Pratiche sleali 2005/0029 NL
BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf
- richtlijn 43
- blz 31
- //eg 26
- raad 26
- product 23
- voor 23
- consument 23
- betreffende 21
- parlement 20
- zijn 20
- europees 20
- wordt 19
- pb l 19
- worden 19
- artikel 18
- niet 18
- handelspraktijken 18
- deze 17
- handelaar 16
- door 11
- tegen 11
- beweren 11
- doen 10
- consumenten 10
- oneerlijke 10
- artikelen 9
- producten 9
- pb l 9
- kunnen 9
- prijs 8
- gewijzigd 8
- wettelijke 8
- andere 8
- bepaalde 8
- lidstaten 8
- geval 8
- indien 7
- administratieve 7
- indruk 7
- lidstaat 7
- zonder 7
- wanneer 7
- inzake 6
- heeft 6
- bevoegdheden 6
- bepalingen 6
- instantie 6
- punt 6
- reclame 6
- wijze 6
Artikel 5
Verbod op oneerlijke handelspraktijken
1. Oneerlijke handelspraktijken zijn verboden.
2. Een handelspraktijk is oneerlijk wanneer zij:
a) | in strijd is met de vereisten van professionele toewijding, en |
b) | het economische gedrag van de gemiddelde consument die zij bereikt of op wie zij gericht is of, indien zij op een bepaalde groep consumenten gericht is, het economisch gedrag van het gemiddelde lid van deze groep, met betrekking tot het product wezenlijk verstoort of kan verstoren. |
3. Een handelspraktijk die op voor de handelaar redelijkerwijs voorzienbare wijze het economische gedrag van slechts een duidelijk herkenbare groep consumenten wezenlijk verstoort of kan verstoren, namelijk van consumenten die wegens een mentale of lichamelijke handicap, hun leeftijd of goedgelovigheid bijzonder vatbaar zijn voor die handelspraktijken of voor de onderliggende producten, wordt beoordeeld vanuit het gezichtspunt van het gemiddelde lid van die groep. Dit laat onverlet de gangbare, legitieme reclamepraktijk waarbij overdreven uitspraken worden gedaan of uitspraken die niet letterlijk dienen te worden genomen.
4. Meer in het bijzonder zijn handelspraktijken oneerlijk die:
a) | misleidend zijn in de zin van de artikelen 6 en 7, of |
b) | agressief zijn in de zin van de artikelen 8 en 9. |
5. Bijlage I bevat de lijst van handelspraktijken die onder alle omstandigheden als oneerlijk worden beschouwd. Deze lijst is van toepassing in alle lidstaten en mag alleen worden aangepast door wijziging van deze richtlijn.
Deel 1
Misleidende handelspraktijken
Artikel 11
Handhaving
1. De lidstaten zorgen voor de invoering van passende en doeltreffende middelen ter bestrijding van oneerlijke handelspraktijken, zodat de naleving van deze richtlijn in het belang van de consumenten kan worden afgedwongen.
Daartoe behoren wettelijke bepalingen op grond waarvan personen of organisaties die volgens de nationale wetgeving een rechtmatig belang hebben bij het bestrijden van oneerlijke handelspraktijken, met inbegrip van de concurrenten:
a) | in rechte kunnen optreden tegen die oneerlijke handelspraktijken, en/of |
b) | die oneerlijke handelspraktijken kunnen voorleggen aan een administratieve instantie die bevoegd is om hetzij zelf een uitspraak te doen over een klacht, hetzij een passende gerechtelijke procedure in te leiden. |
Elke lidstaat beslist welke van deze procedures wordt gevolgd en of de rechterlijke of administratieve instantie mag eisen dat afdoening van de klacht eerst langs andere wegen, waaronder die bedoeld in artikel 10, wordt beproefd. Deze procedures kunnen worden gevolgd ongeacht of de getroffen consumenten zich bevinden op het grondgebied van de lidstaat waar de handelaar gevestigd is, of in een andere lidstaat.
Elke lidstaat beslist
a) | of deze rechtsmiddelen afzonderlijk of gezamenlijk tegen een aantal handelaren uit dezelfde economische sector mogen worden gebruikt, en |
b) | of deze rechtsmiddelen tegen een houder van een gedragscode mogen worden gebruikt als de gedragscode het niet-naleven van wettelijke voorschriften bevordert. |
2. In het kader van de in lid 1 bedoelde wettelijke bepalingen verlenen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden om, ingeval deze instanties dergelijke maatregelen, rekening houdend met alle belangen die op het spel staan en met name het algemeen belang, nodig achten:
a) | te bevelen dat de oneerlijke handelspraktijken worden gestaakt of een gerechtelijke procedure in te leiden ter verkrijging van zo'n bevel, of |
b) | indien de oneerlijke handelspraktijk nog niet is uitgevoerd, maar op het punt staat te worden uitgevoerd, de praktijk te verbieden of een gerechtelijke procedure in te leiden om de praktijk te laten verbieden, |
ook zonder bewijs van daadwerkelijk geleden verlies of schade of van opzet of onachtzaamheid van de handelaar.
De lidstaten bepalen voorts dat de in de eerste alinea bedoelde maatregelen in het kader van een versnelde procedure kunnen worden getroffen
— | bij wege van voorlopige voorziening, of |
— | bij wege van definitieve voorziening, |
met dien verstande dat elke lidstaat bepaalt welke van deze twee mogelijkheden wordt gekozen.
Voorts kunnen de lidstaten aan rechterlijke of administratieve instanties bevoegdheden verlenen om, ter ondervanging van het voortdurende effect van oneerlijke handelspraktijken waarvan de stopzetting bij een definitieve beslissing is bevolen,
a) | de volledige of gedeeltelijke bekendmaking van die beslissing te bevelen in een vorm die zij passend achten, en |
b) | bovendien de publicatie van een rechtzetting te bevelen. |
3. De in lid 1 bedoelde administratieve instanties moeten:
a) | samengesteld zijn op een wijze die geen twijfel omtrent hun onpartijdigheid kan doen ontstaan; |
b) | over voldoende bevoegdheden beschikken om een doeltreffende controle te kunnen uitoefenen en om hun beslissingen te doen naleven wanneer zij een uitspraak over klachten doen; |
c) | hun beslissingen in beginsel met redenen omkleden. |
Wanneer de in lid 2 bedoelde bevoegdheden uitsluitend door een administratieve instantie worden uitgeoefend, moeten de beslissingen altijd met redenen omkleed zijn. In dat geval moet voorts worden voorzien in procedures die de mogelijkheid bieden tot beroep bij de rechter tegen onjuist of onredelijk uitoefenen van de bevoegdheden van de administratieve instantie en tegen onjuist of onredelijk verzuim om deze bevoegdheden uit te oefenen.
„Artikel 1
Deze richtlijn beoogt handelaren te beschermen tegen misleidende reclame en de onbillijke gevolgen daarvan, en de voorwaarden vast te stellen waaronder vergelijkende reclame is geoorloofd.”
. 2. | In artikel 2:
|
3. | Artikel 3 bis wordt vervangen door: Artikel 16 Wijziging van Richtlijn 98/27/EG en Verordening (EG) nr. 2006/2004
Artikel 21 Adressaten Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten. Gedaan te Straatsburg, 11 mei 2005. Voor het Europees Parlement De voorzitter J. P. BORRELL FONTELLES Voor de Raad De voorzitter N. SCHMIT (1) PB C 108 van 30.4.2004, blz. 81. (2) Advies van het Europees Parlement van 20 april 2004 (PB C 104 E van 30.4.2004, blz. 260), Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 15 november 2004 (PB C 38 E van 15.2.2005, blz. 1) en standpunt van het Europees Parlement van 24 februari 2005 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van de Raad van 12 april 2005. (3) PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18). (4) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG (PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16). (5) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/65/EG. (6) PB L 271 van 9.10.2002, blz. 16. (7) PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37. (8) PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12. (9) PB L.149 van 11.06.2005, blz. 22.” (10) PB L.149 van 11.06.2005, blz. 22.” (11) PB L.149 van 11.06.2005, blz. 22.” (12) PB L 364 van 9.12.2004, blz. 1. BIJLAGE I HANDELSPRAKTIJKEN DIE ONDER ALLE OMSTANDIGHEDEN ALS ONEERLIJK WORDEN BESCHOUWD Misleidende handelspraktijken
Agressieve handelspraktijken
(1) Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten (PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23). Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60). (2) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31). Richtlijn gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1). BIJLAGE II COMMUNAUTAIRE WETSBEPALINGEN BETREFFENDE RECLAME EN COMMERCIËLE COMMUNICATIE De artikelen 4 en 5 van Richtlijn 97/7/EG Artikel 3 van Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten (1) Artikel 3, lid 3, van Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen (2) Artikel 3, lid 4, van Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (3) De artikelen 86 tot en met 100 van Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (4) De artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde aspecten van de elektronische handel in de interne markt (richtlijn elektronische handel) (5) Artikel 1 quinquies van Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 87/102/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet (6) De artikelen 3 en 4 van Richtlijn 2002/65/EG Artikel 1, lid 9, van Richtlijn 2001/107/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 januari 2002 tot wijziging van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) met het oog op de reglementering van beheermaatschappijen en vereenvoudigde prospectussen (7) De artikelen 12 en 13 van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling (8) Artikel 36 van Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering (9) Artikel 19 van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten (10) De artikelen 31 en 43 van Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf (derde richtlijn schadeverzekering) (11) De artikelen 5, 7 en 8 van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden (12) (1) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59. (2) PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83. (3) PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27. (4) PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/27/EG (PB L 136 van 30.4.2004, blz. 34). (5) PB L 178 van 17.7.2000, blz. 1. (6) PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17. (7) PB L 41 van 13.2.2002, blz. 20. (8) PB L 9 van 15.1.2003, blz. 3. (9) PB L 345 van 19.12.2002, blz. 1. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/66/EG van de Raad (PB L 168 van 1.5.2004, blz. 35). (10) PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1. (11) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 35 van 11.2.2003, blz. 1). whereas |