search


keyboard_tab EIDAS 2014/0910 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2014/0910 NL cercato: 'later' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


just index later:


whereas later:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 309

 

Artikel 9

Aanmelding

1.   De aanmeldende lidstaat geeft de Commissie onverwijld kennis van de volgende informatie en van eventuele latere wijzigingen daarvan:

a)

een beschrijving van het stelsel voor elektronische identificatie, met inbegrip van de betrouwbaarheidsniveaus daarvan en de uitgever of de uitgevers van elektronische identificatiemiddelen in het kader van het stelsel;

b)

de toepasselijke toezichtregeling en informatie over de aansprakelijkheidsregeling met betrekking tot onderstaande:

i)

de partij die het elektronische identificatiemiddel uitgeeft, en

ii)

de partij die de authenticatieprocedure uitvoert;

c)

de autoriteit of autoriteiten die verantwoordelijk is/zijn voor het stelsel voor elektronische identificatie;

d)

informatie over de entiteit of entiteiten die de registratie van de unieke persoonsidentificatiegegevens beheert/beheren;

e)

een beschrijving van de manier waarop aan de vereisten van de in artikel 12, lid 8, bedoelde uitvoeringshandelingen wordt voldaan;

f)

een beschrijving van de authenticatie bedoeld in artikel 7, onder f);

g)

regelingen voor de opschorting of intrekking van het aangemelde stelsel voor elektronische identificatie of de authenticatie of de delen waarvan de integriteit is geschonden.

2.   Eén jaar na de datum van toepassing van de in artikel 8, lid 3, en artikel 12, lid 8, bedoelde uitvoeringshandelingen maakt de Commissie in het Publicatieblad van de Europese Unie een lijst bekend van de stelsels voor elektronische identificatie die zijn aangemeld overeenkomstig lid 1 van dit artikel alsmede de basisinformatie in verband hiermee.

3.   Indien de Commissie een aanmelding ontvangt nadat de periode als bedoeld in lid 2 verstreken is, maakt zij binnen twee maanden na de datum van ontvangst van die aanmelding in het Publicatieblad van de Europese Unie de wijzigingen van de in lid 2 bedoelde lijst bekend.

4.   Een lidstaat kan bij de Commissie een verzoek indienen om een door die lidstaat aangemelde stelsel voor elektronische identificatie van de in lid 2 bedoelde lijst te verwijderen. De Commissie zal de desbetreffende wijzigingen binnen een maand na de datum van ontvangst van het verzoek van de lidstaat in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken.

5.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de omstandigheden, formaten en procedures voor aanmeldingen in het kader van lid 1 definiëren. Deze uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 12

Samenwerking en interoperabiliteit

1.   De krachtens artikel 9, lid 1, aangemelde nationale stelsels voor elektronische identificatie zijn interoperabel.

2.   Voor de toepassing van lid 1 wordt een interoperabiliteitskader opgezet.

3.   Het interoperabiliteitskader voldoet aan de volgende criteria:

a)

het is erop gericht technologieneutraal te zijn en discrimineert niet tussen specifieke nationale technische oplossingen voor elektronische identificatie binnen de lidstaat;

b)

het volgt, zo mogelijk, Europese en internationale normen;

c)

het bevordert de toepassing van het beginsel van privacy by design; en

d)

het waarborgt dat persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG worden verwerkt.

4.   Het interoperabiliteitskader bestaat uit:

a)

een vermelding van de technische minimumeisen met betrekking tot de betrouwbaarheidsniveaus van artikel 8;

b)

het relateren van nationale betrouwbaarheidsniveaus van aangemelde stelsels voor elektronische identificatie aan de betrouwbaarheidsniveaus volgens artikel 8;

c)

een verwijzing naar technische minimumeisen voor interoperabiliteit;

d)

een verwijzing naar een minimaal pakket persoonsidentificatiegegevens die een natuurlijke of rechtspersoon op unieke wijze vertegenwoordigen, beschikbaar vanaf stelsels voor elektronische identificatie;

e)

procedureregels;

f)

regelingen voor geschillenbeslechting; en

g)

gemeenschappelijke operationele veiligheidsnormen.

5.   De lidstaten werken op onderstaande gebieden samen:

a)

de interoperabiliteit van de uit hoofde van artikel 9, lid 1, aangemelde stelsels voor elektronische identificatie en de stelsels voor elektronische identificatie die de lidstaten voornemens zijn aan te melden; en

b)

de veiligheid van de stelsels voor elektronische identificatie.

6.   De samenwerking tussen de lidstaten bestaat uit:

a)

de uitwisseling van informatie, ervaring en goede werkwijzen wat betreft stelsels voor elektronische identificatie en in het bijzonder wat betreft de technische vereisten inzake het niveau van interoperabiliteit en betrouwbaarheid;

b)

de uitwisseling van informatie, ervaring en goede werkwijzen wat betreft het werken met betrouwbaarheidsniveaus van stelsels voor elektronische identificatie volgens artikel 8;

c)

onderlinge evaluatie van stelsels voor elektronische identificatie die onder deze verordening vallen; en

d)

onderzoek naar ontwikkelingen ter zake in de sector van de elektronische identificatie.

7.   De Commissie stelt uiterlijk op 18 maart 2015, door middel van uitvoeringshandelingen, de nodige procedurele voorschriften vast om de in lid 5 en lid 6 bedoelde samenwerking tussen de lidstaten te vergemakkelijken teneinde een hoog op het risiconiveau afgestemde niveau van vertrouwen en veiligheid te waarborgen.

8.   De Commissie stelt uiterlijk op 18 september 2015, volgens de criteria in lid 3 en met inachtneming van de resultaten van de samenwerking tussen de lidstaten, uitvoeringshandelingen vast aangaande het lid 4 uitgewerkte interoperabiliteitskader ten behoeve van de vaststelling van eenduidige voorwaarden ter uitvoering van de in lid 1 bedoelde verplichting.

9.   De in de leden 7 en 8 van dit artikel bedoelde uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

HOOFDSTUK III

VERTROUWENSDIENSTEN

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 47

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde duur met ingang van 17 september 2014.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 30, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 51

Overgangsmaatregelen

1.   Veilige middelen voor het aanmaken van handtekeningen waarvan de overeenstemming bepaald is overeenkomstig artikel 3, lid 4, van Richtlijn 1999/93/EG, worden beschouwd als gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen in de zin van de onderhavige verordening.

2.   Gekwalificeerde certificaten voor natuurlijke personen in de zin van Richtlijn 1999/93/EG worden, totdat zij verlopen, beschouwd als gekwalificeerde certificaten voor elektronische handtekeningen in de zin van onderhavige verordening.

3.   Een certificatiedienstverlener die gekwalificeerde certificaten overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG afgeeft, dient zo spoedig mogelijk, maar niet later dan 1 juli 2017, een conformiteitsbeoordelingsverslag in bij het toezichthoudend orgaan. Tot de indiening van dat conformiteitsbeoordelingsverslag en de voltooiing van de beoordeling ervan door het toezichthoudend orgaan wordt die certificatiedienstverlener beschouwd als een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten in de zin van deze verordening.

4.   Indien een certificatiedienstverlener die gekwalificeerde certificaten overeenkomstig Richtlijn 1999/93/EG afgeeft, niet binnen de in lid 3 bedoelde termijn een conformiteitsbeoordelingsverslag indient bij het toezichthoudend orgaan, wordt die certificatiedienstverlener vanaf 2 juli 2017 niet beschouwd als gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten in de zin van deze verordening.


whereas









keyboard_arrow_down