(1) Artikel 169, lid 1, en artikel 169, lid 2, onder a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) bepaalt dat de Unie moet bijdragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die op grond van artikel 114 VWEU worden genomen.
Volgens artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (“het Handvest”) moet in het beleid van de Unie zorg worden gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.
- = -
(3) De Unie heeft reeds een aantal maatregelen genomen om consumenten, handelaren en beoefenaars van juridische beroepen beter bekend te maken met consumentenrechten en te zorgen voor betere handhaving van consumentenrechten en verhaalsmogelijkheden voor consumenten.
Er bestaan echter nog steeds lacunes in het nationale recht wat betreft werkelijk doeltreffende en evenredige sancties om inbreuken binnen de Unie te ontmoedigen en te bestraffen, onvoldoende individuele remedies voor consumenten die schade hebben geleden door schending van de nationale wetgeving tot omzetting van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad (3) en tekortkomingen in de stakingsprocedure op grond van Richtlijn 2009/22/EG van het Europees Parlement en de Raad (4).
De herziening van de stakingsprocedure moet worden aangepakt door middel van een afzonderlijk instrument tot wijziging en ter vervanging van Richtlijn 2009/22/EG.
- = -
(10) Om ervoor te zorgen dat de autoriteiten van de lidstaten doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties kunnen opleggen voor wijdverbreide inbreuken en voor wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/2394 het onderwerp zijn van gecoördineerde onderzoeks- en handhavingsmaatregelen, moeten geldboeten worden ingevoerd als een element van de sancties voor dergelijke inbreuken.
Om ervoor te zorgen dat geldboeten een afschrikkende werking hebben, moeten de lidstaten in hun nationaal recht het maximumbedrag van de geldboete voor dergelijke inbreuken vaststellen op een niveau dat ten minste gelijk is aan 4 % van de jaaromzet van de handelaar in de betreffende lidstaat of lidstaten.
In bepaalde gevallen kan een handelaar ook een groep van bedrijven zijn.
- = -
(11) Zoals wordt bepaald in artikelen 9 en 10 van Verordening (EU) 2017/2394, moet bij het opleggen van sancties in voorkomend geval naar behoren rekening worden gehouden met de aard, ernst en duur van de betrokken inbreuk.
Het opleggen van sancties moet in verhouding staan tot en in overeenstemming zijn met het Unierecht en het nationaal recht, met inbegrip van de toepasselijke procedurele waarborgen en de beginselen van het Handvest.
Tot slot moeten de opgelegde sancties passend zijn gezien de aard en de algehele daadwerkelijke of potentiële schadelijke gevolgen van de inbreuk op het Unierecht ter bescherming van de consumentenbelangen.
De bevoegdheid om sancties op te leggen moet rechtstreeks, op eigen gezag van de bevoegde autoriteiten worden uitgeoefend of, indien noodzakelijk, door een beroep te doen op andere bevoegde autoriteiten of andere overheidsinstanties, of, in voorkomend geval, door aangewezen organen instructies te geven, of door een verzoek in te dienen bij de rechtbanken die bevoegd zijn het vereiste besluit te nemen, onder meer door, in voorkomend geval, beroep in te stellen ingeval het verzoek tot het geven van het vereiste besluit wordt afgewezen.
- = -
(13) De lidstaten mag niet worden belet om in hun nationaal recht hogere op omzet gebaseerde maximumboetes te handhaven of in te voeren voor wijdverbreide inbreuken en wijdverbreide inbreuken met een Uniedimensie.
Het moet voor de lidstaten ook mogelijk zijn dergelijke geldboeten te baseren op de wereldwijde omzet van de handelaar of om de regels inzake geldboeten uit te breiden naar andere inbreuken die niet vallen onder de bepalingen van deze richtlijn die verband houden met artikel 21 van Verordening (EU) 2017/2394.
De verplichting dat de geldboete ten minste 4 % van de jaaromzet van de handelaar moet bedragen, mag niet van toepassing zijn op aanvullende regels van de lidstaten inzake dwangsommen, zoals dagelijkse geldboeten wegens niet-naleving van een beslissing, een bevel, een tijdelijke maatregel, een verbintenis van de handelaar of een andere maatregel met als doel een einde te maken aan de inbreuk.
- = -
(14) Richtlijn 93/13/EEG moet voorzien in sanctieregels om de afschrikkende werking ervan te vergroten.
De lidstaten zijn vrij om de administratieve of justitiële procedure te kiezen voor de toepassing van sancties voor inbreuken op die richtlijn.
Meer bepaald kunnen administratieve instanties of nationale rechtbanken sancties opleggen wanneer zij het oneerlijke karakter van contractuele bedingen vaststellen, onder meer op basis van door de administratieve instantie ingeleide procedures in rechte.
De sancties kunnen ook worden opgelegd door administratieve instanties of nationale rechtbanken indien de verkoper of leverancier contractuele bedingen gebruikt die op grond van het nationale recht uitdrukkelijk en in alle omstandigheden worden aangemerkt als oneerlijk, of indien de verkoper of leverancier contractuele bedingen gebruikt die als oneerlijk zijn aangemerkt in een bindende eindbeslissing.
De lidstaten kunnen besluiten dat de administratieve instanties ook het recht hebben om het oneerlijke karakter van contractuele bedingen vast te stellen.
Administratieve instanties of nationale rechtbanken kunnen ook een sanctie opleggen door middel van hetzelfde besluit waarin het oneerlijke karakter van de contractuele bedingen is vastgesteld.
De lidstaten kunnen voorzien in passende coördinatiemechanismen voor eventuele maatregelen op nationaal niveau met betrekking tot individueel verhaal en sancties.
- = -
(19) De rangschikking moet worden begrepen als het relatieve belang van de aanbiedingen van handelaren of de relevantie die aan zoekresultaten wordt gegeven zoals gepresenteerd, georganiseerd of meegedeeld door aanbieders van online zoekfuncties, onder meer als gevolg van het gebruik van algoritmische volgordebepaling, rating- en beoordelingsmechanismen, visuele nadrukken of andere accentueringsinstrumenten, of combinaties daarvan.
- = -
(20) In dit opzicht moet bijlage I bij Richtlijn 2005/29/EG worden gewijzigd om duidelijk te maken dat praktijken waarbij een handelaar informatie verstrekt aan een consument in de vorm van zoekresultaten in reactie op een online zoekopdracht van de consument, zonder hierbij duidelijk te onthullen dat het een betaalde reclame betreft of er een betaling is gedaan die specifiek was bedoeld om een hogere rangschikking van producten te verkrijgen, verboden zijn.
Wanneer een handelaar de aanbieder van de online zoekfunctie direct of indirect heeft betaald voor een hogere rangschikking van een product binnen de zoekresultaten, moet de aanbieder van de online zoekfunctie de consumenten daarover in een beknopte, eenvoudig toegankelijke en begrijpelijke vorm informeren.
Indirecte betalingen kunnen de vorm aannemen van de aanvaarding door een handelaar van aanvullende verplichtingen, van welke aard dan ook, jegens de aanbieder van de online zoekfunctie met een hogere rangschikking als specifiek gevolg.
De indirecte betaling kan de vorm aannemen van een hogere commissie per transactie, evenals verschillende vergoedingssystemen die specifiek leiden tot een hogere rangschikking.
Betalingen voor algemene diensten, zoals vergoedingen voor vermelding of abonnementskosten, die betrekking hebben op een breed scala van functies die door de aanbieder van de online zoekfunctie aan de handelaar worden aangeboden, mogen niet beschouwd worden als een betaling die specifiek is bedoeld om een hogere rangschikking voor producten te verkrijgen, mits deze betalingen er niet op gericht zijn een hogere rangschikking te verkrijgen.
Online zoekfuncties kunnen worden aangeboden door verschillende soorten online handelaren, waaronder tussenpersonen, zoals onlinemarktplaatsen, zoekmachines en vergelijkingswebsites.
- = -
(21) De transparantieverplichtingen met betrekking tot de belangrijkste parameters ter bepaling van de rangschikking worden ook gereguleerd door Verordening (EU) 2019/1150 van het Europees Parlement en de Raad (9).
De transparantieverplichtingen uit hoofde van die verordening hebben betrekking op een breed scala van online tussenpersonen, waaronder onlinemarktplaatsen, maar zijn alleen van toepassing tussen handelaren en online tussenpersonen.
Er moeten daarom vergelijkbare transparantieverplichtingen worden opgenomen in Richtlijn 2005/29/EG om adequate transparantie naar consumenten toe te garanderen, behalve in het geval van aanbieders van online zoekmachines die uit hoofde van die verordening al verplicht zijn de belangrijkste parameters toe te lichten die, individueel en collectief, het meest significant zijn voor de bepaling van de rangschikking en het relatieve belang van die belangrijkste parameters, door een gemakkelijk toegankelijke en openbaar beschikbare beschrijving van hun online zoekmachines in duidelijke, begrijpelijke bewoordingen te verstrekken.
- = -
(23) De informatievereisten met betrekking tot de belangrijkste parameters ter bepaling van de rangschikking doen geen afbreuk aan Richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad (10).
Handelaren mogen niet worden verplicht de gedetailleerde werking van hun rangschikkingsmechanisme, met inbegrip van hun algoritmen, te onthullen.
Handelaren moeten een algemene beschrijving geven van de belangrijkste parameters ter bepaling van de rangschikking, waarin wordt toegelicht welke belangrijkste standaardparameters door hen worden gebruikt en wat hun relatieve belang is ten opzichte van andere parameters, maar die beschrijving hoeft niet voor elke individuele zoekopdracht afzonderlijk te worden gepresenteerd.
- = -
(25) Onlinemarktplaatsen moeten voor de toepassing van de Richtlijnen 2005/29/EG en 2011/83/EU op dezelfde wijze worden gedefinieerd als in Verordening (EU) nr. 524/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) en Richtlijn (EU) 2016/1148 van het Europees Parlement en de Raad (12).
De definitie van “onlinemarktplaats” moet echter worden geactualiseerd en technologisch neutraler worden gemaakt zodat ook nieuwe technologieën eronder vallen.
Daarom is het passend om niet te verwijzen naar een “website”, maar naar software, met inbegrip van een website, een deel van een website of een door of namens de handelaar beheerde applicatie, in overeenstemming met het begrip “online-interface” zoals omschreven in Verordening (EU) 2017/2394 en Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad (13).
- = -
(30) De definities van digitale inhoud en digitale diensten in Richtlijn 2011/83/EU moeten worden afgestemd op die in Richtlijn (EU) 2019/770 van het Europees Parlement en de Raad (15).
De digitale inhoud waarop Richtlijn (EU) 2019/770 betrekking heeft, omvat een eenmalige levering, een reeks van dergelijke afzonderlijke leveringen of continue levering gedurende een bepaalde periode.
Het continue karakter van een levering betekent niet noodzakelijk dat de levering gedurende een lange termijn dient plaats te vinden.
Gevallen als de webstreaming van videoclips moeten worden beschouwd als een continue levering gedurende een bepaalde periode, ongeacht de eigenlijke duur van het audiovisueel bestand.
Het kan daarom moeilijk zijn onderscheid te maken tussen bepaalde soorten digitale inhoud en digitale diensten, aangezien bij beide sprake is van continue levering door de handelaar gedurende de looptijd van de overeenkomst.
Voorbeelden van digitale diensten zijn diensten voor het delen van video en audio en andere hostingdiensten voor bestanden, tekstverwerking of spellen die in de cloud worden aangeboden, opslag in de cloud, webmail, sociale media en cloudtoepassingen.
De voortdurende betrokkenheid van de serviceprovider rechtvaardigt de toepassing van de regels inzake het herroepingsrecht van Richtlijn 2011/83/EU, die de consument daadwerkelijk in staat stellen om de dienstverlening uit te proberen en tijdens de periode van 14 dagen na de sluiting van de overeenkomst, te besluiten om de dienst al dan niet te blijven afnemen.
Veel overeenkomsten voor de levering van niet op een materiële drager geleverde digitale inhoud, worden gekenmerkt door een afzonderlijke levering aan de consument van een specifiek stuk of specifieke stukken digitale inhoud, zoals specifieke muziek- of videobestanden.
Op overeenkomsten voor de levering van niet op een materiële drager geleverde digitale inhoud blijft de uitzondering op het herroepingsrecht uit artikel 16, onder m), van Richtlijn 2011/83/EU op grond waarvan de consument het herroepingsrecht verliest wanneer met de uitvoering van de overeenkomst is begonnen, zoals het downloaden of streamen van de inhoud, van toepassing, op voorwaarde dat de consument vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven om tijdens de herroepingstermijn te beginnen met de uitvoering en hierbij heeft erkend dat hij dit herroepingsrecht daardoor verliest.
Bij twijfel of een overeenkomst een dienstenovereenkomst is of een overeenkomst inzake de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd, moeten de regels inzake het herroepingsrecht voor diensten van toepassing zijn.
- = -
(31) Digitale inhoud en digitale diensten worden dikwijls online verstrekt in het kader van overeenkomsten op grond waarvan de consument geen prijs betaalt, maar aan de handelaar persoonsgegevens verstrekt.
Richtlijn 2011/83/EU is reeds van toepassing op overeenkomsten voor de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager wordt geleverd (dat wil zeggen levering van online digitale inhoud), ongeacht het feit of de consument een geldprijs betaalt dan wel persoonsgegevens verstrekt.
Die richtlijn is echter alleen van toepassing op dienstenovereenkomsten, waaronder overeenkomsten voor digitale diensten, op grond waarvan de consument een prijs betaalt of zich ertoe verbindt een prijs te betalen.
Die richtlijn is derhalve niet van toepassing op overeenkomsten voor digitale diensten op grond waarvan de consument de handelaar persoonsgegevens verstrekt zonder een prijs te betalen.
Gelet op de gelijkenissen tussen en de onderlinge verwisselbaarheid van betaalde digitale diensten en in ruil voor persoonsgegevens geleverde digitale diensten, moeten zij worden onderworpen aan dezelfde regels krachtens die richtlijn.
- = -
(35) Richtlijn 2011/83/EU mag ook niet van toepassing zijn op situaties waarin de handelaar alleen metagegevens verzamelt, zoals informatie met betrekking tot het apparaat van de consument of de browsegeschiedenis, behalve wanneer deze situatie krachtens het nationale recht als een overeenkomst wordt beschouwd.
Zij mag evenmin van toepassing zijn op situaties waarin de consument, zonder een overeenkomst te hebben gesloten met de handelaar, uitsluitend om toegang te krijgen tot digitale inhoud of een digitale dienst, aan reclame wordt blootgesteld.
Het moet de lidstaten evenwel vrij blijven staan de regels van die richtlijn ook voor dergelijke situaties te laten gelden of om dergelijke situaties die buiten het toepassingsgebied van die richtlijn vallen, anderszins te reguleren.
- = -
(37) Artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, van Richtlijn 2011/83/EU verplichten handelaren om, ten aanzien van respectievelijk buiten verkoopruimten en op afstand gesloten overeenkomsten, vooraf van de consument uitdrukkelijke toestemming te verkrijgen om vóór het verstrijken van de herroepingstermijn met de uitvoering te beginnen.
Artikel 14, lid 4, onder a), van die richtlijn, voorziet in een contractuele sanctie ingeval de handelaar deze verplichting niet nakomt, namelijk dat de consument niet hoeft te betalen voor de geleverde diensten.
De verplichting om de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument te verkrijgen, is derhalve alleen relevant voor diensten, met inbegrip van digitale diensten, die tegen de betaling van een prijs worden verleend.
Het is daarom noodzakelijk wijzigingen aan te brengen in artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, om ervoor te zorgen dat de verplichting voor handelaren om de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument te verkrijgen, uitsluitend van toepassing is op dienstenovereenkomsten waarbij de consument een betalingsverplichting heeft.
- = -
(38) Artikel 16, eerste alinea, onder m), van Richtlijn 2011/83/EU voorziet in een uitzondering op het herroepingsrecht voor niet op een materiële drager geleverde digitale inhoud, als de uitvoering vóór het verstrijken van de herroepingstermijn is begonnen met de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument en mits hij heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht daarmee verliest.
Artikel 14, lid 4, onder b), van die richtlijn voorziet in een contractuele sanctie ingeval de handelaar deze verplichting niet nakomt, namelijk dat de consument niet hoeft te betalen voor de verbruikte digitale inhoud.
De bepaling dat de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming en erkenning van de consument moet worden verkregen, is derhalve alleen relevant voor digitale inhoud die tegen de betaling van een prijs wordt verstrekt.
Het is dan ook noodzakelijk wijzigingen aan te brengen in artikel 16, eerste alinea, onder m), om ervoor te zorgen dat de verplichting voor handelaren om de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming en erkenning van de consument te verkrijgen, uitsluitend van toepassing is op overeenkomsten waarbij de consument een betalingsverplichting heeft.
- = -
(41) Artikel 6, lid 1, onder h), van Richtlijn 2011/83/EU verplicht handelaren consumenten precontractuele informatie te verstrekken over het herroepingsrecht, waaronder het in bijlage I, deel B, bij die richtlijn opgenomen modelformulier voor herroeping.
Artikel 8, lid 4, van die richtlijn voorziet in eenvoudiger vereisten inzake precontractuele informatie wanneer de overeenkomst wordt gesloten via een middel voor communicatie op afstand dat beperkte ruimte of tijd biedt voor het tonen van de informatie, zoals telefoon, spraakgestuurde winkelassistenten of sms.
De verplicht te verstrekken precontractuele informatie bij of via die specifieke middelen voor communicatie op afstand omvat onder meer informatie over het herroepingsrecht als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder h).
Derhalve moet ook het in bijlage I, deel B, opgenomen modelformulier voor herroeping worden verstrekt.
Dat is echter onmogelijk wanneer de overeenkomst wordt gesloten via middelen als de telefoon of een spraakgestuurde winkelassistent en het is mogelijk niet technisch haalbaar om dat op een gebruiksvriendelijke manier te doen op andere middelen voor communicatie op afstand die onder artikel 8, lid 4, vallen.
Het is daarom passend om het verstrekken van het modelformulier voor herroeping uit te sluiten van de informatie die handelaren in elk geval moeten verstrekken bij of via de middelen voor communicatie op afstand die worden gebruikt voor het sluiten van de overeenkomst in het kader van artikel 8, lid 4.
- = -
(42) Artikel 16, eerste alinea, onder a), van Richtlijn 2011/83/EU voorziet in een uitzondering op het herroepingsrecht met betrekking tot dienstenovereenkomsten die volledig zijn uitgevoerd, als de uitvoering is begonnen met de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument en mits hij heeft erkend dat hij zijn herroepingsrecht verliest zodra de handelaar de overeenkomst volledig heeft uitgevoerd.
Artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, van die richtlijn, die betrekking hebben op de verplichtingen van de handelaar in situaties waarin de uitvoering van de overeenkomst is begonnen vóór het verstrijken van de herroepingstermijn, vereisen daarentegen alleen dat de handelaar voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument verkrijgt, maar niet dat de consument erkent dat hij het herroepingsrecht verliest zodra de uitvoering is voltooid.
Om te zorgen voor consistentie tussen die bepalingen is het noodzakelijk om een verplichting voor de handelaar toe te voegen aan artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, om ook erkenning van de consument te verkrijgen dat het herroepingsrecht verloren gaat wanneer de uitvoering wordt voltooid, indien de overeenkomst de consument een betalingsverplichting oplegt Daarnaast moet de formulering van artikel 16, eerste alinea, onder a), worden aangepast om rekening te houden met de wijzigingen van artikel 7, lid 3, en artikel 8, lid 8, op grond waarvan de verplichting voor handelaren om de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming en erkenning van de consument te verkrijgen, uitsluitend van toepassing is op dienstenovereenkomsten op grond waarvan de consument een betalingsverplichting heeft.
De lidstaten moeten echter de mogelijkheid krijgen de verplichting om erkenning van de consument te verkrijgen dat het herroepingsrecht komt te vervallen wanneer de uitvoering van de dienstenovereenkomst is voltooid, niet toe te passen indien de consument specifiek heeft verzocht om een bezoek van de handelaar voor de uitvoering van herstellingen.
Artikel 16, eerste alinea, onder c), van die richtlijn voorziet in een uitzondering op het herroepingsrecht ten aanzien van overeenkomsten betreffende de levering van goederen die zijn vervaardigd volgens specificaties van de consument of duidelijk voor een specifieke persoon bestemd zijn.
Die uitzondering heeft bijvoorbeeld betrekking op de vervaardiging en installatie van op maat gemaakte meubels bij de consument thuis indien dit wordt uitgevoerd op grond van een enkele verkoopovereenkomst.
- = -
(43) De uitzondering op het herroepingsrecht waarin wordt voorzien in artikel 16, eerste alinea, onder b), van Richtlijn 2011/83/EU, moet ook worden geacht van toepassing te zijn op overeenkomsten voor individuele leveringen van niet-netwerkenergie, omdat de prijs hiervan gebonden is aan schommelingen in de grondstoffen- en energiemarkten waarop de handelaar geen invloed heeft en die zich binnen de herroepingstermijn kunnen voordoen.
- = -
(44) Artikel 14, lid 4, van Richtlijn 2011/83/EU bepaalt de voorwaarden waaronder de consument, in het geval van de uitoefening van het herroepingsrecht, niet de kosten draagt voor de uitvoering van diensten, de levering van openbare nutsvoorzieningen en de levering van digitale inhoud die niet op een materiële drager is geleverd.
Wanneer een van deze voorwaarden is vervuld, hoeft de consument niet de prijs te betalen van de vóór de uitoefening van het herroepingsrecht verleende dienst of geleverde openbare nutsvoorziening of digitale inhoud.
Wat digitale inhoud betreft, is één van die niet-cumulatieve voorwaarden, namelijk uit hoofde van artikel 14, lid 4, letter b), onder iii), het niet verstrekken van een bevestiging van de overeenkomst, met inbegrip van de bevestiging van de voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van de consument om de uitvoering van de overeenkomst te beginnen vóór het verstrijken van de herroepingstermijn, en de erkenning dat hij het herroepingsrecht als gevolg daarvan verliest.
Die voorwaarde is echter niet opgenomen in de voorwaarden voor het verlies van het herroepingsrecht in artikel 16, eerste alinea, onder m), van die richtlijn, waardoor onzekerheid ontstaat met betrekking tot de mogelijkheid voor consumenten om een beroep te doen op artikel 14, lid 4, letter b), onder iii), indien wordt voldaan aan de andere twee in artikel 14, lid 4, onder b), genoemde voorwaarden en als gevolg hiervan komt het herroepingsrecht op grond van artikel 16, eerste alinea, onder m), te vervallen.
De voorwaarde in artikel 14, lid 4, letter b), onder iii), moet daarom worden toegevoegd aan artikel 16, eerste alinea, onder m), om de consument in staat te stellen het herroepingsrecht uit te oefenen wanneer niet aan die voorwaarde is voldaan en dientengevolge de rechten te claimen waarin artikel 14, lid 4, voorziet.
- = -
(45) Handelaren kunnen de prijs van hun aanbiedingen personaliseren voor specifieke consumenten of specifieke categorieën consumenten aan de hand van geautomatiseerde besluitvorming en profilering van consumentengedrag, waarmee zij de koopkracht van de consument kunnen inschatten.
Consumenten moeten duidelijk worden geïnformeerd wanneer de prijs die zij te zien krijgen, is gepersonaliseerd aan de hand van geautomatiseerde besluitvorming, zodat zij in hun aankoopbesluit rekening kunnen houden met de potentiële risico’s.
Derhalve dient aan Richtlijn 2011/83/EU een specifieke informatievereiste te worden toegevoegd op grond waarvan de consument in kennis moet worden gesteld wanneer de prijs is gepersonaliseerd op basis van geautomatiseerde besluitvorming.
Deze informatievereiste mag niet gelden voor technieken als “dynamische” en “realtime” prijsbepaling, waarbij de prijs zeer flexibel en snel wordt veranderd naar aanleiding van de vraag op de markt, wanneer bij die technieken geen sprake is van personalisering op basis van geautomatiseerde besluitvorming.
Deze informatievereiste doet niet af aan Verordening (EU) 2016/679, die onder meer voorziet in het recht personen om niet te worden onderworpen aan geautomatiseerde individuele besluitvorming, met inbegrip van profilering.
- = -
(46) Gezien de technologische ontwikkelingen is het noodzakelijk om de verwijzing naar de fax in de lijst van communicatiemiddelen in artikel 6, lid 1, onder c), van Richtlijn 2011/83/EU te schrappen, aangezien de fax nog slechts zelden wordt gebruikt en grotendeels verouderd is.
- = -
(51) Artikel 16 van het Handvest waarborgt de vrijheid van ondernemerschap overeenkomstig het recht van de Unie en de nationale wetgevingen en praktijken.
De marketing van goederen in verschillende lidstaten, als zijnde identiek, terwijl de samenstelling of kenmerken van deze producten in werkelijkheid aanzienlijk verschillen, kan consumenten misleiden en hen aanzetten om een transactiebesluit te nemen dat zij anders niet hadden genomen.
- = -
(52) Een dergelijke praktijk kan daarom worden beschouwd als strijdig met Richtlijn 2005/29/EG op basis van een beoordeling van de relevante elementen per geval.
Om de toepassing van het bestaande Unierecht door de consumenten- en voedingsautoriteiten van de lidstaten te vergemakkelijken, werden in de mededeling van de Commissie van 29 september 2017“betreffende de toepassing van de Uniewetgeving inzake levensmiddelen- en consumentenbescherming op kwesties in verband met tweevoudige kwaliteit van levensmiddelen — Het specifieke geval van levensmiddelen” richtsnoeren vastgesteld voor de toepassing van de huidige Unieregels op situaties van tweevoudige kwaliteit van levensmiddelen.
In dit verband presenteerde het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie op 25 april 2018 een “kader voor het selecteren en testen van levensmiddelen om de kwaliteitsgerelateerde kenmerken te beoordelen: het op Unieniveau geharmoniseerde testmethodologie”.
- = -
(54) Hoewel verkoop buiten verkoopruimten een legitiem en beproefd verkoopkanaal is, net zoals verkoop in verkoopruimten en verkoop op afstand, kunnen bepaalde bijzonder agressieve of misleidende marketing- of verkooppraktijken in het kader van bezoeken bij een consument thuis of van excursies, als bedoeld in artikel 2, punt 8, van Richtlijn 2011/83/EU, consumenten onder druk zetten om goederen of diensten te kopen die zij anders niet zouden kopen of te kopen tegen buitensporige prijzen, vaak tegen onmiddellijke betaling.
Dergelijke praktijken zijn vaak gericht op ouderen of andere kwetsbare consumenten.
Sommige lidstaten vinden deze praktijken onwenselijk en achten het noodzakelijk om bepaalde vormen en aspecten van buiten verkoopruimten gesloten verkopen in de zin van Richtlijn 2011/83/EU, zoals agressieve en misleidende marketing of verkoop van een product in het kader van ongevraagde huisbezoeken aan consumenten of van excursies, te beperken.
Indien dergelijke beperkingen worden vastgesteld op andere gronden dan consumentenbescherming, zoals het openbaar belang of de eerbiediging van het privéleven van de consument, dat wordt beschermd door artikel 7 van het Handvest, vallen zij buiten het toepassingsgebied van Richtlijn 2005/29/EG.
- = -
(55) In overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel en teneinde de handhaving te vergemakkelijken, moet worden verduidelijkt dat Richtlijn 2005/29/EG geen afbreuk doet aan de vrijheid van de lidstaten om nationale bepalingen vast te stellen om de legitieme belangen van consumenten verder te beschermen tegen oneerlijke handelspraktijken in het kader van ongevraagde huisbezoeken door een handelaar om producten aan te bieden of te verkopen of van excursies die worden georganiseerd door een handelaar met als doel of gevolg producten te promoten bij of te verkopen aan consumenten, indien dergelijke bepalingen gerechtvaardigd zijn op grond van de consumentenbescherming.
Dergelijke bepalingen moeten altijd evenredig en niet-discriminerend zijn en mogen die verkoopkanalen niet als zodanig verbieden.
In nationale, door de lidstaten vastgestelde bepalingen kan bijvoorbeeld worden vastgesteld op welke tijdstippen huisbezoeken aan consumenten zonder hun expliciet verzoek niet zijn toegestaan, kunnen dergelijke bezoeken worden verboden indien de consument zichtbaar heeft aangegeven hiermee niet akkoord te gaan, of kan de procedure voor betalingen worden voorgeschreven.
Voorts kunnen in dergelijke bepalingen verdergaande beschermingsregels worden opgenomen op de door Richtlijn 2011/83/EU geharmoniseerde gebieden.
Richtlijn 2011/83/EU moet derhalve worden gewijzigd om de lidstaten in staat te stellen nationale maatregelen te treffen om te voorzien in een langere herroepingstermijn en om af te wijken van specifieke uitzonderingen op het herroepingsrecht.
De lidstaten moeten aan de Commissie kennisgeven van de in dit verband vastgestelde nationale bepalingen, zodat de Commissie deze informatie beschikbaar kan stellen aan alle belanghebbenden en de evenredigheid en wettigheid van deze maatregelen kan nagaan.
- = -
(56) Wat de agressieve en misleidende praktijken betreft in het kader van evenementen die worden georganiseerd op andere locaties dan de verkoopruimten van de handelaar, doet Richtlijn 2005/29/EG geen afbreuk aan eventuele voorwaarden inzake vestiging en vergunning die lidstaten aan handelaren kunnen opleggen.
Voorts laat die richtlijn het nationale overeenkomstenrecht en, in het bijzonder, de regels betreffende de geldigheid, de totstandkoming en de rechtsgevolgen van overeenkomsten onverlet.
Agressieve en misleidende praktijken in het kader van evenementen die worden georganiseerd op andere locaties dan de verkoopruimten van de handelaar, kunnen op basis van een individuele beoordeling van het specifieke geval overeenkomstig artikelen 5 tot en met 9 van die richtlijn worden verboden.
Voorts bevat bijlage I bij die richtlijn een algemeen verbod op praktijken waarbij de handelaar de indruk wekt dat hij niet optreedt ten behoeve van zijn beroep en op praktijken die de indruk geven dat de consument het pand niet mag verlaten alvorens er een overeenkomst is gesloten.
De Commissie moet beoordelen of de huidige regels voorzien in een toereikend niveau van consumentenbescherming en in toereikende instrumenten voor lidstaten om dergelijke praktijken op doeltreffende wijze aan te pakken.
- = -
(59) Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken (17) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om, in gerechtvaardigde gevallen, de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht.
Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van die stukken gerechtvaardigd.
- = -