(7) De bij Richtlijn 2001/29/EG ingestelde bescherming van technische voorzieningen blijft van essentieel belang om de bescherming en de daadwerkelijke uitoefening van de rechten van auteurs en andere rechthebbenden krachtens het Unierecht te waarborgen.
Die bescherming moet worden gehandhaafd terwijl er wordt verzekerd dat het gebruik van technische voorzieningen het genot van de bij deze richtlijn bepaalde uitzonderingen en beperkingen niet verhindert.
De rechthebbenden moeten de gelegenheid krijgen daarvoor te zorgen met vrijwillige maatregelen.
Zij moeten vrij blijven in de keuze van de passende middelen die zij de begunstigden van de in deze richtlijn bepaalde uitzonderingen en beperkingen verschaffen om van deze uitzonderingen en beperkingen gebruik te kunnen maken.
Bij gebrek aan vrijwillig genomen maatregelen moeten de lidstaten overeenkomstig artikel 6, lid 4, eerste alinea, van Richtlijn 2001/29/EG passende maatregelen nemen, onder meer wanneer werken en andere materialen voor het publiek beschikbaar worden gesteld door middel van on-demanddiensten.
- = -
(14) De uitzondering voor tekst- en datamining moet van toepassing zijn op content waartoe onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed, met inbegrip van de hieraan verbonden personen, rechtmatige toegang hebben.
Onder rechtmatige toegang moet worden verstaan toegang tot content op basis van open-accessbeleid of via contractuele regelingen tussen rechthebbenden en onderzoeksorganisaties of instellingen voor cultureel erfgoed, zoals abonnementen, of op andere legale wijze.
Als bijvoorbeeld een onderzoeksorganisatie of een instelling voor cultureel erfgoed een abonnement heeft, worden de aan die onderzoeksorganisatie of instelling verbonden personen die mogen gebruikmaken van dat abonnement geacht rechtmatige toegang te hebben.
Onder rechtmatige toegang moet ook worden verstaan toegang tot content die vrijelijk online beschikbaar wordt gesteld.
- = -
(15) Het is mogelijk dat onderzoeksorganisaties en instellingen voor cultureel erfgoed in bepaalde gevallen de kopieën die zijn gemaakt in het kader van de uitzondering ten behoeve van het verrichten van tekst- en datamining moeten bewaren, bijvoorbeeld voor de controle van wetenschappelijke onderzoeksresultaten op een later moment.
In dergelijke gevallen moeten de kopieën op een beveiligde locatie worden bewaard.
Het moet de lidstaten vrijstaan om op nationaal niveau en na overleg met de betrokken belanghebbenden te besluiten verdere specifieke regelingen vast te stellen voor het bewaren van de kopieën, met inbegrip van de mogelijkheid om voor dit doel betrouwbare instanties aan te wijzen.
Om de toepassing van de uitzondering niet nodeloos te beperken, moeten dergelijke regelingen evenredig zijn en mogen zij niet verder gaan dan wat noodzakelijk is om de kopieën op een veilige manier te bewaren en niet-toegestaan gebruik te voorkomen.
Voor ander gebruik ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek dan tekst- en datamining, zoals wetenschappelijke collegiale toetsing en gezamenlijk wettenschappelijk onderzoek, moeten, indien van toepassing, de beperkingen of restricties als bedoeld in artikel 5, lid 3, onder a), van Richtlijn 2001/29/EG van kracht blijven.
- = -
(21) De in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking met het oog op illustratie bij het onderwijs moet worden geacht ook te gelden voor digitaal gebruik van werken of andere materialen om de onderwijsactiviteiten, met inbegrip van de leeractiviteiten, te ondersteunen, te verrijken of aan te vullen.
De krachtens die uitzondering of beperking toegestane distributie van software moet beperkt blijven tot de digitale overdracht van software.
In de meeste gevallen wordt met het begrip illustratie daarom het gebruik van slechts delen of uittreksels van werken bedoeld, dat niet in de plaats mag komen van de aankoop van materialen die in de eerste plaats bedoeld zijn voor de onderwijsmarkt.
Bij de tenuitvoerlegging van de uitzondering of beperking moet het de lidstaten vrijstaan om voor de verschillende soorten werken of andere materialen op evenwichtige wijze te bepalen welk aandeel van een werk of ander materiaal in het kader van illustratie bij het onderwijs kan worden gebruikt.
Krachtens de uitzondering of beperking toegestaan gebruik moet worden geacht ook de speciale toegankelijkheidsbehoeften te omvatten van personen met een beperking in de context van illustratie bij het onderwijs.
- = -
(24) Het moet de lidstaten vrijstaan om erin te voorzien dat rechthebbenden een billijke compensatie ontvangen voor het digitale gebruik van hun werken of andere materialen krachtens de in deze richtlijn bepaalde uitzondering of beperking voor illustratie bij het onderwijs. Bij de berekening van de omvang van een billijke compensatie, moet onder meer naar behoren rekening worden gehouden met de onderwijsdoelstellingen van de lidstaten en de schade voor de rechthebbenden.
lidstaten die besluiten te voorzien in een billijke compensatie, moeten het gebruik bevorderen van systemen die onderwijsinstellingen geen administratieve last bezorgen.
- = -
(33) De lidstaten moeten binnen het in deze richtlijn vastgestelde kader flexibiliteit krijgen om het specifieke soort licentiemechanisme te kiezen, zoals verruimde collectieve licentieverlening of vermoedens van vertegenwoordiging, dat ze invoeren voor het gebruik door instellingen voor cultureel erfgoed van werken of andere materialen die niet of niet meer in de handel zijn, in overeenstemming met hun juridische tradities, praktijken of omstandigheden.
De lidstaten moeten tevens flexibiliteit krijgen om vast te stellen aan welke vereisten organisaties voor collectief beheer moeten voldoen om te worden beschouwd als voldoende representatief, zolang die vaststelling gebaseerd is op een significant aantal rechthebbenden van het desbetreffende soort werken of andere materialen die een volmacht hebben gegeven op grond waarvan voor het desbetreffende gebruik licenties mogen worden verleend.
Het moet de lidstaten vrijstaan om specifieke regels vast te stellen die gelden voor gevallen waarin meer dan één organisatie voor collectief beheer de desbetreffende werken of andere materialen vertegenwoordigt, en bijvoorbeeld gezamenlijke licenties of een overeenkomst tussen de organisaties in kwestie te verlangen.
- = -
(38) Bij het bepalen van het al dan niet of al dan niet meer in de handel zijn van werken of andere materialen moet een redelijke inspanning worden vereist om te beoordelen of zij voor het publiek beschikbaar zijn via de gebruikelijke handelskanalen, waarbij rekening moet worden gehouden met de kenmerken van een specifiek werk of ander materiaal of van de specifieke reeks werken of andere materialen.
Het moet de lidstaten vrijstaan om te bepalen wie verantwoordelijk is voor het verrichten van die redelijke inspanning.
De redelijke inspanning mag geen herhaaldelijk optreden vereisen, maar er moet wel rekening worden gehouden met alle eenvoudig te verkrijgen bewijzen van de toekomstige beschikbaarheid van werken of andere materialen via de gebruikelijke handelskanalen.
Een beoordeling per werk mag alleen worden verlangd indien dit redelijk wordt geacht gelet op de beschikbaarheid van relevante informatie, de waarschijnlijkheid van commerciële beschikbaarheid en de verwachte transactiekosten.
De controle van de beschikbaarheid van een werk of ander materiaal moet normaal gesproken plaatsvinden in de lidstaat waar de instelling voor cultureel erfgoed is gevestigd, tenzij grensoverschrijdende controle redelijk wordt geacht, bijvoorbeeld in gevallen waarin er eenvoudig te verkrijgen informatie is dat een literair werk voor het eerst is uitgegeven in een bepaalde taalversie in een andere lidstaat.
In veel gevallen kan de status van niet of niet meer in de handel zijnd werk of ander materiaal worden bepaald door middel van een evenredig mechanisme, zoals een steekproef.
De beperkte beschikbaarheid van een werk of ander materiaal, zoals zijn beschikbaarheid in tweedehandswinkels, of de theoretische mogelijkheid om een licentie te verkrijgen voor een werk of ander materiaal, mag niet worden beschouwd als beschikbaarheid voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen.
- = -
(40) De contracterende instellingen voor cultureel erfgoed en de organisaties voor collectief beheer moeten de vrijheid hebben om samen het territoriale toepassingsgebied van de licenties, waaronder de mogelijkheid om de licentie te laten gelden voor alle lidstaten, de vergoeding voor de licentie en de toegestane vormen van gebruik overeen te komen.
Vormen van gebruik die in een dergelijke licentie worden opgenomen mogen geen winstoogmerk hebben, evenmin wanneer door de instelling voor cultureel erfgoed kopieën worden verspreid, bijvoorbeeld in het kader van promotiemateriaal voor een tentoonstelling.
Tegelijkertijd mogen de volgens het mechanisme van deze richtlijn verleende licenties niet verhinderen dat instellingen voor cultureel erfgoed de kosten dekken voor de licentie en de digitalisering en verspreiding van de onder de licentie vallende werken of andere materialen, aangezien de digitalisering van de collecties van instellingen voor cultureel erfgoed aanzienlijke investeringen kan inhouden.
- = -
(46) Gezien het toenemende belang van de mogelijkheid om flexibele licentieregelingen te kunnen aanbieden in het digitale tijdperk, en het toenemende gebruik van dergelijke regelingen, moeten lidstaten kunnen voorzien in mechanismen voor licentieverlening die organisaties voor collectief beheer toestaan om op vrijwillige basis licentieovereenkomsten te sluiten, ongeacht of alle rechthebbenden de betrokken organisatie toestemming hebben gegeven om dit te doen.
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben zulke mechanismen te behouden en in te voeren overeenkomstig hun nationale gewoonten, praktijken of omstandigheden, met inachtneming van de in deze richtlijn vastgestelde waarborgen en in overeenstemming met het Unierecht en de internationale verplichtingen van de Unie.
Die mechanismen mogen alleen van toepassing zijn op het grondgebied van de lidstaat in kwestie, tenzij anders is bepaald in het Unierecht.
De lidstaten moeten bij het kiezen van het specifieke soort mechanisme dat wordt ingevoerd, over flexibiliteit beschikken om ervoor te zorgen dat licenties voor werken of andere materialen ook gelden voor de rechten van rechthebbenden die de organisatie die de overeenkomst sluit geen toestemming hebben gegeven, op voorwaarde dat een dergelijk mechanisme in overeenstemming is met het Unierecht, waaronder de in Richtlijn 2014/26/EU vastgestelde regels inzake het collectieve beheer van rechten.
In het bijzonder moet met deze mechanismen tevens worden gewaarborgd dat artikel 7 van Richtlijn 2014/26/EU van toepassing is op rechthebbenden die geen lid zijn van de organisatie die de overeenkomst sluit.
Voor dergelijke mechanismen kan ook worden gedacht aan verruimde collectieve licentieverlening, wettelijke mandaten en vermoedens van vertegenwoordiging.
De bepalingen van deze richtlijn inzake collectieve licentieverlening mogen geen afbreuk doen aan de bestaande mogelijkheid voor lidstaten om verplicht collectief rechtenbeheer toe te passen of andere mechanismen voor collectieve licentieverlening met een verruimd effect, zoals het mechanisme dat is opgenomen in artikel 3 van Richtlijn 93/83/EEG van de Raad (12).
- = -
(51) Video-on-demanddiensten kunnen een doorslaggevende rol spelen in de verspreiding van audiovisuele werken in de gehele Unie.
De beschikbaarheid van dergelijke werken, met name Europese werken, via video-on-demanddiensten is echter nog beperkt.
Het sluiten van overeenkomsten over de online-exploitatie van deze werken kan moeilijk zijn vanwege kwesties in verband met de licentieverlening voor rechten.
Dergelijke kwesties kunnen bijvoorbeeld opduiken wanneer de houder van de rechten voor een bepaald grondgebied weinig economische prikkels heeft om een werk online te exploiteren en de onlinerechten niet in licentie geeft of niet vrijgeeft, wat ertoe kan leiden dat audiovisuele werken niet beschikbaar zijn op video-on-demanddiensten.
Andere problemen kunnen verband houden met bepaalde exploitatiekeuzes.
- = -
(52) Om de licentieverlening voor rechten op audiovisuele werken op video-on-demanddiensten te bevorderen, moeten de lidstaten worden verplicht om te voorzien in een onderhandelingsmechanisme waarin partijen die bereid zijn om een overeenkomst te sluiten, een beroep kunnen doen op de bijstand van een onpartijdige instantie of van een of meer bemiddelaars. Hiertoe moeten de lidstaten een nieuwe instantie kunnen oprichten of een beroep kunnen doen op een bestaande instantie die aan de in deze richtlijn vastgestelde voorwaarden voldoet.
De lidstaten moeten een of meer bevoegde instanties of bemiddelaars kunnen aanwijzen.
De instantie of de bemiddelaars moeten de partijen bijeenbrengen en hen met professionele, onpartijdige en externe adviesverlening ondersteunen bij de onderhandelingen.
Wanneer bij de onderhandelingen partijen uit verschillende lidstaten betrokken zijn en zij besluiten een beroep te doen op het onderhandelingsmechanisme, dienen zij het van tevoren eens te worden over de lidstaat die bevoegd is. De instantie of de bemiddelaars kunnen de partijen bijeenbrengen om de start van de onderhandelingen te vergemakkelijken of in de loop van de onderhandelingen de sluiting van een overeenkomst te bevorderen.
De deelname aan dat onderhandelingsmechanisme en de daaropvolgende sluiting van overeenkomsten moet vrijwillig zijn en mag geen afbreuk doen aan de contractuele vrijheid van de partijen.
De lidstaten moeten vrij kunnen beslissen over de specifieke werking van het onderhandelingsmechanisme, met inbegrip van de timing en duur van de bijstand bij de onderhandelingen en de toewijzing van de kosten.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de administratieve en financiële lasten evenredig blijven om de efficiëntie van het onderhandelingsmechanisme te garanderen.
De lidstaten moeten de dialoog tussen de representatieve organisaties aanmoedigen, maar zij zijn hiertoe niet verplicht.
- = -
(54) Een vrije en pluralistische pers is van essentieel belang voor de kwaliteit van de journalistiek en de toegang van burgers tot informatie.
Zij levert een fundamentele bijdrage tot het publieke debat en de goede werking van een democratische samenleving.
De ruime beschikbaarheid van perspublicaties online heeft geleid tot de opkomst van nieuwe onlinediensten, zoals nieuwsaggregatoren en mediamonitoringdiensten, waarvoor het hergebruik van perspublicaties een belangrijk onderdeel van hun bedrijfsmodellen en een bron van inkomsten vormt.
Uitgevers van perspublicaties worden geconfronteerd met problemen om licenties voor onlinegebruik van hun publicaties te verlenen aan de aanbieders van dit soort diensten, waardoor het voor hen moeilijker wordt hun investeringen terug te verdienen.
Aangezien uitgevers van perspublicaties niet als rechthebbenden worden erkend, zijn het verlenen van licenties en het handhaven van rechten op perspublicaties met betrekking tot onlinegebruik door aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij in de digitale omgeving vaak complex en inefficiënt.
- = -
(61) De laatste jaren is de werking van de markt voor online-content complexer geworden.
Onlinediensten voor het delen van content met toegang tot een grote hoeveelheid auteursrechtelijk beschermde content die door gebruikers ervan is geüpload, vormen nu een belangrijke bron van toegang tot online-content.
Onlinediensten zijn een middel om de toegang tot culturele en creatieve werken te vergroten en bieden tal van mogelijkheden voor de culturele en creatieve sector om nieuwe bedrijfsmodellen te ontwikkelen.
Hoewel ze gevarieerde en eenvoudig toegankelijke content mogelijk maken, brengen ze ook problemen met zich mee wanneer auteursrechtelijk beschermde content wordt geüpload zonder voorafgaande toestemming van de rechthebbenden.
Er bestaat rechtsonzekerheid over de vraag of de aanbieders van dergelijke diensten handelingen verrichten die auteursrechtelijk relevant zijn en toestemming van de rechthebbenden moeten krijgen voor content die wordt geüpload door hun gebruikers die niet over de relevante rechten op de geüploade content beschikken, onverminderd de toepassing van de uitzonderingen en beperkingen waarin het Unierecht voorziet.
Die onzekerheid heeft invloed op de mogelijkheid voor rechthebbenden om te bepalen of, en onder welke voorwaarden, hun werken en andere materialen worden gebruikt, alsmede op hun mogelijkheid om voor dergelijk gebruik een passende vergoeding te verkrijgen.
Het is daarom van belang de ontwikkeling van de licentiemarkt tussen rechthebbenden en aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content te bevorderen.
Die licentieovereenkomsten moeten billijk zijn en een redelijk evenwicht tussen beide partijen bewaren.
De rechthebbenden moeten een passende vergoeding krijgen voor het gebruik van hun werken of andere materialen.
Aangezien die bepalingen evenwel geen afbreuk mogen doen aan de contractuele vrijheid, mogen de rechthebbenden niet worden verplicht toestemming te geven of licentieovereenkomsten te sluiten.
- = -
(70) De door de aanbieders van een onlinedienst voor het delen van content in samenwerking met de rechthebbenden genomen maatregelen mogen geen afbreuk doen aan de toepassing van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht, waaronder met name die welke de vrijheid van meningsuiting van gebruikers garanderen.
Gebruikers moeten de mogelijkheid hebben om door gebruikers gegenereerde content te uploaden en beschikbaar te stellen voor de specifieke doeleinden van citeren, kritiek, recensie, karikatuur, parodie of pastiche.
Dat is met name van belang om een evenwicht te vinden tussen de grondrechten die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ("het Handvest"), met name de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van kunsten, en het recht op eigendom, met inbegrip van intellectuele eigendom.
Die uitzonderingen en beperkingen moeten bijgevolg verplicht worden gesteld om te garanderen dat gebruikers in de gehele Unie uniforme bescherming genieten.
Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat aanbieders van onlinediensten voor het delen van content gebruikmaken van een doeltreffend klacht- en schadevergoedingsmechanisme om het gebruik voor dergelijke specifieke doeleinden te ondersteunen.
- = -
(73) De vergoeding van auteurs en uitvoerende kunstenaars dient passend te zijn en in verhouding te staan tot de werkelijke of potentiële economische waarde van de in licentie gegeven of overgedragen rechten, rekening houdend met de bijdrage van de auteur of uitvoerende kunstenaar aan het geheel van het werk of het andere materiaal en met alle andere omstandigheden van het geval, zoals marktpraktijken of de werkelijke exploitatie van het werk.
Een forfaitaire betaling kan ook een evenredige vergoeding vormen, maar mag niet de regel zijn.
De lidstaten moeten de vrijheid hebben om, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, specifieke gevallen te definiëren waarin een forfaitair bedrag kan worden toegepast.
Het moet de lidstaten vrijstaan het beginsel van een passende en evenredige vergoeding toe te passen door middel van verschillende bestaande of nieuw ingevoerde mechanismen, waaronder collectieve onderhandelingen en andere mechanismen kunnen zijn begrepen, mits die mechanismen in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht.
- = -