search


keyboard_tab Digital Service Act 2022/2065 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/2065 NL cercato: 'initiatief' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index initiatief:


whereas initiatief:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 1041

 

Artikel 7

Vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief en naleving van de wetgeving

Aanbieders van tussenhandeldiensten worden niet geacht te zijn uitgesloten van de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde aansprakelijkheidsvrijstellingen louter omdat zij te goeder trouw en zorgvuldig vrijwillige onderzoeken op eigen initiatief uitvoeren naar of andere maatregelen nemen die zijn gericht op het opsporen, identificeren en verwijderen van, of het uitschakelen van de toegang tot illegale inhoud, of omdat zij de nodige maatregelen nemen voor de naleving van de vereisten van het Unierecht en het met het Unierecht in overeenstemming zijnde nationale recht, waaronder de in deze verordening uiteengezette vereisten.

Artikel 15

Transparantierapportageverplichtingen voor aanbieders van tussenhandeldiensten

1.   Minstens één keer per jaar maken aanbieders van tussenhandeldiensten duidelijke, gemakkelijk te begrijpen rapporten over eventuele inhoudsmoderatie die zij tijdens de betrokken periode hebben uitgevoerd in een machineleesbaar formaat en op eenvoudig toegankelijke wijze openbaar. Die rapporten bevatten met name informatie over het volgende, waar van toepassing:

a)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, het aantal bevelen dat zij van lidstatelijke autoriteiten hebben gekregen, waaronder overeenkomstig de artikelen 9 en 10 uitgevaardigde bevelen, ingedeeld naar het betrokken type illegale inhoud, de beveluitvaardigende lidstaat, en de mediane tijd die nodig is om de beveluitvaardigende autoriteit of een andere in het bevel vermelde autoriteit in kennis te stellen van de ontvangst ervan, en om gevolg te geven aan het bevel;

b)

voor aanbieders van hostingdiensten, het aantal overeenkomstig artikel 16 gedane meldingen, ingedeeld naar het betrokken type vermeende illegale inhoud, het aantal door betrouwbare flaggers gedane meldingen, de op basis van de meldingen ondernomen actie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen actie die is ondernomen op basis van de wet dan wel op basis van de algemene voorwaarden van de aanbieder, het aantal meldingen dat met gebruikmaking van geautomatiseerde hulpmiddelen is verwerkt, en de mediane tijd die nodig is om de actie te ondernemen;

c)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, zinvolle en begrijpelijke informatie over de inhoudsmoderatie die is uitgevoerd op eigen initiatief van de aanbieders, met inbegrip van het gebruik van geautomatiseerde hulpmiddelen, de maatregelen genomen om opleiding en bijstand te verstrekken aan personen die belast zijn met inhoudsmoderatie, het aantal en het type genomen maatregelen die van invloed zijn op de beschikbaarheid, zichtbaarheid en toegankelijkheid van door de afnemers van de dienst verstrekte informatie en de mogelijkheid van de afnemers om informatie te verstrekken via de dienst, en andere gerelateerde beperkingen van de dienst; de gerapporteerde informatie wordt ingedeeld naar het type illegale inhoud of schending van de algemene voorwaarden van de dienstaanbieder, naar de detectiemethode, en naar het type toegepaste beperking;

d)

voor aanbieders van tussenhandeldiensten, het aantal klachten dat is ontvangen via de interne klachtenafhandelingssystemen overeenkomstig de algemene voorwaarden van de aanbieder en daarnaast, voor aanbieders van onlineplatforms, overeenkomstig artikel 20, de basis voor die klachten, met betrekking tot die klachten genomen besluiten, de mediane tijd die nodig is om die besluiten te nemen en het aantal gevallen waarin die besluiten werden teruggedraaid;

e)

elk gebruik dat is gemaakt van geautomatiseerde middelen voor inhoudsmoderatie, met inbegrip van een kwalitatieve beschrijving, een specificatie van de precieze doeleinden, indicatoren van de nauwkeurigheid en het mogelijke foutenpercentage van de geautomatiseerde middelen bij het verwezenlijken van die doeleinden en de toegepaste vrijwaringsmaatregelen.

2.   Lid 1 van dit artikel is niet van toepassing op aanbieders van tussenhandeldiensten die micro- of kleine ondernemingen zoals gedefinieerd in Aanbeveling 2003/361/EG en die geen zeer grote onlineplatforms zijn in de zin van artikel 33 van deze verordening.

3.   De Commissie kan uitvoeringshandelingen vaststellen voor de opstelling van modellen voor het formulier, de inhoud en andere gegevens van de rapporten krachtens lid 1 van dit artikel, met inbegrip van geharmoniseerde rapportagetermijnen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 88 bedoelde raadplegingsprocedure.

AFDELING 2

Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder onlineplatforms

Artikel 17

Motivering

1.   Aanbieders van hostingdiensten geven alle betrokken afnemers van de dienst een duidelijke en specifieke motivering voor elk van de volgende opgelegde beperkingen die worden opgelegd op grond dat de door de afnemer van de dienst verstrekte informatie illegale inhoud bevat of onverenigbaar is met hun algemene voorwaarden:

a)

beperkingen van de zichtbaarheid van specifieke door de afnemer van de dienst verstrekte informatie, waaronder verwijdering van inhoud, blokkering van de toegang tot inhoud of afwaardering daarvan;

b)

schorsing, beëindiging of andere beperkingen van geldelijke betalingen;

c)

gehele of gedeeltelijke schorsing of beëindiging van de aanbieding van de dienst;

d)

schorsing of beëindiging van de accounts van de afnemer van de dienst.

2.   Lid 1 is enkel van toepassing wanneer de aanbieder over de relevante elektronische contactgegevens beschikt. Het lid is ten laatste van toepassing met ingang van de datum waarop de beperking wordt opgelegd, ongeacht waarom of hoe die is opgelegd.

Lid 1 is niet van toepassing wanneer de informatie misleidende grootschalige commerciële inhoud uitmaakt.

3.   De in lid 1 bedoelde motivering bevat ten minste de volgende informatie:

a)

informatie over de vraag of het besluit leidt tot de verwijdering van, de uitschakeling van toegang tot, de afwaardering van of de beperking van de zichtbaarheid van de informatie, of de schorsing of beëindiging van geldelijke betalingen met betrekking tot die informatie, of andere maatregelen als bedoeld in lid 1 met betrekking tot die informatie oplegt, en in voorkomend geval, het territoriale toepassingsgebied van het besluit en de duur ervan;

b)

de feiten en omstandigheden die in aanmerking zijn genomen bij het nemen van het besluit, onder meer – indien relevant – informatie over de vraag of het besluit is genomen krachtens een overeenkomstig artikel 16 gedane melding of dat het gebaseerd is op een vrijwillig onderzoek op eigen initiatief en, indien strikt noodzakelijk, de identiteit van de melder;

c)

waar van toepassing, informatie over het gebruik van geautomatiseerde middelen bij het nemen van het besluit, waaronder informatie over de vraag of het besluit is genomen met betrekking tot inhoud die op geautomatiseerde wijze is opgespoord of geïdentificeerd;

d)

wanneer het besluit betrekking heeft op vermeend illegale inhoud, een verwijzing naar de rechtsgrond waarop men zich baseert en verklaringen waarom de informatie om die reden als illegale inhoud wordt beschouwd;

e)

wanneer het besluit gebaseerd is op de vermeende onverenigbaarheid van de informatie met de algemene voorwaarden van de aanbieder van hostingdiensten, een verwijzing naar de aangevoerde contractuele grondslag en verklaringen waarom de informatie wordt beschouwd als onverenigbaar met die grondslag;

f)

duidelijke en gebruiksvriendelijke informatie over de verhaalmogelijkheden waarover de afnemer van de dienst met betrekking tot het besluit beschikt, met name, in voorkomend geval, via interne klachtenafhandelingsmechanismen, buitengerechtelijke geschillenbeslechting en beroep in rechte.

4.   De door de aanbieders van hostingdiensten overeenkomstig dit artikel verstrekte informatie is duidelijk en gemakkelijk te begrijpen en zo nauwkeurig en specifiek als redelijk gezien mogelijk is in de gegeven omstandigheden. De informatie is met name zodanig dat de afnemer van de betrokken dienst redelijkerwijs in staat is om de in lid 3, punt f), genoemde verhaalmogelijkheden daadwerkelijk uit te oefenen.

5.   Dit artikel geldt niet voor bevelen als bedoeld in artikel 9.

Artikel 21

Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

1.   De afnemers van de dienst waaraan de in artikel 20, lid 1, bedoelde besluiten gericht zijn, met inbegrip van personen of entiteiten die meldingen hebben gedaan, mogen eender welk overeenkomstig lid 3 van dit artikel gecertificeerd buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan kiezen om geschillen met betrekking tot deze besluiten op te lossen, waaronder klachten die niet konden worden opgelost via het in dat artikel bedoelde interne klachtenafhandelingssysteem.

Aanbieders van onlineplatforms zorgen ervoor dat de informatie over de in de eerste alinea genoemde mogelijkheid voor afnemers van de dienst om toegang te hebben tot een buitengerechtelijke geschillenbeslechting op een duidelijke en gebruikersvriendelijke manier gemakkelijk toegankelijk is op hun online-interface.

De eerste alinea doet geen afbreuk aan het recht van de betrokken afnemer van de dienst om in eender welke fase een procedure in te leiden om die door de aanbieders van onlineplatforms genomen besluiten overeenkomstig het toepasselijke recht voor een rechterlijke instantie te betwisten.

2.   Beide partijen werken te goeder trouw samen met het gekozen gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan om het geschil op te lossen.

Aanbieders van onlineplatforms kunnen weigeren mee te werken met een dergelijk buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan indien er reeds een geschil is beslecht met betrekking tot dezelfde informatie en dezelfde gronden voor vermeende illegaliteit of onverenigbaarheid van inhoud.

Het gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan is niet bevoegd om de partijen een bindende geschillenbeslechting op te leggen.

3.   De digitaledienstencoördinator van de lidstaat waar het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan is gevestigd certificeert dit orgaan op diens verzoek voor een verlengbare periode van maximaal vijf jaar wanneer het orgaan heeft aangetoond dat het aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

het is onpartijdig en onafhankelijk, alsook financieel onafhankelijk, van aanbieders van onlineplatforms en van de afnemers van de door de aanbieders van onlineplatforms aangeboden dienst, met inbegrip van personen of entiteiten die meldingen hebben gedaan;

b)

het beschikt over de nodige expertise met betrekking tot de problemen die zich in een of meer specifieke gebieden van illegale inhoud voordoen, of met betrekking tot de toepassing en handhaving van algemene voorwaarden van een of meerdere types onlineplatforms, die het orgaan in staat stelt daadwerkelijk bij te dragen tot de beslechting van een geschil;

c)

de leden van het orgaan ontvangen een vergoeding die losstaat van de uitkomst van de procedure;

d)

de door het orgaan aangeboden buitengerechtelijke geschillenbeslechting is gemakkelijk toegankelijk via elektronische communicatietechnologie en biedt de mogelijkheid om een geschillenbeslechtingsprocedure online in te leiden en de vereiste bewijsstukken online in te dienen;

e)

het orgaan kan geschillen op een snelle, efficiënte en kosteneffectieve wijze en in ten minste een van de officiële talen van de instellingen van de Unie beslechten;

f)

de door het orgaan aangeboden buitengerechtelijke geschillenbeslechting verloopt volgens duidelijke en eerlijke procedureregels die gemakkelijk en openbaar toegankelijk zijn en die stroken met het toepasselijke recht, waaronder dit artikel.

De digitaledienstencoördinator specificeert, waar van toepassing, in het certificaat:

a)

de specifieke kwesties waarop de expertise van het orgaan betrekking heeft, zoals bedoeld in punt b) van de eerste alinea; en

b)

de officiële taal of talen van de instellingen van de Unie waarin het orgaangeschillen kan beslechten, zoals bedoeld in punt e) van de eerste alinea.

4.   Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen brengen jaarlijks verslag uit aan de digitaledienstencoördinator die hen heeft gecertificeerd over hun werking, met vermelding van ten minste het aantal geschillen dat zij hebben ontvangen, de informatie over de uitkomst van die geschillen, de gemiddelde tijd die nodig was om ze op te lossen en geconstateerde tekortkomingen of moeilijkheden. Op verzoek van die digitaledienstencoördinator verstrekken zij aanvullende informatie.

Digitaledienstencoördinatoren stellen om de twee jaar een verslag op over de werking van de door hen gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen. In dat verslag worden met name:

a)

het aantal geschillen vermeld dat elk gecertificeerd buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan jaarlijks heeft ontvangen;

b)

de uitkomsten van de procedures aangegeven die bij die organen zijn ingeleid en de gemiddelde tijd die nodig was om de geschillen op te lossen;

c)

eventuele systematische of sectorale tekortkomingen of moeilijkheden in verband met de werking van die organen vastgesteld en toegelicht;

d)

beste praktijken met betrekking tot die werking in kaart gebracht;

e)

in voorkomend geval aanbevelingen gedaan over de wijze waarop die werking kan worden verbeterd.

Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen maken hun beslissingen binnen een redelijke termijn en uiterlijk 90 kalenderdagen na ontvangst van de klacht bekend aan de partijen. In het geval van zeer complexe geschillen kan het gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan naar eigen goeddunken de termijn van 90 kalenderdagen verlengen voor een extra periode van ten hoogste 90 dagen, wat resulteert in een maximale totale duur van 180 dagen.

5.   Indien het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan het geschil in het voordeel van de afnemer van de dienst beslecht, met inbegrip van de persoon of entiteit die een melding heeft gedaan, draagt de aanbieder van het onlineplatform alle door het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan aangerekende kosten en betaalt hij die afnemer, met inbegrip van de genoemde persoon of entiteit, alle overige redelijke kosten terug die deze in verband met de geschillenbeslechting gemaakt heeft. Indien het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan het geschil in het voordeel van de aanbieder van het onlineplatform beslecht, hoeft de afnemer van de dienst, met inbegrip van de persoon of entiteit, geen vergoedingen of andere door de aanbieder van het onlineplatform in verband met de geschillenbeslechting gemaakte of nog te maken kosten terug te betalen, tenzij het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan van oordeel is dat die afnemer duidelijk te kwader trouw heeft gehandeld.

De vergoedingen die het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan aanrekent aan de aanbieders van onlineplatforms zijn redelijk en overschrijden in geen geval de kosten die het orgaan heeft gemaakt. Voor afnemers van de geschillenbeslechtingsdienst is de geschillenbeslechting gratis of tegen een nominale vergoeding beschikbaar.

Gecertificeerde buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen delen de vergoedingen, of de voor bepaling hiervan gebruikte mechanismen, mee aan de afnemer van de dienst, met inbegrip van de personen en entiteiten die een melding hebben gedaan, en aan de aanbieder van het onlineplatform alvorens de geschillenbeslechting aan te vangen.

6.   De lidstaten kunnen buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen oprichten voor de toepassing van lid 1 of de activiteiten ondersteunen van een aantal of alle buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen die zij overeenkomstig lid 3 hebben gecertificeerd.

De lidstaten zorgen ervoor dat alle activiteiten die zij uit hoofde van de eerste alinea uitvoeren, geen afbreuk doen aan de mogelijkheid van hun digitaledienstencoördinator om de betrokken organen overeenkomstig lid 3 te certificeren.

7.   Een digitaledienstencoördinator die een buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan heeft gecertificeerd, trekt die certificatie in als hij, na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van door derden verstrekte informatie bepaalt dat het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan niet langer voldoet aan de in lid 3 uiteengezette voorwaarden. Alvorens hij de certificatie intrekt, biedt de digitaledienstencoördinator dat orgaan de kans om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn intentie om de certificatie van het buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan in te trekken.

8.   Digitaledienstencoördinatoren stellen de Commissie in kennis van de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen die zij overeenkomstig lid 3 hebben gecertificeerd, met inbegrip van de eventuele in de tweede alinea van dat lid bedoelde specificaties, alsook de buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorganen waarvan zij de certificatie hebben ingetrokken. De Commissie publiceert en actualiseert een lijst van die organen en specificaties op een afzonderlijke, gemakkelijk toegankelijke website.

9.   Dit artikel doet geen afbreuk aan Richtlijn 2013/11/EU en aan uit hoofde van die richtlijn ingestelde alternatievegeschillenbeslechtingsprocedures en -organen voor consumenten.

Artikel 22

Betrouwbare flaggers

1.   Aanbieders van onlineplatforms nemen de nodige technische en organisatorische maatregelen om te verzekeren dat meldingen die zijn gedaan door betrouwbare flaggers die binnen hun aangewezen expertiseterrein werken via de in artikel 16 genoemde mechanismen prioritair en onverwijld worden verwerkt en afgehandeld.

2.   Op verzoek van een entiteit wordt de status van “betrouwbare flagger” uit hoofde van deze verordening toegekend door de digitaledienstencoördinator van de lidstaat waarin de aanvrager is gevestigd, aan een aanvrager die heeft aangetoond dat hij aan elk van de volgende voorwaarden voldoet:

a)

hij heeft specifieke expertise en bevoegdheid voor het opsporen, identificeren en melden van illegale inhoud;

b)

hij is onafhankelijk van enige aanbieder van onlineplatforms;

c)

hij voert zijn activiteiten uit met als doel meldingen zorgvuldig, nauwkeurig en objectief te doen.

3.   Betrouwbare flaggers publiceren ten minste een keer per jaar een eenvoudig te begrijpen en uitvoerig rapport over de meldingen die gedurende de relevante periode overeenkomstig artikel 16 zijn gedaan. Het rapport vermeldt ten minste het aantal meldingen, ingedeeld naar:

a)

de identiteit van de aanbieder van hostingdiensten;

b)

het type vermeend illegale inhoud die werd gemeld;

c)

de door de aanbieder ondernomen actie.

Die rapporten omvatten een toelichting op de procedures die zijn vastgesteld om ervoor te zorgen dat de betrouwbare flagger zijn onafhankelijkheid behoudt.

Betrouwbare flaggers zenden die rapporten naar de toekennende digitaledienstencoördinator en maken die openbaar. De informatie in die rapporten bevat geen persoonsgegevens.

4.   Digitaledienstencoördinatoren delen aan de Commissie en de digitaledienstenraad de namen, adressen en e-mailadressen mee van de entiteiten waaraan zij de status van betrouwbare flagger overeenkomstig lid 2 hebben toegekend of waarvan zij de status overeenkomstig lid 6 hebben geschorst of overeenkomstig lid 7 hebben ingetrokken.

5.   De Commissie publiceert de in lid 4 bedoelde informatie in een openbaar toegankelijke databank in een gemakkelijk toegankelijk en machineleesbaar formaat en werkt de databank bij.

6.   Wanneer een aanbieder van onlineplatforms over informatie beschikt die erop wijst dat een betrouwbare flagger via de in artikel 16 bedoelde mechanismen een aanzienlijk aantal onvoldoende nauwkeurige, onjuiste of niet voldoende gemotiveerde meldingen heeft gedaan, waaronder informatie die is verzameld in verband met de verwerking van klachten via het in artikel 20, lid 4, bedoelde intern klachtenafhandelingssysteem, deelt het deze informatie mee aan de digitaledienstencoördinator die de status van betrouwbare flagger aan de betrokken entiteit heeft toegekend en verstrekt het hierbij de nodige verklaringen en bewijsstukken. Na ontvangst van de informatie van de aanbieder van onlineplatforms en indien de digitaledienstencoördinator van oordeel is dat er legitieme redenen zijn om een onderzoek in te stellen, wordt de status van betrouwbare flagger geschorst voor de duur van het onderzoek. Dat onderzoek wordt onverwijld uitgevoerd.

7.   De digitaledienstencoördinator die de status van betrouwbare flagger heeft toegekend aan een entiteit trekt die status in als hij na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van van derden verkregen informatie, met inbegrip van de informatie die krachtens lid 6 door een aanbieder van onlineplatforms is verstrekt, bepaalt dat de entiteit niet langer voldoet aan de in lid 2 vermelde voorwaarden. Alvorens hij die status intrekt, biedt de digitaledienstencoördinator de entiteit de gelegenheid om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn voornemen om de status van betrouwbare flagger van de entiteit in te trekken.

8.   Na raadpleging van de digitaledienstenraad staat de Commissie zo nodig aanbieders van onlineplatforms en digitaledienstencoördinatoren bij bij de toepassing van de leden 2, 6 en 7.

Artikel 36

Crisisresponsmechanisme

1.   In geval van een crisis kan de Commissie op aanbeveling van de digitaledienstenraad een besluit vaststellen waarbij een of meer aanbieders van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines worden verplicht een of meer van de volgende acties te ondernemen:

a)

beoordelen of, en zo ja, in hoeverre en op welke wijze de werking en het gebruik van hun diensten aanzienlijk bijdragen of waarschijnlijk aanzienlijk zullen bijdragen tot een in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging;

b)

vaststellen en toepassen van specifieke, doeltreffende en evenredige maatregelen, zoals die bedoeld in artikel 35, lid 1, of artikel 48, lid 2, om een dergelijke bijdrage aan de krachtens punt a) van dit lid vastgestelde ernstige bedreiging te voorkomen, weg te nemen of te beperken;

c)

uiterlijk op een bepaalde datum of met regelmatige, in het besluit gespecificeerde tussenpozen verslag uitbrengen aan de Commissie over de in punt a) bedoelde beoordelingen, de precieze inhoud, de uitvoering en het kwalitatieve en kwantitatieve effect van de krachtens punt b) genomen specifieke maatregelen en over alle andere kwesties in verband met die beoordelingen of maatregelen, zoals gespecificeerd in het besluit.

Bij het vaststellen en toepassen van maatregelen krachtens punt b) van dit lid houdt de dienstaanbieder of houden de dienstaanbieders naar behoren rekening met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt een crisis geacht zich te hebben voorgedaan wanneer buitengewone omstandigheden leiden tot een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de Unie of in aanzienlijke delen daarvan.

3.   Bij het nemen van het in lid 1 bedoelde besluit ziet de Commissie erop toe dat aan alle volgende vereisten wordt voldaan:

a)

de door het besluit vereiste acties zijn strikt noodzakelijk, gerechtvaardigd en evenredig, rekening houdend met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen;

b)

in het besluit wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de in lid 1, punt b), bedoelde specifieke maatregelen moeten worden genomen, waarbij met name rekening wordt gehouden met de urgentie van die maatregelen en de tijd die nodig is voor de voorbereiding en uitvoering ervan;

c)

de door het besluit vereiste acties zijn beperkt tot een periode van ten hoogste drie maanden.

4.   Na de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit neemt de Commissie onverwijld de volgende stappen:

a)

zij stelt de aanbieder(s) tot wie het besluit is gericht, in kennis van het besluit;

b)

zij maakt het besluit openbaar; en

c)

zij informeert de digitaledienstenraad over het besluit, verzoekt de digitaledienstenraad zijn standpunt daarover kenbaar te maken en houdt de digitaledienstenraad op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met het besluit.

5.   De keuze van de specifieke maatregelen die krachtens lid 1, punt b), en lid 7, tweede alinea, moeten worden genomen, blijft berusten bij de aanbieder(s) tot wie het besluit van de Commissie gericht is.

6.   De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van de aanbieder in dialoog gaan met de aanbieder om te bepalen of, in het licht van de specifieke omstandigheden van de aanbieder, de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen als bedoeld in lid 1, punt b), doeltreffend en evenredig zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. De Commissie ziet er met name op toe dat de door de dienstaanbieder uit hoofde van lid 1, punt b), genomen maatregelen voldoen aan de in lid 3, punten a) en c), bedoelde eisen.

7.   De Commissie houdt toezicht op de toepassing van de specifieke maatregelen die zijn genomen krachtens het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit, op basis van de verslagen bedoeld in punt c) van dit lid, en alle andere relevante informatie, waaronder informatie waarom zij krachtens artikel 40 of 67 kan verzoeken, rekening houdend met het verloop van de crisis. De Commissie brengt regelmatig, en ten minste maandelijks, aan de digitaledienstenraad verslag uit over dat toezicht.

Indien de Commissie van oordeel is dat de krachtens lid 1, punt b), voorgenomen of uitgevoerde specifieke maatregelen niet doeltreffend of evenredig zijn, kan zij, na raadpleging van de raad, een besluit vaststellen waarbij de aanbieder wordt verzocht de vaststelling of toepassing van die specifieke maatregelen te herzien.

8.   Indien passend in het licht van het verloop van de crisis kan de Commissie, op aanbeveling van de raad, het in lid 1 of in lid 7, tweede alinea, bedoelde besluit wijzigen door:

a)

het besluit in te trekken en, in voorkomend geval, het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine te verplichten de toepassing van de krachtens lid 1, punt b), of lid 7, tweede alinea, vastgestelde en uitgevoerde maatregelen stop te zetten, met name wanneer de redenen voor dergelijke maatregelen niet langer bestaan;

b)

de in lid 3, punt c), bedoelde termijn met ten hoogste drie maanden te verlengen;

c)

rekening te houden met de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de maatregelen, met name het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

9.   De vereisten van de leden 1 tot en met 6 zijn van toepassing op het besluit en de wijziging daarvan als bedoeld in dit artikel.

10.   De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met de krachtens lid 1 van dit artikel uitgebrachte aanbevelingen van de digitaledienstenraad.

11.   De Commissie brengt jaarlijks, na de vaststelling van besluiten overeenkomstig dit artikel en in elk geval drie maanden na het einde van de crisis, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de specifieke maatregelen die krachtens die besluiten zijn genomen.

Artikel 40

Toegang tot gegevens en onderzoek

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines verlenen de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of de Commissie, op hun gemotiveerd verzoek en binnen een redelijke, in dat verzoek vermelde termijn, toegang tot gegevens die nodig zijn om de naleving van deze verordening te monitoren en te beoordelen.

2.   De digitaledienstencoördinatoren en de Commissie gebruiken de gegevens waartoe krachtens lid 1 toegang is verkregen uitsluitend voor het monitoren en beoordelen van de naleving van deze verordening, en houden naar behoren rekening met de rechten en belangen van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens, de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en de handhaving van de beveiliging van hun dienst.

3.   Voor de toepassing van lid 1 geven aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines op verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging of van de Commissie een toelichting op het ontwerp, de logica, de werking en het testen van hun algoritmische systemen, met inbegrip van hun aanbevelingssystemen.

4.   Na een gemotiveerd verzoek van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging bieden aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, binnen een redelijke, in het verzoek vermelde termijn, erkende onderzoekers die voldoen aan de vereisten in lid 8 van dit artikel, toegang tot gegevens met als enige doel onderzoek uit te voeren dat bijdraagt tot het opsporen, vaststellen en begrijpen van systeemrisico’s in de Unie krachtens artikel 34, lid 1, en tot de beoordeling van de adequaatheid, efficiëntie en effecten van de risicobeperkende maatregelen krachtens artikel 35.

5.   Binnen 15 dagen na ontvangst van een in lid 4 genoemd verzoek kunnen aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, naargelang het geval, vragen het verzoek te wijzigen, indien zij van mening zijn dat zij geen toegang tot de gevraagde gegevens kunnen bieden om een van de volgende twee redenen:

a)

zij hebben geen toegang tot de gegevens;

b)

het bieden van toegang tot de gegevens zal leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden in de beveiliging van hun dienst of voor de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen.

6.   Verzoeken tot wijziging krachtens lid 5 bevatten voorstellen voor een of meer alternatieve middelen waarmee toegang kan worden verstrekt tot de gevraagde gegevens of andere gegevens die geschikt en toereikend zijn voor het doel van het verzoek.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging neemt binnen 15 dagen een besluit over het verzoek tot wijziging en deelt dit besluit en in voorkomend geval het gewijzigde verzoek en de nieuwe termijn om aan het verzoek te voldoen, mee aan de aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine.

7.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines faciliteren en verlenen toegang tot gegevens krachtens de leden 1 en 4 door middel van in het verzoek gespecificeerde geschikte interfaces, met inbegrip van onlinedatabanken en applicatieprogrammeerinterfaces.

8.   Na een naar behoren gemotiveerde aanvraag van onderzoekers kent de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging dergelijke onderzoekers voor het in de aanvraag bedoelde specifieke onderzoek de status van “erkend onderzoeker” toe en dient hij bij een aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines een gemotiveerd verzoek in om toegang tot gegevens krachtens lid 4 waarin de onderzoekers aantonen dat zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

a)

zij zijn aangesloten bij een onderzoeksorganisatie zoals gedefinieerd in artikel 2, lid 1, van Richtlijn (EU) 2019/790;

b)

zij zijn onafhankelijk van commerciële belangen;

c)

hun aanvraag vermeldt de financiering van het onderzoek;

d)

zij zijn in staat de specifieke gegevensbeveiligings- en vertrouwelijkheidsvereisten van elk verzoek in acht te nemen en persoonsgegevens te beschermen, en zij beschrijven in hun verzoek de passende technische en organisatorische maatregelen die zij daartoe hebben genomen;

e)

hun aanvraag toont aan dat de toegang tot de gegevens en de aangevraagde termijnen noodzakelijk en evenredig zijn voor het doel van hun onderzoek, en dat de verwachte onderzoeksresultaten zullen bijdragen tot de in lid 4 genoemde doeleinden;

f)

de geplande onderzoeksactiviteiten zullen worden uitgevoerd voor de in lid 4 genoemde doeleinden;

g)

zij verbinden zich ertoe hun onderzoeksresultaten binnen een redelijke termijn na de voltooiing van het onderzoek kosteloos openbaar te maken, rekening houdend met de rechten en belangen van de afnemers van de betrokken dienst overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679.

Na ontvangst van de aanvraag krachtens dit lid stelt de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging de Commissie en de digitaledienstenraad daarvan in kennis.

9.   Onderzoekers kunnen hun aanvraag ook indienen bij de digitaledienstencoördinator van de lidstaat van de onderzoeksorganisatie waarbij zij zijn aangesloten. Na ontvangst van de aanvraag krachtens dit lid voert de digitaledienstencoördinator een eerste beoordeling uit om na te gaan of de respectieve onderzoekers aan alle in lid 8 uiteengezette voorwaarden voldoen en zendt hij de aanvraag, samen met de door de respectieve onderzoekers ingediende bewijsstukken en de initiële beoordeling, vervolgens toe aan de digitaledienstencoördinator. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging neemt onverwijld een besluit om een onderzoeker al dan niet de hoedanigheid van “erkend onderzoeker”.

Het definitieve besluit om een onderzoeker de status van “erkend onderzoeker” toe te kennen krachtens lid 8, valt onder de bevoegdheid van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, die daarbij naar behoren rekening houdt met de eerste beoordeling.

10.   De digitaledienstencoördinator die de status van erkend onderzoeker heeft toegekend en het gemotiveerde verzoek om toegang tot gegevens aan de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines ten gunste van een erkende onderzoeker heeft verstrekt, neemt een besluit tot beëindiging van de toegang indien hij na een onderzoek op eigen initiatief dan wel op basis van van derden ontvangen informatie, vaststelt dat de erkende onderzoeker niet langer voldoet aan de in lid 8 uiteengezette voorwaarden, en stelt de betrokken aanbieder van het zeer groot onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine van het besluit in kennis. Alvorens de toegang te beëindigen, biedt de digitaledienstencoördinator de erkende onderzoeker de mogelijkheid om te reageren op de bevindingen van zijn onderzoek en op zijn voornemen de toegang te beëindigen.

11.   De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van vestiging delen de digitaledienstenraad de namen en contactgegevens mee van de natuurlijke personen of entiteiten waaraan zij de status van “erkend onderzoeker” hebben toegekend, overeenkomstig lid 8, alsmede het doel van het onderzoek in het kader waarvan het verzoek is ingediend, en zij stellen de digitaledienstenraad in kennis van die informatie wanneer zij overeenkomstig lid 10 de toegang tot de gegevens hebben beëindigd.

12.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines verlenen onverwijld toegang tot gegevens, waaronder realtimegegevens indien technisch mogelijk, op voorwaarde dat de gegevens openbaar toegankelijk zijn via hun online-interface voor onderzoekers, met inbegrip van degenen die zijn aangesloten bij organen, organisaties en verenigingen zonder winstoogmerk die voldoen aan de in lid 8, punten b), c), d) en e), uiteengezette voorwaarden en die de gegevens uitsluitend gebruiken voor onderzoek dat bijdraagt tot het opsporen, vaststellen en begrijpen van systeemrisico’s in de Unie krachtens artikel 34, lid 1.

13.   Na raadpleging van de digitaledienstenraad stelt de Commissie gedelegeerde handelingen vast tot aanvulling van deze verordening door de technische voorwaarden vast te stellen waaronder aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines krachtens de leden 1 en 4 gegevens moeten delen, alsmede de doeleinden waarvoor de gegevens mogen worden gebruikt. Die gedelegeerde handelingen voorzien in de specifieke voorwaarden waaronder een dergelijke deling van gegevens met onderzoekers overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 kan plaatsvinden, alsmede in relevante objectieve indicatoren, procedures en, in voorkomend geval, onafhankelijke adviesmechanismen ter ondersteuning van het delen van gegevens, rekening houdend met de rechten en belangen van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines en de afnemers van de betrokken dienst, met inbegrip van de bescherming van vertrouwelijke informatie, met name handelsgeheimen, en de handhaving van de beveiliging van hun dienst.

Artikel 58

Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren

1.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld, kan een digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een tussenhandeldienst deze verordening heeft geschonden op een manier die negatieve gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in de lidstaat van die digitaledienstencoördinator, de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

2.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld en op verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die redenen hebben om te vermoeden dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten, kan de digitaledienstenraad de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

3.   Een verzoek krachtens de leden 1 of 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:

a)

het contactpunt van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten, zoals bedoeld in artikel 11;

b)

een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de aanbieder deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de negatieve gevolgen van de vermeende inbreuk;

c)

alle andere informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, waar passend, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen.

4.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek krachtens lid 1 of lid 2 van dit artikel. Indien hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om deze informatie verzoeken overeenkomstig artikel 57, dan wel een gezamenlijk onderzoek starten krachtens artikel 60, lid 1, waarbij ten minste de verzoekende digitaledienstencoördinator wordt betrokken. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijn wordt geschorst totdat deze aanvullende informatie is verstrekt of totdat de uitnodiging om deel te nemen aan het gezamenlijke onderzoek wordt geweigerd.

5.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt, onverwijld en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek krachtens de lid 1 of lid 2, de beoordeling van de vermeende inbreuk mee aan de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden en aan de raad, samen met een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 60

Gezamenlijke onderzoeken

1.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging kan gezamenlijke onderzoeken starten en leiden, met deelname van een of meer andere betrokken digitaledienstencoördinatoren:

a)

op eigen initiatief, om een vermeende inbreuk op deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten in verscheidene lidstaten te onderzoeken; of

b)

op aanbeveling van de digitaledienstenraad naar aanleiding van een verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren die op basis van een redelijk vermoeden beweren dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten een inbreuk heeft begaan die nadelige gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten.

2.   Een digitaledienstencoördinator die aantoont een legitiem belang te hebben bij deelname aan een gezamenlijk onderzoek krachtens lid 1, kan daarom verzoeken. Het gezamenlijk onderzoek wordt afgesloten binnen drie maanden na de instelling ervan, tenzij anders overeengekomen tussen de deelnemers.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt zijn voorlopige standpunt over de vermeende inbreuk uiterlijk een maand na afloop van de in de eerste alinea bedoelde termijn mee aan alle digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de raad. In zijn voorlopige standpunt houdt hij rekening met de inzichten van alle overige digitaledienstencoördinatoren die aan het gezamenlijke onderzoek hebben deelgenomen. Indien van toepassing bevat het voorlopige standpunt tevens de overwogen handhavingsmaatregelen.

3.   De digitaledienstenraad kan de zaak verwijzen naar de Commissie krachtens artikel 59, indien:

a)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging zijn voorlopige standpunt niet binnen de in lid 2 vastgelegde termijn heeft meegedeeld;

b)

de digitaledienstenraad het wezenlijk oneens is met het door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging meegedeelde voorlopig standpunt; of

c)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging niet onverwijld na de aanbeveling van de digitaledienstenraad krachtens lid 1, punt b een gezamenlijk onderzoek heeft gestart.

4.   Tijdens het gezamenlijke onderzoek werken de digitaledienstencoördinatoren te goeder trouw samen, en houden zij waar van toepassing rekening met de aanwijzingen van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de aanbeveling van de raad. De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die deelnemen aan het gezamenlijk onderzoek kunnen, op verzoek of na raadpleging van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, hun in artikel 51, lid 1, bedoelde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen ten aanzien van de aanbieders van tussenhandeldiensten die betrokken zijn bij de vermeende inbreuk, wat betreft informatie en gebouwen die zich op hun grondgebied bevinden.

AFDELING 3

Europese Raad voor digitale diensten

Artikel 65

Handhaving van verplichtingen van aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines

1.   Teneinde te kunnen onderzoeken of de in deze verordening vastgelegde verplichtingen worden nageleefd door aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines, kan de Commissie de in deze afdeling vastgelegde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen, zelfs voordat zij een procedure krachtens artikel 66, lid 2, inleidt. Zij kan deze bevoegdheden uitoefenen op eigen initiatief dan wel naar aanleiding van een verzoek krachtens lid 2 van dit artikel.

2.   Wanneer een digitaledienstencoördinator een reden heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een zeer groot onlineplatform of van een zeer grote onlinezoekmachine de bepalingen van afdeling 5 van hoofdstuk III, of systematisch eender welke bepalingen van deze verordening heeft geschonden op een wijze die ernstige gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in zijn lidstaat, kan hij bij de Commissie een verzoek indienen om de zaak te beoordelen via het in artikel 85 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.

3.   Een verzoek krachtens lid 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:

a)

het contactpunt van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine, zoals bedoeld in artikel 11;

b)

een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden vermoedt dat de aanbieder van het zeer grote onlineplatforms of van de zeer grote onlinezoekmachine deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de feiten waaruit blijkt dat de vermeende inbreuk van systemische aard is;

c)

alle overige informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden relevant acht, in voorkomend geval ook op eigen initiatief verzamelde informatie.

Artikel 71

Toezeggingen

1.   Indien de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine tijdens de procedure uit hoofde van deze afdeling toezeggingen doet om de naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening te waarborgen, kan de Commissie deze toezeggingen bij besluit bindend maken voor de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine en verklaren dat er geen redenen zijn om verder op te treden.

2.   De Commissie kan, op verzoek of op eigen initiatief, de procedure heropenen:

a)

indien er een wezenlijke verandering optreedt in de feiten waarop het besluit was gebaseerd;

b)

indien de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine in strijd met zijn toezeggingen handelt; of

c)

indien het besluit was gebaseerd op onvolledige, onjuiste of misleidende informatie die werd verstrekt door de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine of een andere persoon als bedoeld in artikel 67, lid 1.

3.   Indien de Commissie van oordeel is dat de toezeggingen die door de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine zijn gedaan, niet volstaan om de daadwerkelijke naleving van de desbetreffende bepalingen van deze verordening te waarborgen, wijst zij die toezeggingen bij het afsluiten van de procedure in een met redenen omkleed besluit af.

Artikel 82

Verzoeken om toegangsbeperkingen en samenwerking met nationale rechterlijke instanties

1.   Indien alle bevoegdheden krachtens deze afdeling om een einde te maken aan een inbreuk op deze verordening zijn uitgeput, de inbreuk voortduurt en ernstige schade veroorzaakt die niet kan worden vermeden door de uitoefening van andere uit hoofde van het Unierecht of het nationale recht beschikbare bevoegdheden, kan de Commissie de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging van de betrokken aanbieder van het zeer grote onlineplatform of van de zeer grote onlinezoekmachine verzoeken om op te treden krachtens artikel 51, lid 3.

Alvorens een dergelijk verzoek in te dienen bij de digitaledienstencoördinator, nodigt de Commissie belanghebbenden uit om binnen een termijn van niet minder dan 14 werkdagen schriftelijke opmerkingen in te dienen, waarin de maatregelen worden beschreven die zij voornemens zijn om aan te vragen en de beoogde geadresseerde of geadresseerden daarvan te identificeren.

2.   Indien de coherente toepassing van deze verordening dit vereist, kan de Commissie, op eigen initiatief, schriftelijke opmerkingen indienen bij de in artikel 51, lid 3, bedoelde bevoegde gerechtelijke autoriteit. Met toestemming van de gerechtelijke autoriteit in kwestie kan zij ook mondelinge opmerkingen maken.

Uitsluitend ter voorbereiding van haar opmerkingen kan de Commissie die gerechtelijke autoriteit verzoeken alle documenten die nodig zijn voor de beoordeling van de zaak, toe te zenden of te doen toezenden.

3.   Wanneer een nationale rechterlijke instantie uitspraak doet over een zaak waarover de Commissie reeds een besluit heeft genomen uit hoofde van deze verordening, mag die nationale rechterlijke instantie geen beslissing nemen die in strijd is met dat besluit van de Commissie. Ook moeten nationale rechterlijke instanties vermijden beslissingen te nemen die in strijd zouden kunnen zijn met een door de Commissie overwogen besluit in een uit hoofde van deze verordening door haar ingeleide procedure. Daartoe kan een nationale rechterlijke instantie beoordelen of het noodzakelijk is haar procedure op te schorten. Dit doet geen afbreuk aan artikel 267 VWEU.

Artikel 87

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor vijf jaar met ingang van 16 november 2022. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een krachtens de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.


whereas









keyboard_arrow_down