(3) Door snelle technologische ontwikkelingen blijven zich veranderingen doorzetten in de manier waarop werken en andere materialen gecreëerd, geproduceerd, verspreid en geëxploiteerd worden.
Er dienen zich voortdurend nieuwe bedrijfsmodellen en nieuwe actoren aan.
De desbetreffende wetgeving moet toekomstbestendig zijn om de technologische ontwikkeling niet te belemmeren.
De doelstellingen en de beginselen van het door de Unie vastgestelde kader voor auteursrechten blijven robuust.
Toch blijft er zowel voor rechthebbenden als voor gebruikers rechtsonzekerheid bestaan met betrekking tot bepaalde vormen van gebruik, waaronder grensoverschrijdend gebruik, van werken en andere materialen in de digitale omgeving.
Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 9 december 2015, getiteld "Naar een modern, meer Europees kader voor auteursrechten", moeten op sommige gebieden aanpassingen en aanvullingen worden aangebracht in het bestaande kader voor auteursrechten van de Unie, en tegelijk moet een hoge mate van bescherming van het auteursrecht en naburige rechten worden behouden.
Deze richtlijn voorziet in regels voor de aanpassing van bepaalde uitzonderingen en beperkingen op auteursrechten en naburige rechten aan de digitale en grensoverschrijdende omgeving, alsook in maatregelen om bepaalde licentiepraktijken te bevorderen, met name, maar niet uitsluitend, wat betreft de verspreiding van werken en andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en de onlinebeschikbaarheid van audiovisuele werken op video-on-demandplatforms om een ruimere toegang tot content te garanderen.
Deze richtlijn bevat ook regels om het gebruik van content in het publieke domein te faciliteren.
Met het oog op een goede en eerlijke werking van de markt voor auteursrechten moeten er ook voorschriften komen over rechten in publicaties, over het gebruik van werken of andere materialen door aanbieders van onlinediensten die door gebruikers geüploade content opslaan en toegang daartoe verlenen, over transparantie in contracten van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en over de vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars, en moet er een mechanisme komen voor de herroeping van de rechten die auteurs en uitvoerende kunstenaars op basis van exclusiviteit hebben overgedragen.
- = -
(5) Op het gebied van onderzoek, innovatie, opleiding en behoud van cultureel erfgoed maken digitale technologieën nieuwe soorten gebruik mogelijk die niet duidelijk onder de bestaande Unieregels inzake uitzonderingen en beperkingen vallen.
De facultatieve aard van uitzonderingen en beperkingen waarin de Richtlijnen 96/9/EG, 2001/29/EG en 2009/24/EG op die gebieden voorzien, kan bovendien een negatief effect hebben op de werking van de interne markt.
Dit geldt in het bijzonder voor grensoverschrijdend gebruik, dat steeds belangrijker wordt in de digitale omgeving.
Daarom moeten de bestaande uitzonderingen en beperkingen in het recht van de Unie die van belang zijn voor wetenschappelijk onderzoek, innovatie, onderwijs en behoud van het cultureel erfgoed, aan een nieuwe beoordeling worden onderworpen in het licht van deze nieuwe vormen van gebruik.
Er moeten verplichte uitzonderingen of beperkingen worden ingevoerd voor het gebruik van tekst- en dataminingtechnologieën, illustratie bij onderwijs in de digitale omgeving en voor het behoud van cultureel erfgoed.
De in het Unierecht bestaande uitzonderingen en beperkingen moeten blijven gelden, ook voor tekst- en datamining, onderwijs en bewaringsactiviteiten, zolang deze het toepassingsgebied van de in deze richtlijn vastgelegde verplichte uitzonderingen of beperkingen, die door de lidstaten ten uitvoer moeten worden gelegd in hun nationale recht, niet beperken.
De Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG moeten derhalve worden aangepast.
- = -
(10) Het Unierecht voorziet in een aantal uitzonderingen en beperkingen voor vormen van gebruik in wetenschappelijk onderzoek die van toepassing kunnen zijn op handelingen van tekst- en datamining.
Die uitzonderingen en beperkingen zijn echter facultatief en niet volledig afgestemd op het gebruik van technologieën in het kader van wetenschappelijk onderzoek.
Bovendien is het mogelijk dat, als onderzoekers rechtmatige toegang hebben tot content, bijvoorbeeld door middel van een abonnement op een publicatie of een licentie voor open access, de voorwaarden daarvan tekst- en datamining uitsluiten.
Aangezien onderzoek steeds meer wordt verricht met assistentie van digitale technologie, bestaat het gevaar dat de Unie als onderzoekruimte in haar concurrentiepositie wordt aangetast tenzij maatregelen worden genomen om de rechtsonzekerheid met betrekking tot tekst- en datamining aan te pakken.
- = -
(12) Onderzoeksinstellingen in de gehele Unie bestaan uit een breed scala van entiteiten die in de eerste plaats tot doel hebben wetenschappelijk onderzoek te verrichten of samen met het onderzoek onderwijsdiensten aan te bieden.
De term "wetenschappelijk onderzoek" in de zin van deze richtlijn moet aldus worden opgevat dat hij zowel betrekking heeft op de natuurwetenschappen als op de menswetenschappen.
Vanwege de diversiteit van dergelijke entiteiten is het belangrijk het eens te worden over de definitie van onderzoeksorganisaties. Hieronder moeten bijvoorbeeld naast universiteiten en andere instellingen voor hoger onderwijs en hun bibliotheken, ook andere instellingen die onderzoek verrichten, zoals onderzoeksinstituten en ziekenhuizen, vallen.
Ondanks de verschillen in rechtsvormen en structuren is het gemeenschappelijke kenmerk van de onderzoeksorganisaties in de lidstaten over het algemeen dat zij handelen zonder winstoogmerk of in het kader van een door de staat erkende taak van openbaar belang.
Een dergelijke taak van openbaar belang kan bijvoorbeeld blijken uit de publieke financiering of uit de regelingen die daarvoor getroffen zijn in nationale wetgeving of overheidsopdrachten.
Organisaties waarop commerciële ondernemingen een beslissende invloed uitoefenen die hen in staat stelt controle uit te oefenen vanwege structurele situaties zoals hun hoedanigheid van aandeelhouder of vennoot, hetgeen aanleiding kan geven tot bevoorrechte toegang tot de resultaten van het onderzoek, mogen daarentegen niet worden beschouwd als onderzoeksorganisaties voor de toepassing van deze richtlijn.
- = -
(19) Artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG staat de lidstaten toe om uitzonderingen te maken of beperkingen te stellen op de rechten inzake reproductie, mededeling aan het publiek en beschikbaarstelling van werken of andere materialen voor het publiek op zodanige wijze dat zij voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, wanneer deze rechten uitsluitend dienen voor illustratie bij het onderwijs. Voorts staan artikel 6, lid 2, onder b), en artikel 9, onder b), van Richtlijn 96/9/EG het gebruik van een databank en de opvraging van een substantieel deel van de inhoud daarvan toe ter illustratie bij het onderwijs. Wat het toepassingsgebied van die uitzonderingen of beperkingen betreft, is het onduidelijk of zij ook gelden voor digitale vormen van gebruik.
Bovendien is het onduidelijk of die uitzonderingen of beperkingen zouden gelden wanneer het onderwijs online en op afstand wordt gegeven.
Voorts voorziet het bestaande rechtskader niet in een grensoverschrijdend effect.
Deze situatie zou een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van digitaal ondersteund onderwijs en afstandsonderwijs. Derhalve is de invoering van een nieuwe verplichte uitzondering of beperking noodzakelijk om te zorgen voor volledige rechtszekerheid wanneer onderwijsinstellingen werken of andere materialen gebruiken in digitale onderwijsactiviteiten, ook online en over de grenzen heen.
- = -
(23) In een aantal lidstaten bestaan, op basis van de tenuitvoerlegging van de in Richtlijn 2001/29/EG bepaalde uitzondering of beperking of op basis van licentieovereenkomsten voor verder gebruik, verschillende regelingen om het educatief gebruik van werken en andere materialen te vergemakkelijken.
Deze regelingen zijn doorgaans ontwikkeld rekening houdend met de behoeften van onderwijsinstellingen en verschillende onderwijsniveaus. Hoewel het van essentieel belang is het toepassingsgebied van de nieuwe verplichte uitzondering of beperking met betrekking tot digitale vormen van gebruik en grensoverschrijdende onderwijsactiviteiten te harmoniseren, kunnen de regelingen voor de tenuitvoerlegging verschillen naargelang van de lidstaat, voor zover zij geen belemmering vormen voor de effectieve toepassing van de uitzondering of beperking of voor grensoverschrijdende gebruik.
De lidstaten moeten bijvoorbeeld de mogelijkheid behouden om te verlangen dat bij het gebruik van werken of andere materialen de morele rechten van auteurs en uitvoerende kunstenaars in acht worden genomen.
Dit moet de lidstaten de mogelijkheid bieden om voort te bouwen op de bestaande regelingen op nationaal niveau.
Met name kunnen de lidstaten besluiten de toepassing van de uitzondering of beperking geheel of gedeeltelijk afhankelijk te stellen van de beschikbaarheid van passende licenties, die voor ten minste dezelfde vormen van gebruik gelden als die welke volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat wanneer licenties enkel ten dele de vormen van gebruik bestrijken die volgens de uitzondering of beperking zijn toegestaan, de uitzondering of beperking blijft gelden voor alle andere vormen van gebruik.
- = -
(30) Instellingen voor cultureel erfgoed moeten baat hebben bij een duidelijk kader voor de digitalisering en verspreiding, ook over de grenzen heen, van werken of andere materialen die voor de toepassing van deze richtlijn geacht worden niet of niet meer in de handel te zijn.
Wegens de specifieke kenmerken van de collecties van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en het grote aantal werken en andere materialen waarvan sprake is bij massadigitaliseringsprojecten, kan het echter zeer moeilijk zijn de voorafgaande toestemming van de individuele rechthebbenden te verkrijgen.
Dit kan bijvoorbeeld te wijten zijn aan de ouderdom van de werken of andere materialen, hun geringe commerciële waarde of het feit dat zij nooit voor commerciële doeleinden bestemd waren of nooit commercieel zijn geëxploiteerd.
Er moeten dan ook maatregelen worden genomen om bepaalde vormen van gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn en die zich permanent in collecties van instellingen voor cultureel erfgoed bevinden, te vergemakkelijken.
- = -
(31) In alle lidstaten moeten wettelijke mechanismen aanwezig zijn die toestaan dat licenties voor bepaalde vormen van gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, en die worden uitgegeven aan instellingen voor cultureel erfgoed door relevante en voldoende representatieve organisaties voor collectief beheer, ook van toepassing zijn op de rechten van rechthebbenden die hiertoe geen representatieve organisatie voor collectief beheer hebben gemachtigd.
Het moet op grond van deze richtlijn mogelijk zijn dat dergelijke licenties gelden voor alle lidstaten.
- = -
(32) De bij deze richtlijn in het leven geroepen bepalingen over collectieve licentieverlening voor werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, bieden wellicht geen oplossing voor alle gevallen waarin instellingen voor cultureel erfgoed problemen ondervinden bij het verkrijgen van de nodige toestemmingen van rechthebbenden voor het gebruik van dergelijke werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn.
Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien er voor bepaalde soorten werken of andere materialen geen praktijk van collectief rechtenbeheer bestaat of indien de desbetreffende organisatie voor collectief beheer niet voldoende representatief is voor de categorie van rechthebbenden en rechten in kwestie.
In dergelijke specifieke gevallen moet het voor instellingen voor cultureel erfgoed mogelijk zijn om werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn en zich permanent in hun collectie bevinden, online beschikbaar te stellen in alle lidstaten op grond van een geharmoniseerde uitzondering op of beperking van het auteursrecht en de naburige rechten.
Het is belangrijk dat vormen van gebruik in het kader van een dergelijke uitzondering of beperking alleen plaatsvinden wanneer er aan bepaalde voorwaarden, met name met betrekking tot de beschikbaarheid van licentieregelingen, is voldaan.
Een gebrek aan overeenstemming over de voorwaarden van de licentie mag niet worden beschouwd als een gebrek aan beschikbaarheid van op licenties gebaseerde oplossingen.
- = -
(35) Voor alle rechthebbenden moeten er passende waarborgen beschikbaar zijn en zij moeten te allen tijde vóór of tijdens de duur van de licentie of vóór of tijdens de vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen, de mogelijkheid krijgen om de toepassing van het licentiemechanisme dat en de uitzondering of beperking die bij deze richtlijn zijn vastgesteld voor het gebruik van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, uit te sluiten met betrekking tot al hun werken of andere materialen, met betrekking tot alle licenties of alle vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen, met betrekking tot bepaalde werken of andere materialen, of met betrekking tot bepaalde licenties of vormen van gebruik die onder de uitzondering of beperking vallen.
De voorwaarden die aan deze licentiemechanismen verbonden worden, mogen de praktische relevantie daarvan voor instellingen voor cultureel erfgoed niet aantasten.
Het is belangrijk dat indien een rechthebbende een of meer werken of andere materialen uitsluit van de toepassing van dergelijke mechanismen of een dergelijke uitzondering of beperking, alle lopende vormen van gebruik binnen een redelijke termijn worden beëindigd, en dat indien deze plaatsvinden in het kader van een collectieve licentie, de organisatie voor collectief beheer, zodra zij hierover geïnformeerd is, stopt met het uitgeven van licenties voor de desbetreffende vormen van gebruik.
Een dergelijke uitsluiting door de rechthebbenden mag geen afbreuk doen aan hun vorderingen inzake vergoeding voor het daadwerkelijke gebruik van het werk of ander materiaal op grond van de licentie.
- = -
(40) De contracterende instellingen voor cultureel erfgoed en de organisaties voor collectief beheer moeten de vrijheid hebben om samen het territoriale toepassingsgebied van de licenties, waaronder de mogelijkheid om de licentie te laten gelden voor alle lidstaten, de vergoeding voor de licentie en de toegestane vormen van gebruik overeen te komen.
vormen van gebruik die in een dergelijke licentie worden opgenomen mogen geen winstoogmerk hebben, evenmin wanneer door de instelling voor cultureel erfgoed kopieën worden verspreid, bijvoorbeeld in het kader van promotiemateriaal voor een tentoonstelling.
Tegelijkertijd mogen de volgens het mechanisme van deze richtlijn verleende licenties niet verhinderen dat instellingen voor cultureel erfgoed de kosten dekken voor de licentie en de digitalisering en verspreiding van de onder de licentie vallende werken of andere materialen, aangezien de digitalisering van de collecties van instellingen voor cultureel erfgoed aanzienlijke investeringen kan inhouden.
- = -
(45) Gelet op de aard van sommige vormen van gebruik, samen met het vaak grote aantal werken of andere materialen in kwestie, zijn de transactiekosten van individuele vereffening van rechten met elke betrokken rechthebbende buitensporig hoog.
Het is bijgevolg onwaarschijnlijk dat, zonder effectieve mechanismen voor collectieve licentieverlening, alle transacties op de gebieden in kwestie die nodig zijn om het gebruik van die werken of andere materialen mogelijk te maken, zouden plaatsvinden.
Verruimde collectieve licentieverlening door organisaties voor collectief beheer en soortgelijke mechanismen kunnen het mogelijk maken om overeenkomsten af te sluiten op de gebieden waar collectieve licentieverlening op grond van toestemming door rechthebbenden geen toereikende oplossing biedt om het gebruik van alle werken of andere materialen te omvatten.
Deze mechanismen vormen een aanvulling op het collectief rechtenbeheer gebaseerd op de individuele toestemming van rechthebbenden, door in bepaalde gevallen volledige rechtszekerheid te bieden aan gebruikers. Tegelijkertijd bieden ze rechthebbenden de kans om de vruchten te plukken van het rechtmatige gebruik van hun werken.
- = -
(48) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat er passende waarborgen zijn om de rechtmatige belangen van rechthebbenden te beschermen die de organisatie die de licentie aanbiedt hiertoe niet hebben gemachtigd, en dat die waarborgen op niet-discriminerende wijze worden toegepast.
Meer bepaald moet die organisatie, op basis van een toestemming van rechthebbenden, voldoende representatief zijn in de soorten werken of andere materialen en voor de rechten die het voorwerp uitmaken van de licentie, om het verruimde effect van de mechanismen te rechtvaardigen.
De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 2014/26/EU de vereisten vaststellen waaraan deze organisaties moeten voldoen om voldoende representatief te worden geacht, waarbij rekening moet worden gehouden met het soort rechten die door de organisatie worden beheerd, de vraag of de organisatie in staat is de rechten doeltreffend te beheren, de creatieve sector waarin de organisatie opereert, en de vraag of de organisatie in het betrokken soort werken of andere materialen een aanzienlijk aantal rechthebbenden vertegenwoordigt die een mandaat hebben gegeven voor de licentieverlening van het soort gebruik in kwestie.
Om rechtszekerheid te bieden en vertrouwen in de mechanismen te waarborgen, moet het de lidstaten zijn toegestaan om te bepalen bij wie de juridische verantwoordelijkheid moet liggen voor onder de licentieovereenkomst vallende vormen van gebruik.
Gelijke behandeling moet worden gewaarborgd voor alle rechthebbenden wier werken worden geëxploiteerd op grond van de licentie, met name met betrekking tot toegang tot informatie over de licentie en de verdeling van de vergoeding.
Publiciteitsmaatregelen moeten tijdens de volledige duur van de licentie plaatsvinden en mogen aan gebruikers, organisaties voor collectief beheer of rechthebbenden geen buitensporige administratieve lasten opleggen, en met dien verstande dat niet elke rechthebbende individueel hoeft te worden geïnformeerd.
- = -
(49) De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het doel en de reikwijdte van licenties die op grond van de mechanismen voor collectieve licentieovereenkomsten met een verruimd effect worden verleend, en de mogelijke vormen van gebruik ervan, altijd zorgvuldig en duidelijk in de wetgeving worden gedefinieerd, of, indien de onderliggende wetgeving een algemene bepaling is, in de licentiepraktijken die worden toegepast op grond van dergelijke algemene bepalingen, of in de verleende licenties. De mogelijkheid om een licentie te exploiteren uit hoofde van deze mechanismen moet ook worden beperkt tot organisaties voor collectief beheer van rechten die onderworpen zijn aan nationaal recht tot uitvoering van Richtlijn 2014/26/EU.
- = -
(53) Het verstrijken van de beschermingstermijn van een werk leidt ertoe dat dat werk tot het publieke domein gaat behoren en dat de rechten die door het auteursrecht van de Unie ten aanzien van dat werk zijn toegekend, vervallen.
Op het gebied van de beeldende kunsten draagt de verspreiding van getrouwe reproducties van werken in het publieke domein bij tot de toegang tot en de bevordering van cultuur en de toegang tot cultureel erfgoed.
In de digitale omgeving is de bescherming van dergelijke reproducties door auteursrechten of naburige rechten onverenigbaar met het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming van werken.
Bovendien leiden verschillen tussen nationale auteursrechtwetten die de bescherming van dergelijke reproducties regelen tot rechtsonzekerheid en zijn zij van invloed op de grensoverschrijdende verspreiding van werken van beeldende kunst die behoren tot het publieke domein.
Bepaalde reproducties van werken van beeldende kunst in het publieke domein mogen daarom niet worden beschermd door auteursrechten of naburige rechten.
Dit alles mag voor instellingen voor cultureel erfgoed geen beletsel vormen om reproducties, zoals ansichtkaarten, te verkopen.
- = -
(60) Uitgevers, waaronder uitgevers van perspublicaties, boeken of wetenschappelijke werken en muziekpublicaties, ontplooien hun activiteiten vaak op basis van de overdracht van de rechten van auteurs krachtens overeenkomsten of wettelijke regelingen.
In dat verband verrichten uitgevers een investering met het oog op de exploitatie van de in hun publicaties vervatte werken en kunnen zij in sommige gevallen van inkomsten verstoken blijven wanneer het gebruik van deze werken onder een uitzondering of beperking valt, zoals in het geval van kopiëren voor privégebruik en reprografie, met inbegrip van de overeenkomstige bestaande nationale regelingen voor reprografie in de lidstaten, of onder openbare-uitleenregelingen.
In diverse lidstaten wordt de compensatie voor onder deze uitzonderingen of beperkingen vallende vormen van gebruik gedeeld tussen auteurs en uitgevers. Om rekening te houden met deze situatie en om de rechtszekerheid voor alle betrokken partijen te verbeteren, biedt deze richtlijn de lidstaten die over bestaande regelingen voor het delen van compensatie tussen auteurs en uitgevers beschikken, de mogelijkheid om deze te handhaven.
Dit is met name van belang voor de lidstaten die al vóór 12 november 2015 over dergelijke mechanismen voor het delen van compensatie beschikten, ook al wordt de compensatie in andere lidstaten niet gedeeld en uitsluitend toegekend aan auteurs overeenkomstig het nationale cultuurbeleid.
Hoewel deze richtlijn op niet-discriminerende wijze van toepassing moet zijn op alle lidstaten, moet zij de tradities op dit gebied eerbiedigen en mag zij de lidstaten die thans niet over dergelijke regelingen voor de verdeling van compensatie beschikken, niet verplichten om deze in te voeren.
De richtlijn mag geen invloed hebben op bestaande of toekomstige regelingen in de lidstaten op het gebied van vergoedingen in het kader van openbare uitlening.
- = -
(61) De laatste jaren is de werking van de markt voor online-content complexer geworden.
Onlinediensten voor het delen van content met toegang tot een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content die door gebruikers ervan is geüpload, vormen nu een belangrijke bron van toegang tot online-content.
Onlinediensten zijn een middel om de toegang tot culturele en creatieve werken te vergroten en bieden tal van mogelijkheden voor de culturele en creatieve sector om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen.
Hoewel ze gevarieerde en eenvoudig toegankelijke content mogelijk maken, brengen ze ook problemen met zich mee wanneer auteursrechtelijk beschermde content wordt geüpload zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbenden.
Er bestaat rechtsonzekerheid over de vraag of de aanbieders van dergelijke diensten handelingen verrichten die auteursrechtelijk relevant zijn en toestemming van de rechthebbenden moeten krijgen voor content die wordt geüpload door hun gebruikers die niet over de relevante rechten op de geüploade content beschikken, onverminderd de toepassing van de uitzonderingen en beperkingen waarin het Unierecht voorziet.
Die onzekerheid heeft invloed op de mogelijkheid voor rechthebbenden om te bepalen of, en onder welke voorwaarden, hun werken en andere materialen worden gebruikt, alsmede op hun mogelijkheid om voor dergelijk gebruik een passende vergoeding te verkrijgen.
Het is daarom van belang de ontwikkeling van de licentiemarkt tussen rechthebbenden en aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content te bevorderen.
Die licentieovereenkomsten moeten billijk zijn en een redelijk evenwicht tussen beide partijen bewaren.
De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor het gebruik van hun werken of andere materialen.
Aangezien die bepalingen evenwel geen afbreuk mogen doen aan de contractuele vrijheid, mogen de rechthebbenden niet worden verplicht toestemming te geven of licentieovereenkomsten te sluiten.
- = -
(73) De vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars dient passend te zijn en in verhouding te staan tot de werkelijke of potentiële economische waarde van de in licentie gegeven of overgedragen rechten, rekening houdend met de bijdrage van de auteur of uitvoerende kunstenaar aan het geheel van het werk of het andere materiaal en met alle andere omstandigheden van het geval, zoals marktpraktijken of de werkelijke exploitatie van het werk.
Een forfaitaire betaling kan ook een evenredige vergoeding vormen, maar mag niet de regel zijn.
De lidstaten moeten de vrijheid hebben om, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, specifieke gevallen te definiëren waarin een forfaitair bedrag kan worden toegepast.
Het moet de lidstaten vrijstaan het beginsel van een passende en evenredige vergoeding toe te passen door middel van verschillende bestaande of nieuw ingevoerde mechanismen, waaronder collectieve onderhandelingen en andere mechanismen kunnen zijn begrepen, mits die mechanismen in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht.
- = -