search


keyboard_tab Digital Market Act 2022/1925 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2022/1925 NL cercato: 'gelaste' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


expand index gelaste:


whereas gelaste:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 616

 

Artikel 3

Aanwijzing van poortwachters

1.   Een onderneming wordt aangewezen als poortwachter indien die:

a)

een aanzienlijke impact heeft op de interne markt;

b)

een kernplatformdienst aanbiedt die voor zakelijke gebruikers een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers vormt, en

c)

met betrekking tot haar activiteiten een stevig verankerde en duurzame positie inneemt of naar verwachting in de nabije toekomst een dergelijke positie zal innemen.

2.   Een onderneming wordt vermoed te voldoen aan de respectieve vereisten van lid 1:

a)

wat betreft lid 1, punt a), indien zij in de laatste drie boekjaren in de Unie een jaaromzet van ten minste 7,5 miljard EUR heeft behaald, of indien haar gemiddelde marktkapitalisatie of haar equivalente marktprijswaarde in het laatste boekjaar ten minste 75 miljard EUR bedroeg, en indien zij in ten minste drie lidstaten dezelfde kernplatformdienst aanbiedt;

b)

wat betreft lid 1, punt b), indien zij een kernplatformdienst aanbiedt met in het laatste boekjaar ten minste 45 miljoen maandelijks actieve eindgebruikers die in de Unie zijn gevestigd of zich aldaar bevinden en ten minste 10 000 jaarlijks actieve, in de Unie gevestigde zakelijke gebruikers, waarbij alle gebruikers worden geïdentificeerd en hun aantal wordt berekend aan de hand van de methode en de indicatoren in de bijlage bij deze verordening;

c)

wat betreft lid 1, punt c), indien in elk van de laatste drie boekjaren aan de in punt b) van dit lid genoemde drempels is voldaan.

3.   Wanneer een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, voldoet aan alle drempels van lid 2, stelt zij de Commissie daarvan onverwijld en in ieder geval binnen twee maanden nadat die drempels zijn bereikt in kennis, en verstrekt zij de Commissie de in lid 2 bedoelde relevante informatie. Die kennisgeving bevat de in lid 2 bedoelde relevante informatie voor elk van de kernplatformdiensten van de onderneming die aan de drempels van lid 2, punt b), voldoet. Telkens wanneer een andere kernplatformdienst die door de eerder als poortwachter aangewezen onderneming wordt aangeboden, voldoet aan de drempels van lid 2, punten b) en c), stelt die onderneming de Commissie daarvan binnen twee maanden nadat die drempels zijn bereikt in kennis.

Indien de onderneming die de kernplatformdienst aanbiedt, verzuimt de Commissie in kennis te stellen op grond van de eerste alinea van dit lid, en binnen de door de Commissie gestelde termijn in het verzoek om inlichtingen op grond van artikel 21 verzuimt alle relevante informatie te verstrekken die de Commissie nodig heeft om de betrokken onderneming als poortwachter aan te wijzen op grond van lid 4 van dit artikel, kan de Commissie op basis van de informatie waarover zij beschikt die onderneming als poortwachter aanwijzen.

Geeft de onderneming die de kernplatformdienst aanbiedt wel gehoor aan het verzoek om inlichtingen op grond van de tweede alinea van dit lid of wordt de informatie verstrekt na het verstrijken van de in die alinea bedoelde termijn, dan past de Commissie de procedure van lid 4 toe.

4.   De Commissie wijst onverwijld en uiterlijk 45 werkdagen na ontvangst van de in lid 3 bedoelde volledige informatie een onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en die aan alle drempels van lid 2 voldoet, aan als poortwachter.

5.   De onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt, kan in haar kennisgeving voldoende onderbouwde argumenten aanvoeren om aan te tonen dat zij door de omstandigheden waarin de betrokken kernplatformdienst actief is bij wijze van uitzondering niet voldoet aan de vereisten van lid 1, ondanks het feit dat zij aan alle drempels van lid 2 voldoet.

Is de Commissie van oordeel dat de argumenten die de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt op grond van de eerste alinea heeft aangevoerd, onvoldoende onderbouwd zijn omdat zij de vermoedens van lid 2 van dit artikel niet kennelijk in twijfel trekken, dan kan zij die argumenten binnen de in lid 4 bedoelde termijn afwijzen zonder de procedure van artikel 17, lid 3, toe te passen.

Voert de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt wel voldoende onderbouwde argumenten aan die de vermoedens van lid 2 van dit artikel kennelijk in twijfel trekken, dan kan de Commissie niettegenstaande de eerste alinea van dit lid de procedure van artikel 17, lid 3, binnen de in lid 4 van dit artikel bedoelde termijn inleiden.

Concludeert de Commissie dat de onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt niet heeft aangetoond dat de betrokken kernplatformdiensten die zij aanbiedt niet voldoen aan de vereisten van lid 1 van dit artikel, dan wijst zij die onderneming aan als poortwachter overeenkomstig de procedure van artikel 17, lid 3.

6.   De Commissie is overeenkomstig artikel 49 bevoegd om gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanvulling van deze verordening door de methode te specificeren aan de hand waarvan wordt bepaald of aan de in lid 2 van dit artikel vastgelegde kwantitatieve drempels is voldaan, en om die methode waar nodig regelmatig aan te passen aan marktontwikkelingen en technologische ontwikkelingen.

7.   De Commissie is bevoegd om overeenkomstig artikel 49 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de methode en de lijst van indicatoren in de bijlage te actualiseren.

8.   De Commissie wijst, handelend volgens de procedure van artikel 17, elke onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt en die aan elk van de vereisten van lid 1 van dit artikel, maar niet aan elk van de drempels van lid 2 van dit artikel voldoet, aan als poortwachter.

Daartoe houdt de Commissie rekening met een aantal of het geheel van de volgende elementen, voor zover die relevant zijn voor de betrokken onderneming die kernplatformdiensten aanbiedt:

a)

de omvang, waaronder omzet en marktkapitalisatie, de activiteiten en de positie van die onderneming;

b)

het aantal zakelijke gebruikers dat gebruikmaakt van de kernplatformdienst om eindgebruikers te bereiken, alsmede het aantal eindgebruikers;

c)

netwerkeffecten en gegevensgestuurde voordelen, met name met betrekking tot de toegang van die onderneming tot, en het verzamelen door de onderneming van, persoonsgegevens en niet-persoonsgebonden gegevens of de analysecapaciteiten van de onderneming;

d)

alle schaal- en breedtevoordelen waarvan de onderneming profiteert, ook wat betreft gegevens en, indien relevant, haar activiteiten buiten de Unie;

e)

de lock-in van zakelijke gebruikers of eindgebruikers, onder meer via overstapkosten en gedragsbias, waardoor hun vermogen om over te stappen of te multihomen, wordt verminderd;

f)

een bedrijfsstructuur in de vorm van een conglomeraat of verticale integratie van die onderneming, waardoor zij bijvoorbeeld aan kruissubsidiëring kan doen, gegevens van verschillende bronnen kan combineren, of haar positie kan uitspelen, of

g)

andere structurele bedrijfs- of dienstkenmerken.

Bij haar beoordeling uit hoofde van dit lid houdt de Commissie rekening met de te verwachten ontwikkelingen met betrekking tot de elementen van de tweede alinea, waaronder geplande concentraties waarbij een andere onderneming die kernplatformdiensten of andere diensten in de digitale sector aanbiedt of die het mogelijk maakt gegevens te verzamelen, betrokken is.

Indien een onderneming die een kernplatformdienst aanbiedt die niet aan de kwantitatieve drempels van lid 2 voldoet, in significante mate verzuimt de door de Commissie gelaste onderzoeksmaatregelen na te leven, ook nadat zij is verzocht om binnen een redelijke termijn aan de vereisten te voldoen en opmerkingen in te dienen, dan kan de Commissie op basis van de gegevens waarover zij beschikt die onderneming als poortwachter aanwijzen.

9.   Voor elke op grond van lid 4 of lid 8 als poortwachter aangewezen onderneming neemt de Commissie in het aanwijzingsbesluit een lijst op met de betrokken kernplatformdiensten die binnen die onderneming worden aangeboden en die afzonderlijk voor zakelijke gebruikers een belangrijke toegangspoort tot eindgebruikers vormen, als bedoeld in lid 1, punt b).

10.   De poortwachter voldoet binnen zes maanden nadat een kernplatformdienst op grond van lid 9 van dit artikel in het aanwijzingsbesluit is opgenomen, aan de verplichtingen van de artikelen 5, 6 en 7.

Artikel 23

Bevoegdheden tot het verrichten van inspecties

1.   Ter vervulling van haar taken uit hoofde van deze verordening kan de Commissie alle noodzakelijke inspecties in een onderneming of ondernemersvereniging verrichten.

2.   De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen beschikken over de volgende bevoegdheden:

a)

betreden van alle ruimten, terreinen en vervoermiddelen van ondernemingen en ondernemersverenigingen;

b)

controleren van de boeken en andere bescheiden betreffende het bedrijf, ongeacht de aard van de drager;

c)

maken of verkrijgen van afschriften of uittreksels, in welke vorm dan ook, van die boeken en bescheiden;

d)

verlangen dat de onderneming of ondernemersvereniging toegang verschaft tot en uitleg geeft over haar organisatie, werking, IT-systemen, algoritmen, gegevensverwerking en zakelijke praktijken, en met technische middelen opnemen of documenteren van de gegeven toelichtingen;

e)

verzegelen van lokalen en boeken of bescheiden van de onderneming voor de duur van, en voor zover nodig voor, de inspectie;

f)

vragen dat vertegenwoordigers of personeelsleden van de betrokken onderneming of ondernemersvereniging toelichting verschaffen bij feiten of documenten die verband houden met het voorwerp en het doel van de inspectie, en met technische middelen opnemen van hun antwoorden;

3.   Voor het verrichten van inspecties kan de Commissie de hulp inroepen van op grond van artikel 26, lid 2, door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede van de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht.

4.   Tijdens inspecties kunnen de Commissie, de door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, van de onderneming of ondernemersvereniging verlangen dat die toegang verschaft tot en uitleg geeft over haar organisatie, werking, IT-systemen, algoritmen, gegevensverwerking en zakelijke gedragingen. De Commissie en de door haar aangestelde auditoren of deskundigen, alsmede de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, kunnen vragen stellen aan alle vertegenwoordigers of personeelsleden.

5.   De door de Commissie tot het verrichten van een inspectie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen oefenen hun bevoegdheden uit op vertoon van een schriftelijke machtiging waarin het voorwerp en het doel van de inspectie worden vermeld, alsook de boeten van artikel 30 die van toepassing zijn ingeval de gevraagde boeken of andere bescheiden in verband met het bedrijf niet volledig worden overgelegd of de antwoorden op de uit hoofde van de leden 2 en 4 van dit artikel gestelde vragen onjuist of misleidend zijn. De Commissie stelt de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht, geruime tijd vóór de inspectie daarvan in kennis.

6.   Wanneer de Commissie bij besluit een inspectie gelast, zijn de betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen verplicht zich aan die inspectie te onderwerpen. In dat besluit wordt vermeld wat het voorwerp en het doel van de inspectie ter plaatse zijn en op welke datum de inspectie aanvangt, en wordt gewezen op de boeten en dwangsommen van respectievelijk artikel 30 en artikel 31, alsook op het recht om bij het Hof van Justitie beroep tegen dat besluit in te stellen.

7.   De functionarissen van de nationale bevoegde autoriteit die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de inspectie moet worden verricht en de door de bevoegde autoriteit gemachtigde of aangestelde personen verlenen op verzoek van die autoriteit of van de Commissie actief bijstand aan de functionarissen en andere begeleidende personen die door de Commissie zijn gemachtigd. Daartoe beschikken zij over de in de leden 2 en 4 van dit artikel genoemde bevoegdheden.

8.   Wanneer de door de Commissie gemachtigde functionarissen en andere begeleidende personen vaststellen dat een onderneming of ondernemersvereniging zich tegen een op grond van dit artikel gelaste inspectie verzet, verleent de betrokken lidstaat hun de nodige bijstand om hen in staat te stellen hun inspectie te verrichten, zo nodig door een beroep te doen op de politie of een gelijkwaardige handhavingsautoriteit.

9.   Indien de nationale regels voorschrijven dat voor de in lid 8 van dit artikel bedoelde bijstand de toestemming van een rechterlijke instantie is vereist, dienen de Commissie of de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, dan wel de door die autoriteiten gemachtigde functionarissen daarom te vragen. Die toestemming kan ook bij wijze van voorzorgsmaatregel worden gevraagd.

10.   Wanneer wordt verzocht om toestemming zoals bedoeld in lid 9 van dit artikel, toetst de nationale rechterlijke instantie het besluit van de Commissie op zijn echtheid en gaat zij na of de voorgenomen dwangmaatregelen niet willekeurig zijn noch buitensporig in verhouding tot het voorwerp van de inspectie. Bij de toetsing van de evenredigheid van de dwangmaatregelen kan de nationale rechterlijke instantie de Commissie rechtstreeks of via de nationale bevoegde autoriteit van de lidstaat die de in artikel 1, lid 6, bedoelde regels handhaaft, om nadere uitleg verzoeken, met name over de redenen die de Commissie heeft om aan te nemen dat inbreuk is gepleegd op deze verordening, alsook over de ernst van de vermeende inbreuk en over de aard van de betrokkenheid van de betreffende onderneming. De nationale rechterlijke instantie mag evenwel niet in twijfel trekken dat de inspectie noodzakelijk is, noch gegevens uit het dossier van de Commissie verlangen. Alleen het Hof van Justitie kan het besluit van de Commissie op zijn rechtmatigheid toetsen.

Artikel 29

Niet-naleving

1.   De Commissie stelt een uitvoeringshandeling vast waarin zij vaststelt dat zich een geval van niet-naleving voordoet (“het besluit van niet-naleving”) indien zij vaststelt dat een poortwachter niet voldoet aan een of meer van de volgende voorwaarden:

a)

een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7;

b)

maatregelen die door de Commissie nader worden toegelicht in een op grond van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit;

c)

op grond van artikel 18, lid 1, opgelegde corrigerende maatregelen;

d)

op grond van artikel 24 gelaste voorlopige maatregelen, of

e)

toezeggingen die op grond van artikel 25 juridisch bindend zijn gemaakt.

Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.   De Commissie stelt alles in het werk om haar besluit van niet-naleving vast te stellen binnen twaalf maanden nadat een procedure op grond van artikel 20 is ingeleid.

3.   Alvorens het besluit van niet-naleving vast te stellen, deelt de Commissie haar voorlopige bevindingen mee aan de betrokken poortwachter. In die voorlopige bevindingen licht de Commissie toe welke maatregelen zij overweegt te nemen of welke maatregelen volgens haar door de poortwachter moeten worden genomen om de in de voorlopige bevindingen naar voren gebrachte problemen metterdaad te verhelpen.

4.   Wanneer de Commissie voornemens is een besluit van niet-naleving vast te stellen, kan zij derden raadplegen.

5.   In het besluit van niet-naleving gelast de Commissie de poortwachter de niet-naleving binnen een passende termijn te beëindigen en toe te lichten hoe hij van plan is zich aan dat besluit te conformeren.

6.   De poortwachter verstrekt de Commissie een beschrijving van de maatregelen die hij heeft genomen om ervoor te zorgen dat de in het besluit van niet-naleving aangehaalde problemen worden verholpen.

7.   Indien de Commissie besluit geen besluit van niet-naleving vast te stellen, sluit zij de procedure bij besluit af.

Artikel 30

Geldboeten

1.   In het besluit van niet-naleving kan de Commissie een poortwachter geldboeten opleggen van ten hoogste 10 % van zijn totale wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar, indien zij vaststelt dat de poortwachter opzettelijk of uit nalatigheid verzuimt te voldoen aan:

a)

een van de verplichtingen van artikel 5, 6 of 7;

b)

maatregelen die door de Commissie nader zijn omschreven in een op grond van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit;

c)

op grond van artikel 18, lid 1, opgelegde corrigerende maatregelen;

d)

op grond van artikel 24 gelaste voorlopige maatregelen, of

e)

toezeggingen die op grond van artikel 25 juridisch bindend zijn gemaakt.

2.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel kan de Commissie in het besluit van niet-naleving een poortwachter geldboeten opleggen van ten hoogste 20 % van zijn totale wereldwijde omzet in het voorgaande boekjaar wanneer zij vaststelt dat een poortwachter met betrekking tot dezelfde kernplatformdienst een inbreuk op een in artikel 5, 6 of 7 opgenomen verplichting heeft gepleegd die identiek is aan of vergelijkbaar is met de inbreuk die hij blijkens een in de vorige acht jaar vastgesteld besluit van niet-naleving heeft gepleegd.

3.   De Commissie kan een besluit vaststellen waarbij aan ondernemingen, daaronder begrepen poortwachters indien van toepassing, en ondernemersverenigingen geldboeten worden opgelegd van ten hoogste 1 % van hun totale wereldwijde omzet in het voorafgaande boekjaar, indien zij opzettelijk of uit nalatigheid:

a)

verzuimen binnen de gestelde termijn informatie te verstrekken die nodig is voor de beoordeling van hun aanwijzing als poortwachter op grond van artikel 3 of onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken;

b)

verzuimen te voldoen aan de verplichting tot kennisgeving aan de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3;

c)

verzuimen kennis te geven van informatie die vereist is op grond van artikel 14 of in dat verband onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken;

d)

verzuimen de op grond van artikel 15 vereiste beschrijving over te leggen of in dat verband onjuiste, onvolledige of misleidende informatie verstrekken;

e)

verzuimen toegang te verlenen tot data, algoritmen of testinformatie na een op grond van artikel 21, lid 3, ingediend verzoek;

f)

verzuimen de gevraagde informatie te verstrekken binnen de op grond van artikel 21, lid 3, gestelde termijn of onjuiste, onvolledige of misleidende informatie of toelichtingen verstrekken die op grond van artikel 21 werd(en) gevraagd of die op grond van artikel 22 in een verhoor werd(en) gegeven;

g)

verzuimen door een vertegenwoordiger of personeelslid verstrekte onjuiste, onvolledige of misleidende informatie binnen een door de Commissie vastgestelde termijn te corrigeren, of verzuimen volledige informatie te verstrekken, of geen volledige informatie willen verstrekken, over feiten die verband houden met het voorwerp en het doel van een inspectie op grond van artikel 23;

h)

weigeren zich aan een inspectie op grond van artikel 23 te onderwerpen;

i)

verzuimen te voldoen aan de door de Commissie op grond van artikel 26 opgelegde verplichtingen;

j)

verzuimen te voorzien in een compliancefunctie overeenkomstig artikel 28, of

k)

verzuimen te voldoen aan de voorwaarden voor toegang tot het dossier van de Commissie op grond van artikel 34, lid 4.

4.   Bij de vaststelling van het bedrag van een geldboete houdt de Commissie rekening met de ernst, de duur, de herhaling en, wat de op grond van lid 3 opgelegde geldboeten betreft, met de vertraging van de procedure.

5.   Wanneer aan een ondernemersvereniging een geldboete wordt opgelegd rekening houdend met de wereldwijde omzet van haar leden, en die vereniging insolvent is, is zij verplicht om van haar leden bijdragen te vragen om de geldboete te kunnen betalen.

Wanneer die bijdragen niet binnen een door de Commissie vastgestelde termijn aan de ondernemersvereniging zijn betaald, kan de Commissie elke onderneming waarvan de vertegenwoordigers lid waren van de betrokken besluitvormende organen van die vereniging, rechtstreeks tot betaling van de boete aanspreken.

Nadat de Commissie overeenkomstig de tweede alinea betaling heeft geëist, kan zij de betaling van het saldo eisen van elk lid van de ondernemersvereniging, indien dat noodzakelijk is om ervoor te zorgen dat de geldboete volledig wordt betaald.

De Commissie mag echter geen betaling op grond van de tweede of de derde alinea eisen van ondernemingen die aantonen dat zij de beslissing van de ondernemersvereniging waarbij inbreuk wordt gemaakt op deze verordening, niet hebben uitgevoerd en hetzij niet op de hoogte waren van het bestaan ervan, hetzij er actief afstand van hebben genomen vóór de inleiding van de procedure door de Commissie uit hoofde van artikel 20.

De financiële aansprakelijkheid van de onderneming voor de betaling van de boete is beperkt tot 20 % van haar totale wereldwijde omzet in het vorige boekjaar.

Artikel 31

Dwangsommen

1.   De Commissie kan een besluit vaststellen waarbij aan ondernemingen, waaronder in voorkomend geval poortwachters, en ondernemersverenigingen dwangsommen worden opgelegd van ten hoogste 5 % van de gemiddelde dagelijkse wereldwijde omzet in het voorafgaande boekjaar voor elke dag waarmee de in haar besluit vastgelegde termijn wordt overschreden, teneinde hen te dwingen:

a)

de maatregelen die de Commissie heeft bepaald in een uit hoofde van artikel 8, lid 2, vastgesteld besluit, na te leven;

b)

het besluit op grond van artikel 18, lid 1, na te leven;

c)

juiste en volledige inlichtingen te verstrekken binnen de termijn die geldt voor een bij besluit op grond van artikel 21 ingediend verzoek om inlichtingen;

d)

de toegang te waarborgen tot data, algoritmen of testinformatie na een op grond van artikel 21, lid 3, ingediend verzoek en uitleg te verstrekken over die data, algoritmen of testinformatie zoals vereist door een besluit op grond van artikel 21;

e)

zich aan een bij een besluit op grond van artikel 23 gelaste inspectie te onderwerpen;

f)

een besluit houdende voorlopige maatregelen op grond van artikel 24 na te leven;

g)

een toezegging waaraan op grond van artikel 25, lid 1, bij besluit een bindend karakter is verleend, na te komen;

h)

een besluit op grond van artikel 29, lid 1, na te leven.

2.   Wanneer de ondernemingen of ondernemersverenigingen de verplichting zijn nagekomen ter handhaving waarvan de dwangsom was opgelegd, kan de Commissie een uitvoeringshandeling vaststellen waarbij de uiteindelijk verschuldigde dwangsom wordt vastgesteld op een bedrag dat lager is dan het bedrag waartoe het initiële besluit had geleid. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de in artikel 50, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.


whereas









keyboard_arrow_down