search


keyboard_tab Digital Service Act 2022/2065 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/2065 NL cercato: 'drie' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index drie:

    HOOFDSTUK I
    ALGEMENE BEPALINGEN

    HOOFDSTUK II
    AANSPRAKELIJKHEID VAN AANBIEDERS VAN TUSSENHANDELDIENSTEN

    HOOFDSTUK III
    ZORGVULDIGHEIDSVERPLICHTINGEN VOOR EEN TRANSPARANTE EN VEILIGE ONLINEOMGEVING

    AFDELING 1
    Op alle aanbieders van tussenhandeldiensten toepasselijke bepalingen

    AFDELING 2
    Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder onlineplatforms

    AFDELING 3
    Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms

    AFDELING 4
    Bijkomende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren

    AFDELING 5
    Aanvullende verplichtingen voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines om systeemrisico’s te beheersen
  • 1 Art. 34 Risicobeoordeling
  • 3 Art. 36 Crisisresponsmechanisme
  • 1 Art. 42 Transparantierapportageverplichtingen

  • AFDELING 6
    Andere bepalingen betreffende zorgvuldigheidsverplichtingen

    HOOFDSTUK IV
    UITVOERING, SAMENWERKING, SANCTIES EN HANDHAVING

    AFDELING 1
    Bevoegde autoriteiten en nationale digitaledienstencoördinatoren

    AFDELING 2
    Bevoegdheden, gecoördineerd onderzoek en consistentiemechanismen
  • 1 Art. 58 Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren

  • AFDELING 3
    Europese Raad voor digitale diensten
  • 2 Art. 60 Gezamenlijke onderzoeken

  • AFDELING 4
    Toezicht, onderzoek, handhaving en monitoring met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines

    AFDELING 5
    Gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering

    AFDELING 6
    Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
  • 3 Art. 87 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  • HOOFDSTUK V
    SLOTBEPALINGEN


whereas drie:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 591

 

Artikel 34

Risicobeoordeling

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines identificeren, analyseren en beoordelen zorgvuldig alle systeemrisico’s in de Unie die voortvloeien uit het ontwerp of uit de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen – met inbegrip van algoritmische systemen – en uit het gebruik van hun diensten in de Unie.

Zij voeren de risicobeoordelingen uit vanaf de in artikel 33, lid 6, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing, en ten minste één keer per jaar hierna, en in elk geval vóór de uitrol van de functionaliteiten die waarschijnlijk kritieke gevolgen zullen hebben voor de krachtens dit artikel vastgestelde risico’s. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en staat in verhouding tot de systeemrisico’s, waarbij rekening wordt gehouden met de ernst en waarschijnlijkheid ervan, en omvat de volgende systeemrisico’s:

a)

de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten;

b)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten, met name het in artikel 1 van het Handvest verankerde grondrecht op menselijke waardigheid, het in artikel 7 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven, het in artikel 8 van het Handvest verankerde grondrecht op bescherming van persoonsgegevens, het in artikel 11 van het Handvest verankerde grondrecht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid en pluriformiteit van de media, het in artikel 21 van het Handvest verankerde grondrecht op non-discriminatie, het in artikel 24 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van de rechten van het kind, en het in artikel 38 van het Handvest verankerde grondrecht op een hoog niveau van consumentenbescherming;

c)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de burgerdialoog en verkiezingsprocessen, en de openbare veiligheid;

d)

eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten met betrekking tot gendergerelateerd geweld, de bescherming van de volksgezondheid en minderjarigen en ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van de persoon.

2.   Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines met name rekening met de vraag of en hoe de volgende factoren van invloed zijn op elk van de in lid 1 bedoelde systeemrisico’s:

a)

het ontwerp van hun aanbevelingssystemen en andere relevante algoritmische systemen;

b)

hun inhoudsmoderatiesystemen;

c)

de toepasselijke algemene voorwaarden en de handhaving ervan;

d)

systemen voor de selectie en weergave van reclame;

e)

datagerelateerde praktijken van de aanbieder.

In de beoordelingen wordt ook geanalyseerd of en hoe de risico’s krachtens lid 1 worden beïnvloed door opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door niet-authentiek gebruik of geautomatiseerde exploitatie van de dienst, alsook door de versterking en mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.

Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met specifieke regionale of taalkundige aspecten, ook wanneer deze specifiek zijn voor een lidstaat.

3.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bewaren de bewijsstukken van de risicobeoordelingen gedurende een periode van ten minste drie jaar na de uitvoering van risicobeoordelingen en delen deze op verzoek mee aan de Commissie en aan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging.

Artikel 36

Crisisresponsmechanisme

1.   In geval van een crisis kan de Commissie op aanbeveling van de digitaledienstenraad een besluit vaststellen waarbij een of meer aanbieders van zeer grote onlineplatforms of zeer grote onlinezoekmachines worden verplicht een of meer van de volgende acties te ondernemen:

a)

beoordelen of, en zo ja, in hoeverre en op welke wijze de werking en het gebruik van hun diensten aanzienlijk bijdragen of waarschijnlijk aanzienlijk zullen bijdragen tot een in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging;

b)

vaststellen en toepassen van specifieke, doeltreffende en evenredige maatregelen, zoals die bedoeld in artikel 35, lid 1, of artikel 48, lid 2, om een dergelijke bijdrage aan de krachtens punt a) van dit lid vastgestelde ernstige bedreiging te voorkomen, weg te nemen of te beperken;

c)

uiterlijk op een bepaalde datum of met regelmatige, in het besluit gespecificeerde tussenpozen verslag uitbrengen aan de Commissie over de in punt a) bedoelde beoordelingen, de precieze inhoud, de uitvoering en het kwalitatieve en kwantitatieve effect van de krachtens punt b) genomen specifieke maatregelen en over alle andere kwesties in verband met die beoordelingen of maatregelen, zoals gespecificeerd in het besluit.

Bij het vaststellen en toepassen van maatregelen krachtens punt b) van dit lid houdt de dienstaanbieder of houden de dienstaanbieders naar behoren rekening met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

2.   Voor de toepassing van dit artikel wordt een crisis geacht zich te hebben voorgedaan wanneer buitengewone omstandigheden leiden tot een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid of de volksgezondheid in de Unie of in aanzienlijke delen daarvan.

3.   Bij het nemen van het in lid 1 bedoelde besluit ziet de Commissie erop toe dat aan alle volgende vereisten wordt voldaan:

a)

de door het besluit vereiste acties zijn strikt noodzakelijk, gerechtvaardigd en evenredig, rekening houdend met de ernst van de in lid 2 bedoelde ernstige bedreiging, de urgentie van de maatregelen en de daadwerkelijke of potentiële gevolgen voor de rechten en legitieme belangen van alle betrokkenen, waaronder het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen;

b)

in het besluit wordt een redelijke termijn vastgesteld waarbinnen de in lid 1, punt b), bedoelde specifieke maatregelen moeten worden genomen, waarbij met name rekening wordt gehouden met de urgentie van die maatregelen en de tijd die nodig is voor de voorbereiding en uitvoering ervan;

c)

de door het besluit vereiste acties zijn beperkt tot een periode van ten hoogste drie maanden.

4.   Na de vaststelling van het in lid 1 bedoelde besluit neemt de Commissie onverwijld de volgende stappen:

a)

zij stelt de aanbieder(s) tot wie het besluit is gericht, in kennis van het besluit;

b)

zij maakt het besluit openbaar; en

c)

zij informeert de digitaledienstenraad over het besluit, verzoekt de digitaledienstenraad zijn standpunt daarover kenbaar te maken en houdt de digitaledienstenraad op de hoogte van eventuele latere ontwikkelingen in verband met het besluit.

5.   De keuze van de specifieke maatregelen die krachtens lid 1, punt b), en lid 7, tweede alinea, moeten worden genomen, blijft berusten bij de aanbieder(s) tot wie het besluit van de Commissie gericht is.

6.   De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van de aanbieder in dialoog gaan met de aanbieder om te bepalen of, in het licht van de specifieke omstandigheden van de aanbieder, de voorgenomen of uitgevoerde maatregelen als bedoeld in lid 1, punt b), doeltreffend en evenredig zijn om de nagestreefde doelstellingen te bereiken. De Commissie ziet er met name op toe dat de door de dienstaanbieder uit hoofde van lid 1, punt b), genomen maatregelen voldoen aan de in lid 3, punten a) en c), bedoelde eisen.

7.   De Commissie houdt toezicht op de toepassing van de specifieke maatregelen die zijn genomen krachtens het in lid 1 van dit artikel bedoelde besluit, op basis van de verslagen bedoeld in punt c) van dit lid, en alle andere relevante informatie, waaronder informatie waarom zij krachtens artikel 40 of 67 kan verzoeken, rekening houdend met het verloop van de crisis. De Commissie brengt regelmatig, en ten minste maandelijks, aan de digitaledienstenraad verslag uit over dat toezicht.

Indien de Commissie van oordeel is dat de krachtens lid 1, punt b), voorgenomen of uitgevoerde specifieke maatregelen niet doeltreffend of evenredig zijn, kan zij, na raadpleging van de raad, een besluit vaststellen waarbij de aanbieder wordt verzocht de vaststelling of toepassing van die specifieke maatregelen te herzien.

8.   Indien passend in het licht van het verloop van de crisis kan de Commissie, op aanbeveling van de raad, het in lid 1 of in lid 7, tweede alinea, bedoelde besluit wijzigen door:

a)

het besluit in te trekken en, in voorkomend geval, het zeer grote onlineplatform of de zeer grote onlinezoekmachine te verplichten de toepassing van de krachtens lid 1, punt b), of lid 7, tweede alinea, vastgestelde en uitgevoerde maatregelen stop te zetten, met name wanneer de redenen voor dergelijke maatregelen niet langer bestaan;

b)

de in lid 3, punt c), bedoelde termijn met ten hoogste drie maanden te verlengen;

c)

rekening te houden met de ervaring die is opgedaan bij de toepassing van de maatregelen, met name het mogelijke tekortschieten van de maatregelen om de in het Handvest verankerde grondrechten te eerbiedigen.

9.   De vereisten van de leden 1 tot en met 6 zijn van toepassing op het besluit en de wijziging daarvan als bedoeld in dit artikel.

10.   De Commissie houdt zoveel mogelijk rekening met de krachtens lid 1 van dit artikel uitgebrachte aanbevelingen van de digitaledienstenraad.

11.   De Commissie brengt jaarlijks, na de vaststelling van besluiten overeenkomstig dit artikel en in elk geval drie maanden na het einde van de crisis, aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de toepassing van de specifieke maatregelen die krachtens die besluiten zijn genomen.

Artikel 42

Transparantierapportageverplichtingen

1.   Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines maken de in artikel 15 bedoelde rapporten uiterlijk twee maanden na de in artikel 33, lid 6, tweede alinea, bedoelde toepassingsdatum bekend en daarna ten minste elke zes maanden.

2.   In de in lid 1 van dit artikel bedoelde rapporten die door aanbieders van zeer grote onlineplatforms worden bekendgemaakt wordt, naast de in artikel 15 en artikel 24, lid 1, bedoelde informatie, het volgende vermeld:

a)

de personele middelen die de aanbieder van zeer grote onlineplatforms inzet voor inhoudsmoderatie met betrekking tot de in de Unie aangeboden dienst, uitgesplitst voor elke toepasselijke officiële taal van de lidstaten, naargelang het geval, met inbegrip van de naleving van de in de artikelen 16 en 22 uiteengezette verplichtingen, alsook voor de naleving van de in artikel 20 uiteengezette verplichtingen;

b)

de kwalificaties en taaldeskundigheid van de personen die de in punt a) bedoelde activiteiten uitvoeren, alsmede de opleiding en ondersteuning van dat personeel;

c)

de in artikel 15, lid 1, punt e), bedoelde nauwkeurigheidsindicatoren en bijbehorende informatie uitgesplitst voor elke officiële taal van de lidstaten.

De rapporten worden bekengemaakt in ten minste één van de officiële talen van de lidstaten.

3.   Naast de in artikel 24, lid 2, bedoelde informatie nemen de aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines in de in lid 1 van dit artikel bedoelde rapporten de informatie op over de gemiddelde maandelijkse afnemers van de dienst voor elke lidstaat.

4.   Uiterlijk drie maanden na de ontvangst van elk controlerapport en onverwijld na de voltooiing sturen aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines krachtens artikel 37, lid 4, het volgende door naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de Commissie en maken zij dat openbaar:

a)

een rapport met de resultaten van de risicobeoordeling krachtens artikel 34;

b)

de specifieke krachtens artikel 35, lid 1 genomen risicobeperkingsmaatregelen;

c)

het in artikel 37, lid 4 bedoelde controlerapport;

d)

het in artikel 37, lid 6 bedoelde controle-uitvoeringsrapport;

e)

indien van toepassing, informatie over de raadplegingen die de aanbieder heeft gehouden ter ondersteuning van de risicobeoordelingen en het ontwerp van de risicobeperkende maatregelen.

5.   Indien een aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines van mening is dat de bekendmaking van informatie krachtens lid 4 kan leiden tot de onthulling van vertrouwelijke informatie van die aanbieder of van de afnemers van de dienst, kan leiden tot aanzienlijke kwetsbaarheden voor de beveiliging van zijn dienst, de openbare veiligheid kan ondermijnen of afnemers kan schaden, kan de aanbieder dergelijke informatie uit de openbaar beschikbare rapporten verwijderen. In dat geval stuurt de aanbieder de volledige rapporten naar de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de Commissie, vergezeld van een verklaring van de redenen waarom de informatie uit de openbaar beschikbare rapporten is verwijderd.

Artikel 58

Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren

1.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld, kan een digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een tussenhandeldienst deze verordening heeft geschonden op een manier die negatieve gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in de lidstaat van die digitaledienstencoördinator, de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

2.   Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld en op verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die redenen hebben om te vermoeden dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten, kan de digitaledienstenraad de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

3.   Een verzoek krachtens de leden 1 of 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:

a)

het contactpunt van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten, zoals bedoeld in artikel 11;

b)

een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de aanbieder deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de negatieve gevolgen van de vermeende inbreuk;

c)

alle andere informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, waar passend, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen.

4.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek krachtens lid 1 of lid 2 van dit artikel. Indien hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om deze informatie verzoeken overeenkomstig artikel 57, dan wel een gezamenlijk onderzoek starten krachtens artikel 60, lid 1, waarbij ten minste de verzoekende digitaledienstencoördinator wordt betrokken. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijn wordt geschorst totdat deze aanvullende informatie is verstrekt of totdat de uitnodiging om deel te nemen aan het gezamenlijke onderzoek wordt geweigerd.

5.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt, onverwijld en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek krachtens de lid 1 of lid 2, de beoordeling van de vermeende inbreuk mee aan de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden en aan de raad, samen met een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.

Artikel 60

Gezamenlijke onderzoeken

1.   De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging kan gezamenlijke onderzoeken starten en leiden, met deelname van een of meer andere betrokken digitaledienstencoördinatoren:

a)

op eigen initiatief, om een vermeende inbreuk op deze verordening door een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten in verscheidene lidstaten te onderzoeken; of

b)

op aanbeveling van de digitaledienstenraad naar aanleiding van een verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren die op basis van een redelijk vermoeden beweren dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten een inbreuk heeft begaan die nadelige gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten.

2.   Een digitaledienstencoördinator die aantoont een legitiem belang te hebben bij deelname aan een gezamenlijk onderzoek krachtens lid 1, kan daarom verzoeken. Het gezamenlijk onderzoek wordt afgesloten binnen drie maanden na de instelling ervan, tenzij anders overeengekomen tussen de deelnemers.

De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt zijn voorlopige standpunt over de vermeende inbreuk uiterlijk een maand na afloop van de in de eerste alinea bedoelde termijn mee aan alle digitaledienstencoördinatoren, de Commissie en de raad. In zijn voorlopige standpunt houdt hij rekening met de inzichten van alle overige digitaledienstencoördinatoren die aan het gezamenlijke onderzoek hebben deelgenomen. Indien van toepassing bevat het voorlopige standpunt tevens de overwogen handhavingsmaatregelen.

3.   De digitaledienstenraad kan de zaak verwijzen naar de Commissie krachtens artikel 59, indien:

a)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging zijn voorlopige standpunt niet binnen de in lid 2 vastgelegde termijn heeft meegedeeld;

b)

de digitaledienstenraad het wezenlijk oneens is met het door de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging meegedeelde voorlopig standpunt; of

c)

de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging niet onverwijld na de aanbeveling van de digitaledienstenraad krachtens lid 1, punt b een gezamenlijk onderzoek heeft gestart.

4.   Tijdens het gezamenlijke onderzoek werken de digitaledienstencoördinatoren te goeder trouw samen, en houden zij waar van toepassing rekening met de aanwijzingen van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging en de aanbeveling van de raad. De digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die deelnemen aan het gezamenlijk onderzoek kunnen, op verzoek of na raadpleging van de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging, hun in artikel 51, lid 1, bedoelde onderzoeksbevoegdheden uitoefenen ten aanzien van de aanbieders van tussenhandeldiensten die betrokken zijn bij de vermeende inbreuk, wat betreft informatie en gebouwen die zich op hun grondgebied bevinden.

AFDELING 3

Europese Raad voor digitale diensten

Artikel 87

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor vijf jaar met ingang van 16 november 2022. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.   Een krachtens de artikelen 24, 33, 37, 40 en 43 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van drie maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Op initiatief van het Europees Parlement of de Raad wordt deze termijn met drie maanden verlengd.


whereas









keyboard_arrow_down