per kalenderjaar bijeen. De Commissie roept ook een vergadering van de groep bijeen wanneer de meerderheid van de leden van de groep daarom verzoekt om een specifieke kwestie te behandelen.

5.   De groep op hoog niveau kan de Commissie advies en expertise verstrekken op de gebieden die onder de bevoegdheden van haar leden vallen, waaronder:

a)

advies en aanbevelingen binnen hun deskundigheid die relevant zijn voor alle algemene kwesties in verband met de uitvoering of handhaving van deze verordening, of

b)

advies en expertise ter bevordering van een consistente reguleringsaanpak over de grenzen heen van de verschillende reguleringsinstrumenten.

6.   De groep op hoog niveau kan met name de huidige en potentiële interacties tussen deze verordening en de sectorspecifieke regels die worden toegepast door de nationale autoriteiten die de in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken vormen, in kaart brengen en beoordelen en bij de Commissie een jaarverslag indienen waarin die beoordeling wordt gepresenteerd en mogelijke sectordoorsnijdende reguleringskwesties in kaart worden gebracht. Dat verslag kan vergezeld gaan van aanbevelingen die erop gericht zijn convergentie naar consistente transdisciplinaire benaderingen en synergieën tussen de uitvoering van deze verordening en andere sectorale regulering te bewerkstelligen. Het verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

7.   In het kader van marktonderzoeken naar nieuwe diensten en nieuwe praktijken kan de groep op hoog niveau de Commissie expertise verstrekken over de noodzaak om regels in deze verordening te wijzigen of te schrappen, of eraan toe te voegen teneinde ervoor te zorgen dat digitale markten in de gehele Unie betwistbaar en eerlijk zijn.

Artikel 46

Uitvoeringsbepalingen

1.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen met gedetailleerde regelingen voor de toepassing van het volgende:

a)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van kennisgevingen en indieningen op grond van artikel 3;

b)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de technische maatregelen die poortwachters treffen om te voldoen aan artikel 5, 6 of 7;

c)

operationele en technische regelingen met het oog op de totstandbrenging van interoperabiliteit van nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten op grond van artikel 7;

d)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van het met redenen omklede verzoek op grond van artikel 8, lid 3;

e)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de met redenen omklede verzoeken op grond van de artikelen 9 en 10;

f)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van de verplichte verslaglegging ingediend op grond van artikel 11;

g)

de methode en procedure voor de geaudite beschrijving van de technieken die worden gebruikt voor de profilering van consumenten, als bedoeld in artikel 15, lid 1; bij het opstellen van een ontwerpuitvoeringshandeling ter zake raadpleegt de Commissie de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en kan zij het Europees Comité voor gegevensbescherming, het maatschappelijk middenveld en andere relevante deskundigen raadplegen;

h)

de vorm, inhoud en andere bijzonderheden van kennisgevingen en indieningen op grond van de artikelen 14 en 15;

i)

de praktische regelingen voor de procedures betreffende marktonderzoeken op grond van de artikelen 17, 18 en 19, en procedures op grond van de artikelen 24, 25 en 29;

j)

de praktische regelingen van het in artikel 34 bedoelde recht om te worden gehoord;

k)

de praktische regelingen van de in artikel 34 bedoelde voorwaarden van inzageverlening;

l)

de praktische regelingen voor de samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en de nationale autoriteiten als bedoeld in de artikelen 37 en 38, en

m)

de praktische regelingen voor de berekening en de verlenging van de termijnen.

2.   De in dit artikel, lid 1, punten a) tot en met k) en m), bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

De in dit artikel, lid 1, punt l), bedoelde uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

3.   Alvorens een uitvoeringshandeling op grond van lid 1 vast te stellen, maakt de Commissie het ontwerp daarvan bekend en verzoekt zij alle belanghebbende partijen haar hun opmerkingen te doen toekomen binnen de termijn die zij vaststelt en die niet korter mag zijn dan een maand.

Artikel 50

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité (“het raadgevend comité digitale markten”). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Wanneer het advies van het comité via een schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   De Commissie deelt het advies van het comité mee aan degene tot wie een individueel besluit is gericht, samen met dat besluit. Zij maakt het advies samen met het individuele besluit openbaar, met inachtneming van het rechtmatige belang van de geheimhoudingsplicht.


whereas









keyboard_arrow_down