search


keyboard_tab Digital Market Act 2022/1925 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/1925 NL cercato: 'allen' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index allen:


whereas allen:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 983

 

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.   Het doel van deze verordening is bij te dragen aan een goed functionerende interne markt door geharmoniseerde regels vast te stellen die in de gehele Unie ten aanzien van alle ondernemingen zorgen voor betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector waarop poortwachters aanwezig zijn, een en ander ten behoeve van zowel zakelijke gebruikers als eindgebruikers.

2.   Deze verordening is van toepassing op kernplatformdiensten die poortwachters verlenen of aanbieden aan zakelijke gebruikers die in de Unie zijn gevestigd of aan eindgebruikers die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden, ongeacht de plaats van vestiging of de verblijfplaats van de poortwachters en ongeacht het recht dat anderszins op de dienstverlening van toepassing is.

3.   Deze verordening is niet van toepassing op markten die verband houden met:

a)

elektronischecommunicatienetwerken als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) 2018/1972;

b)

elektronischecommunicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 4), van Verordening (EU) 2018/1972, met uitzondering van die welke verband houden met nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten.

4.   Deze verordening doet met betrekking tot interpersoonlijke communicatiediensten als gedefinieerd in artikel 2, punt 5), van Verordening (EU) 2018/1972, geen afbreuk aan de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die krachtens artikel 61 van die richtlijn zijn toegekend aan de nationale regelgevende autoriteiten en andere nationale bevoegde autoriteiten.

5.   Om versnippering van de interne markt te voorkomen, leggen de lidstaten de poortwachters geen verdere verplichtingen op via wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen om betwistbare en eerlijke markten te waarborgen. Niets in deze verordening belet de lidstaten om ondernemingen, met inbegrip van ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden, verplichtingen op te leggen voor aangelegenheden die buiten het toepassingsgebied van deze verordening vallen, mits die verplichtingen verenigbaar zijn met het Unierecht en niet voortvloeien uit het feit dat de betrokken ondernemingen de status hebben van poortwachter in de zin van deze verordening.

6.   Deze verordening doet geen afbreuk aan de toepassing van de artikelen 101 en 102 VWEU. Evenmin doet zij afbreuk aan de toepassing van:

a)

nationale mededingingsregels die mededingingsverstorende overeenkomsten, besluiten van ondernemersverenigingen, onderling afgestemde feitelijke gedragingen en misbruik van machtsposities verbieden;

b)

nationale mededingingsregels die andere vormen van eenzijdige gedragingen verbieden, voor zover die worden toegepast op andere ondernemingen dan poortwachters, of neerkomen op het opleggen van verdere verplichtingen aan poortwachters, en

c)

Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad (23) en nationale regels inzake concentratiecontrole.

7.   De nationale autoriteiten nemen geen besluiten die in strijd zijn met een door de Commissie uit hoofde van deze verordening vastgesteld besluit. De Commissie en de lidstaten voeren hun handhavingsmaatregelen uit in nauwe samenwerking en onderlinge coördinatie, op basis van de in de artikelen 37 en 38 neergelegde beginselen.

Artikel 4

Evaluatie van de status van poortwachter

1.   De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, te allen tijde een op grond van artikel 3 vastgesteld aanwijzingsbesluit heroverwegen, wijzigen of intrekken, om een van de volgende redenen:

a)

er is een wezenlijke verandering opgetreden in de feiten waarop het aanwijzingsbesluit berust;

b)

het aanwijzingsbesluit berust op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie.

2.   De Commissie evalueert regelmatig, en ten minste om de drie jaar, of de poortwachters nog steeds aan de vereisten van artikel 3, lid 1, voldoen. Daarbij onderzoekt ze ook of de lijst van kernplatformdiensten van de poortwachter, die afzonderlijk voor zakelijke gebruikers een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers vormen, als bedoeld in artikel 3, lid 1, punt b), moet worden gewijzigd. Die evaluaties hebben geen schorsende werking op de verplichtingen van de poortwachter.

De Commissie onderzoekt ten minste jaarlijks ook of nieuwe ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden aan die vereisten voldoen.

Komt de Commissie op basis van de evaluaties op grond van de eerste alinea tot de bevinding dat de feiten waarop de aanwijzing van de ondernemingen die kernplatformdiensten aanbieden als poortwachters is gebaseerd, zijn veranderd, dan neemt zij een besluit tot bevestiging, wijziging of intrekking van het aanwijzingsbesluit.

3.   De Commissie publiceert en actualiseert continu de lijst van poortwachters en de lijst van de kernplatformdiensten waarvoor de poortwachters aan de verplichtingen van hoofdstuk III moeten voldoen.

HOOFDSTUK III

PRAKTIJKEN VAN POORTWACHTERS DIE DE BETWISTBAARHEID BEPERKEN OF ONEERLIJK ZIJN

Artikel 9

Schorsing

1.   Indien de poortwachter in een met redenen omkleed verzoek aantoont dat de naleving van een specifieke verplichting van artikel 5, 6 of 7 met betrekking tot een kernplatformdienst die op grond van artikel 3, lid 9, is opgenomen in het aanwijzingsbesluit, als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden buiten zijn wil de economische levensvatbaarheid van zijn activiteiten in de Unie in gevaar zou brengen, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij haar besluit om de in dat verzoek vermelde specifieke verplichting bij wijze van uitzondering geheel of gedeeltelijk te schorsen (“het schorsingsbesluit”), uiteenzet. In die uitvoeringshandeling onderbouwt de Commissie haar schorsingsbesluit met een beschrijving van de uitzonderlijke omstandigheden die aan de schorsing ten grondslag liggen. Die uitvoeringshandeling wordt in reikwijdte en duur beperkt tot wat noodzakelijk is om de bedreiging van de levensvatbaarheid van de poortwachter aan te pakken. De Commissie streeft ernaar die uitvoeringshandeling onverwijld en uiterlijk drie maanden na ontvangst van een volledig, met redenen omkleed verzoek vast te stellen. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   Indien schorsing op grond van lid 1 wordt verleend, evalueert de Commissie jaarlijks haar schorsingsbesluit, tenzij het besluit in een kortere termijn voorziet. Na de evaluatie heft de Commissie de schorsing geheel of gedeeltelijk op of besluit zij dat nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan.

3.   In dringende gevallen kan de Commissie op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter de toepassing van een specifieke verplichting als bedoeld in lid 1 op een of meer afzonderlijke kernplatformdiensten reeds vóór het besluit op grond van dat lid voorlopig schorsen. Een dergelijk verzoek kan te allen tijde worden gedaan en ingewilligd in afwachting van de beoordeling van de Commissie op grond van lid 1.

4.   Wanneer de Commissie het in de leden 1 en 3 bedoelde verzoek beoordeelt, houdt zij met name rekening met de gevolgen van de naleving van de specifieke verplichting voor de economische levensvatbaarheid van de activiteiten van de poortwachter in de Unie alsook voor derden, in het bijzonder kmo’s (ook wel mkb genoemd) en consumenten. Aan de schorsing kunnen voorwaarden en verplichtingen worden verbonden die door de Commissie worden vastgesteld om een eerlijk evenwicht te bewaren tussen die belangen en de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 10

Vrijstelling om redenen inzake de volksgezondheid en de openbare veiligheid

1.   De Commissie kan, op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter of op eigen initiatief, een uitvoeringshandeling vaststellen waarin zij haar besluit uiteenzet om die poortwachter geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van een specifieke verplichting van artikel 5, 6 of 7 met betrekking tot een op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit opgenomen kernplatformdienst, indien die vrijstelling gerechtvaardigd is om de in lid 3 van dit artikel genoemde redenen (“het vrijstellingsbesluit”). De Commissie stelt het vrijstellingsbesluit vast binnen drie maanden na ontvangst van een volledig, met redenen omkleed verzoek en licht in een met redenen omklede verklaring de redenen van de vrijstelling toe. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   Wanneer op grond van lid 1 een vrijstelling wordt verleend, evalueert de Commissie haar vrijstellingsbesluit indien de reden voor de vrijstelling niet meer bestaat, of ten minste elk jaar. Na de evaluatie heft de Commissie de vrijstelling geheel of gedeeltelijk op of besluit zij dat nog steeds aan de voorwaarden van lid 1 wordt voldaan.

3.   Een vrijstelling op grond van lid 1 kan alleen worden verleend om redenen inzake de volksgezondheid of de openbare veiligheid.

4.   In dringende gevallen kan de Commissie, op een met redenen omkleed verzoek van een poortwachter of op eigen initiatief, de toepassing van een specifieke verplichting als bedoeld in lid 1 op een of meer afzonderlijke kernplatformdiensten reeds vóór het besluit op grond van dat lid voorlopig schorsen. Een dergelijk verzoek kan te allen tijde worden gedaan en ingewilligd in afwachting van de beoordeling van de Commissie op grond van lid 1.

5.   Wanneer de Commissie het in de leden 1 en 4 bedoelde verzoek beoordeelt, houdt zij met name rekening met de gevolgen van de naleving van de specifieke verplichting om de in lid 3 vermelde redenen, en met het effect op de betrokken poortwachter en derden. De Commissie kan aan de schorsing voorwaarden en verplichtingen verbinden om te zorgen voor een eerlijk evenwicht tussen de doelstellingen van de in lid 3 bedoelde redenen en de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 24

Voorlopige maatregelen

In dringende gevallen waarin zakelijke gebruikers of eindgebruikers van poortwachters ernstig en onherstelbaar dreigen te worden geschaad, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij tegen een poortwachter voorlopige maatregelen worden gelast op grond van de voorlopige vaststelling van een inbreuk op artikel 5, 6 of 7. Die uitvoeringshandeling mag alleen worden vastgesteld in het kader van een procedure die is ingeleid met het oog op de eventuele vaststelling van een besluit van niet-naleving op grond van artikel 29, lid 1. Die uitvoeringshandeling is slechts gedurende een bepaalde periode van toepassing en kan worden verlengd voor zover dat noodzakelijk en passend is. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 27

Informatie van derden

1.   Derden, daaronder begrepen zakelijke gebruikers, concurrenten of eindgebruikers van de kernplatformdiensten die op grond van artikel 3, lid 9, in het aanwijzingsbesluit zijn genoemd, alsook hun vertegenwoordigers, kunnen de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, of de Commissie rechtstreeks, in kennis stellen van praktijken of gedragingen van poortwachters die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

2.   De nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft en de Commissie hebben een volledige discretionaire bevoegdheid voor de keuze van passende maatregelen en zijn niet verplicht de ontvangen informatie in hun overwegingen mee te nemen.

3.   Indien de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, zich baserend op de op grond van lid 1 van dit artikel ontvangen informatie, vaststelt dat het mogelijkerwijs een geval van niet-naleving van deze verordening betreft, geeft zij die informatie door aan de Commissie.

Artikel 36

Geheimhoudingsplicht

1.   De op grond van deze verordening verzamelde inlichtingen worden gebruikt voor de toepassing van deze verordening.

2.   De op grond van artikel 14 verzamelde informatie wordt gebruikt voor de toepassing van deze verordening, Verordening (EG) nr. 139/2004 en de nationale concentratieregels.

3.   De op grond van artikel 15 verzamelde informatie wordt gebruikt voor de toepassing van deze verordening en Verordening (EU) 2016/679.

4.   Onverminderd de uitwisseling en het gebruik van gegevens op grond van de artikelen 38, 39, 41 en 43 mogen de Commissie, de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, hun functionarissen, personeelsleden en andere onder het toezicht van die autoriteiten werkende personen, alsook alle natuurlijke personen of rechtspersonen, onder wie op grond van artikel 26, lid 2, aangewezen auditoren en deskundigen, geen inlichtingen openbaar maken die zij op grond van deze verordening hebben verkregen of uitgewisseld en die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen.

Artikel 40

De groep op hoog niveau

1.   De Commissie richt een groep op hoog niveau op voor de digitalemarktenverordening (“de groep op hoog niveau”).

2.   De groep op hoog niveau bestaat uit de volgende Europese organen en netwerken:

a)

het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie,

b)

de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het Europees Comité voor gegevensbescherming,

c)

het Europees Mededingingsnetwerk,

d)

het samenwerkingsnetwerk voor consumentenbescherming, en

e)

de Europese Groep van regulerende instanties voor audiovisuele mediadiensten.

3.   De in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken hebben elk een gelijk aantal vertegenwoordigers in de groep op hoog niveau. Het maximumaantal leden van de groep op hoog niveau is 30.

4.   De Commissie verzorgt het secretariaat van de groep op hoog niveau ter facilitering van haar werkzaamheden. De groep op hoog niveau wordt voorgezeten door de Commissie, die aan haar vergaderingen deelneemt. De groep op hoog niveau komt op verzoek van de Commissie ten minste eenmaal per kalenderjaar bijeen. De Commissie roept ook een vergadering van de groep bijeen wanneer de meerderheid van de leden van de groep daarom verzoekt om een specifieke kwestie te behandelen.

5.   De groep op hoog niveau kan de Commissie advies en expertise verstrekken op de gebieden die onder de bevoegdheden van haar leden vallen, waaronder:

a)

advies en aanbevelingen binnen hun deskundigheid die relevant zijn voor alle algemene kwesties in verband met de uitvoering of handhaving van deze verordening, of

b)

advies en expertise ter bevordering van een consistente reguleringsaanpak over de grenzen heen van de verschillende reguleringsinstrumenten.

6.   De groep op hoog niveau kan met name de huidige en potentiële interacties tussen deze verordening en de sectorspecifieke regels die worden toegepast door de nationale autoriteiten die de in lid 2 bedoelde Europese organen en netwerken vormen, in kaart brengen en beoordelen en bij de Commissie een jaarverslag indienen waarin die beoordeling wordt gepresenteerd en mogelijke sectordoorsnijdende reguleringskwesties in kaart worden gebracht. Dat verslag kan vergezeld gaan van aanbevelingen die erop gericht zijn convergentie naar consistente transdisciplinaire benaderingen en synergieën tussen de uitvoering van deze verordening en andere sectorale regulering te bewerkstelligen. Het verslag wordt aan het Europees Parlement en de Raad voorgelegd.

7.   In het kader van marktonderzoeken naar nieuwe diensten en nieuwe praktijken kan de groep op hoog niveau de Commissie expertise verstrekken over de noodzaak om regels in deze verordening te wijzigen of te schrappen, of eraan toe te voegen teneinde ervoor te zorgen dat digitale markten in de gehele Unie betwistbaar en eerlijk zijn.

Artikel 49

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 3, leden 6 en 7, en artikel 12, leden 1, 3 en 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 1 november 2022. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen die verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 3, leden 6 en 7, en artikel 12, leden 1, 3 en 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een op grond van artikel 3, leden 6 en 7, en artikel 12, leden 1, 3 en 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben meegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 54

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 2 mei 2023.

Artikel 3, leden 6, en 7, en de artikelen 40, 46, 47, 48, 49 en 50 zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 november 2022 en de artikelen 42 en 43 zijn van toepassing met ingang van 25 juni 2023.

Indien de datum van 25 juni 2023 echter voorafgaat aan de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum van toepassing, wordt de toepassing van de artikelen 42 en 43 uitgesteld tot de in de tweede alinea van dit artikel bedoelde datum van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 14 september 2022.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

R. METSOLA

Voor de Raad

De voorzitter

M. BEK


(1)  PB C 286 van 16.7.2021, blz. 64.

(2)  PB C 440 van 29.10.2021, blz. 67.

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 5 juli 2022 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 18 juli 2022.

(4)  Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 ter bevordering van billijkheid en transparantie voor zakelijke gebruikers van onlinetussenhandelsdiensten (PB L 186 van 11.7.2019, blz. 57).

(6)  Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).

(7)  Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van Richtlijn 84/450/EEG van de Raad, Richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van Verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad (“Richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB L 149 van 11.6.2005, blz. 22).

(8)  Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

(9)  Richtlijn (EU) 2015/2366 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende betalingsdiensten in de interne markt, houdende wijziging van de Richtlijnen 2002/65/EG, 2009/110/EG en 2013/36/EU en Verordening (EU) nr. 1093/2010 en houdende intrekking van Richtlijn 2007/64/EG (PB L 337 van 23.12.2015, blz. 35).

(10)  Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG (PB L 130 van 17.5.2019, blz. 92).

(11)  Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten (PB L 151 van 7.6.2019, blz. 70).

(12)  Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29).

(13)  Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).

(14)  Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).

(15)  Richtlijn (EU) 2016/2102 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 inzake de toegankelijkheid van de websites en mobiele applicaties van overheidsinstanties (PB L 327 van 2.12.2016, blz. 1).

(16)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(17)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).

(18)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB L 1 van 4.1.2003, blz. 1).

(19)  PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.

(20)  Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden (PB L 305 van 26.11.2019, blz. 17).

(21)  Richtlijn (EU) 2020/1828 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende representatieve vorderingen ter bescherming van de collectieve belangen van consumenten en tot intrekking van Richtlijn 2009/22/EG (PB L 409 van 4.12.2020, blz. 1).

(22)  PB C 147 van 26.4.2021, blz. 4.

(23)  Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (de “EG-concentratieverordening”) (PB L 24 van 29.1.2004, blz. 1).

(24)  Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 houdende maatregelen voor een hoog gemeenschappelijk niveau van beveiliging van netwerk- en informatiesystemen in de Unie (PB L 194 van 19.7.2016, blz. 1).


BIJLAGE

A.   “Algemeen”

1.

Deze bijlage heeft tot doel een nauwkeurige beschrijving te geven van de methode om voor elke in artikel 2, punt 2), omschreven kernplatformdienst de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen. Ze biedt een referentiekader op basis waarvan een onderneming kan beoordelen of haar kernplatformdiensten voldoen aan de kwantitatieve drempels van artikel 3, lid 2, punt b), en derhalve kan worden vermoed te voldoen aan de eis van artikel 3, lid 1, punt b). Daarom is deze bijlage evenzeer van belang voor alle ruimere beoordelingen uit hoofde van artikel 3, lid 8. Het is aan de onderneming om tot de best mogelijke benadering te komen in overeenstemming met de gemeenschappelijke beginselen en specifieke methode in deze bijlage. Niets in deze bijlage belet de Commissie om, binnen de in de relevante bepalingen van deze verordening vastgelegde termijnen, van de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt te verlangen dat zij alle nodige informatie verstrekt om de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen. Niets in deze bijlage mag een rechtsgrondslag vormen voor het traceren van gebruikers. De in deze bijlage beschreven methode laat ook alle verplichtingen uit hoofde van deze verordening onverlet, met name de verplichtingen van artikel 3, leden 3 en 8, en artikel 13, lid 3. Om aan artikel 13, lid 3, te voldoen, moeten met name ook de actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers worden geïdentificeerd en moet hun aantal worden berekend op basis van hetzij een nauwkeurige meting, hetzij de beste beschikbare benadering, in overeenstemming met de feitelijke capaciteiten tot identificatie en berekening waarover de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, op het desbetreffende tijdstip beschikt. Die metingen of de beste beschikbare benadering moeten in overeenstemming zijn met artikel 15 en de uit hoofde van dat artikel gerapporteerde metingen of benadering bevatten.

2.

Artikel 2, punten 20) en 21), geeft de definities van “eindgebruiker” en van “zakelijke gebruiker”, die gelden voor alle kernplatformdiensten.

3.

Teneinde het aantal “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers” te identificeren en hun aantal te berekenen, wordt in deze bijlage verwezen naar het begrip “unieke gebruikers”. Onder het begrip “unieke gebruikers” vallen de “actieve eindgebruikers” en de “actieve zakelijke gebruikers” die, voor de desbetreffende kernplatformdienst, slechts één keer zijn geteld gedurende een bepaalde termijn (nl. een maand voor “actieve eindgebruikers” en een jaar voor “actieve zakelijke gebruikers”), ongeacht hoe vaak zij gedurende die termijn gebruik hebben gemaakt van de desbetreffende kernplatformdienst. Dat laat onverlet dat dezelfde natuurlijke persoon of rechtspersoon tegelijkertijd een actieve eindgebruiker of een actieve zakelijke gebruiker kan zijn voor verschillende kernplatformdiensten.

B.   “Actieve eindgebruikers”

1.

Het aantal “unieke gebruikers” wat betreft “actieve eindgebruikers” wordt bepaald aan de hand van de meest nauwkeurige maatstaf die wordt gerapporteerd door de onderneming die een kernplatformdienst aanbiedt. Met name geldt daarbij het volgende:

a.

er wordt vanuit gegaan dat gegevensverzameling over het gebruik van kernplatformdiensten via omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen vereist is, op het eerste gezicht het laagste risico van dubbele telling inhoudt, bijvoorbeeld met betrekking tot het gebruikersgedrag op verschillende apparaten of platformen. De onderneming dient derhalve, indien beschikbaar, geaggregeerde geanonimiseerde gegevens over het aantal unieke eindgebruikers per respectieve kernplatformdienst in, op basis van omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen vereist is;

b.

in het geval van kernplatformdiensten die ook toegankelijk zijn voor eindgebruikers via omgevingen waarvoor aanmelden of inloggen niet vereist is, dient de onderneming daarnaast geaggregeerde geanonimiseerde gegevens over het aantal unieke eindgebruikers van de respectieve kernplatformdienst in, op basis van een alternatieve maatstaf waarmee ook eindgebruikers worden geteld buiten omgevingen waarvoor registratie of aanmelding vereist is. Het kan daarbij gaan om internetprotocoladressen (IP-adressen), identificatiecookies of andere identificatiemiddelen zoals radiofrequentie-identificatietags, mits die adressen of identificatiemiddelen objectief noodzakelijk zijn voor het aanbieden van de kernplatformdienst.

2.

Het aantal “maandelijks actieve eindgebruikers” is gebaseerd op het gemiddelde aantal maandelijks actieve eindgebruikers gedurende het grootste deel van het boekjaar. Het begrip “het grootste deel van het boekjaar” is bedoeld om een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt de mogelijkheid te bieden om in een bepaald jaar uitschieters buiten beschouwing te laten. Uitschieters zijn per definitie cijfers die aanzienlijk buiten de normale en voorzienbare cijfers vallen. Een onvoorziene piek of daling van de betrokkenheid van gebruikers gedurende één maand van het boekjaar is een voorbeeld van wat dergelijke uitschieters zouden kunnen zijn. Cijfers met betrekking tot jaarlijks terugkerende gevallen, zoals jaarlijkse verkoopbevorderende acties, zijn geen uitschieters.

C.   “Actieve zakelijke gebruikers”

Het aantal “unieke gebruikers” wat betreft “actieve zakelijke gebruikers” moet, indien van toepassing, worden bepaald op basis van de accounts, waarbij elk afzonderlijk zakelijk account dat gekoppeld is aan het gebruik van een kernplatformdienst van de onderneming één unieke zakelijke gebruiker van die respectieve kernplatformdienst vertegenwoordigt. Indien het begrip “zakelijk account” niet van toepassing is op een bepaalde kernplatformdienst, bepaalt de betrokken onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt het aantal unieke zakelijke gebruikers door te verwijzen naar de betrokken onderneming.

D.   “Indiening van informatie”

1.

Een onderneming die op grond van artikel 3, lid 3, bij de Commissie informatie indient over het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers per kernplatformdienst, is ervoor verantwoordelijk dat die informatie volledig en nauwkeurig is. In dat opzicht:

a.

is de onderneming verantwoordelijk voor het verstrekken van gegevens voor een respectieve kernplatformdienst op basis waarvan geen te hoge of te lage telling van het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers mogelijk is (bijvoorbeeld wanneer gebruikers via verschillende platformen of apparaten toegang hebben tot de kernplatformdiensten);

b.

is de onderneming verantwoordelijk voor het geven van nauwkeurige en beknopte toelichtingen over de methode die is gebruikt om tot de informatie te komen, voor elk risico van een te hoge of te lage telling van het aantal actieve eindgebruikers en actieve zakelijke gebruikers voor een respectieve kernplatformdienst, en voor de oplossingen die worden gekozen om dat risico af te wenden;

c.

verstrekt de onderneming gegevens op basis van een alternatieve maatstaf, wanneer de Commissie vragen heeft over de nauwkeurigheid van de gegevens die de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt heeft verstrekt.

2.

Voor de berekening van het aantal “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers”:

a.

merkt de onderneming die een of meer kernplatformdiensten aanbiedt, kernplatformdiensten die op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren niet als verschillend aan, hoofdzakelijk omdat ze met verschillende domeinnamen — hetzij landcodetopniveaudomeinen (ccTLD’s), hetzij generieke topniveaudomeinen (gTLD’s) — of geografische eigenschappen worden aangeboden;

b.

beschouwt de onderneming die een of meer kernplatformdiensten aanbiedt, de kernplatformdiensten die door hun eindgebruikers of hun zakelijke gebruikers, of door beide, worden gebruikt voor verschillende doeleinden, als afzonderlijke kernplatformdiensten, zelfs indien hun eindgebruikers of zakelijke gebruikers dezelfde zijn en zelfs indien zij op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren;

c.

merkt de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, als verschillende kernplatformdiensten diensten aan die de betrokken onderneming geïntegreerd aanbiedt, maar die:

i)

op grond van artikel 2, punt 2), niet tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren of,

ii)

door hun eindgebruikers of hun zakelijke gebruikers, of door beide worden gebruikt voor verschillende doeleinden, zelfs indien hun eindgebruikers of zakelijke gebruikers dezelfde zijn en zelfs indien zij op grond van artikel 2, punt 2), tot dezelfde categorie kernplatformdiensten behoren.

E.   “Specifieke definities”

De tabel hieronder bevat specifieke definities van “actieve eindgebruikers” en “actieve zakelijke gebruikers” voor elke kernplatformdienst.

Kernplatformdiensten

Actieve eindgebruikers

Actieve zakelijke gebruikers

Onlinetussenhandelsdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinetussenhandelsdienst, bijvoorbeeld door ten minste eenmaal gedurende de maand actief in te loggen, een zoekopdracht uit te voeren, te klikken of te scrollen of een transactie te sluiten via de onlinetussenhandelsdienst.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het hele jaar ten minste één item in de onlinetussenhandelsdienst hebben opgenomen of gedurende het jaar een door de onlinetussenhandelsdienst mogelijk gemaakte transactie hebben gesloten.

Onlinezoekmachines

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinezoekmachine, bijvoorbeeld door een zoekopdracht uit te voeren.

Aantal unieke zakelijke gebruikers met zakelijke websites (d.w.z. websites die in commerciële of professionele hoedanigheid worden gebruikt) die gedurende het jaar zijn geïndexeerd door of deel uitmaken van de index van de onlinezoekmachine.

Onlinesocialenetwerkdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de onlinesocialenetwerkdienst, bijvoorbeeld door actief in te loggen, een pagina te openen, te scrollen, te klikken, te liken, een zoekopdracht uit te voeren, berichten te posten of opmerkingen te maken.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die een zakelijke vermelding of zakelijk account hebben in de onlinesocialenetwerkdienst en ten minste eenmaal gedurende het jaar gebruik hebben gemaakt van de dienst, bijvoorbeeld door actief in te loggen, een pagina te openen, te scrollen, te klikken, te liken, een zoekopdracht uit te voeren, berichten te posten, opmerkingen te plaatsen of de tools ervan voor bedrijven te gebruiken.

Videoplatformdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van de videoplatformdienst, bijvoorbeeld door een segment van audiovisuele inhoud af te spelen, een zoekopdracht uit te voeren of een stuk audiovisuele inhoud te uploaden, met inbegrip van onder meer door gebruikers gegenereerde video’s.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het jaar ten minste één stuk audiovisuele inhoud hebben geleverd die op de videoplatformdienst is geüpload of afgespeeld.

Nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiediensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand via de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst een communicatie hebben geïnitieerd of op enigerlei wijze daaraan hebben deelgenomen.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die ten minste eenmaal gedurende het jaar via de nummeronafhankelijke interpersoonlijke communicatiedienst een zakelijk account hebben gebruikt of anderszins op enigerlei wijze een communicatie hebben geïnitieerd of daaraan hebben deelgenomen teneinde rechtstreeks met een eindgebruiker te communiceren.

Besturingssystemen

Aantal unieke eindgebruikers die een apparaat met het besturingssysteem hebben gebruikt dat ten minste eenmaal gedurende de maand is geactiveerd, geactualiseerd of gebruikt.

Aantal unieke ontwikkelaars die gedurende het jaar ten minste één softwareapplicatie of softwareprogramma hebben gepubliceerd, geactualiseerd of aangeboden met behulp van de programmeertaal of software-ontwikkelingstools van, of op enigerlei wijze draaiende op, het besturingssysteem.

Virtuele assistent

Aantal unieke eindgebruikers die op enigerlei wijze ten minste eenmaal per maand met de virtuele assistent hebben gewerkt, bijvoorbeeld door die te activeren, een vraag te stellen, toegang te krijgen tot een dienst via een knop of bediening van een “smart home”-apparaat.

Aantal unieke ontwikkelaars die gedurende het jaar ten minste één virtuele assistent-softwareapplicatie of een functionaliteit hebben aangeboden om een bestaande softwareapplicatie via de virtuele assistent toegankelijk te maken.

Webbrowsers

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal per maand met de webbrowser hebben gewerkt, bijvoorbeeld door een zoekopdracht of websiteadres in de URL-balk van de webbrowser in te voeren.

Aantal unieke zakelijke gebruikers van wie de zakelijke websites (d.w.z. websites die in commerciële of professionele hoedanigheid worden gebruikt) ten minste eenmaal in de loop van het jaar via de webbrowser zijn geraadpleegd of die in de loop van het jaar een plug-in, uitbreiding of add-ons op de webbrowser hebben aangeboden.

Cloudcomputingdiensten

Aantal unieke eindgebruikers die ten minste eenmaal gedurende de maand gebruik hebben gemaakt van cloudcomputingdiensten van de betrokken aanbieder van cloudcomputingdiensten, in ruil voor een vergoeding, ongeacht of die vergoeding in dezelfde maand plaatsvindt.

Aantal unieke zakelijke gebruikers die gedurende het jaar cloudcomputingdiensten hebben geleverd in de cloudinfrastructuur van de betrokken aanbieder van cloudcomputingdiensten.

Onlineadvertentiediensten

Voor eigen verkoop van advertentieruimte;

Aantal unieke eindgebruikers aan wie ten minste eenmaal gedurende de maand een advertentieweergave is vertoond.

Voor advertentietussenhandeldiensten (met inbegrip van advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten)

Aantal unieke eindgebruikers aan wie ten minste eenmaal gedurende de maand een advertentieweergave is vertoond, waardoor de advertentietussenhandelsdienst is ingeschakeld.

Voor eigen verkoop van advertentieruimte:

Aantal unieke adverteerders die gedurende het jaar ten minste één advertentieweergave hebben weergegeven.

Voor advertentietussenhandel (met inbegrip van advertentienetwerken, advertentie-uitwisselingsdiensten en andere advertentietussenhandelsdiensten):

Aantal unieke zakelijke gebruikers (waaronder adverteerders, uitgevers en andere tussenpersonen) die gedurende het jaar via de advertentietussenhandelsdienst in interactie traden of erdoor werden bediend.



whereas









keyboard_arrow_down