search


keyboard_tab EIDAS 2014/0910 NL

BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf

2014/0910 NL cercato: 'besluit' . Output generated live by software developed by IusOnDemand srl


just index besluit:


whereas besluit:


definitions:


cloud tag: and the number of total unique words without stopwords is: 526

 

Artikel 8

Betrouwbaarheidsniveaus van stelsels voor elektronische identificatie

1.   Een stelsel voor elektronische identificatie dat is aangemeld krachtens artikel 9, lid 1, omschrijft betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en/of hoog voor op grond van dat stelsel uitgegeven elektronische identificatiemiddelen.

2.   De betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog voldoen respectievelijk aan de volgende criteria:

a)

het betrouwbaarheidsniveau laag betreft een elektronisch identificatiemiddel in het kader van een stelsel voor elektronische identificatie, dat een beperkte mate van vertrouwen in iemands opgegeven of beweerde identiteit biedt, en wordt toegekend onder verwijzing naar technische specificaties, normen en procedures die daarmee verband houden, onder meer technische controles die tot doel hebben het risico van misbruik of wijziging van identiteit te verkleinen;

b)

het betrouwbaarheidsniveau substantieel betreft een elektronisch identificatiemiddel in het kader van een stelsel voor elektronische identificatie, dat een substantiële mate van vertrouwen in iemands opgegeven of beweerde identiteit biedt, en wordt toegekend onder verwijzing naar technische specificaties, normen en procedures die daarmee verband houden, onder meer technische controles die tot doel hebben het risico van misbruik of wijziging van identiteit te verkleinen;

c)

het betrouwbaarheidsniveau hoog betreft een elektronisch identificatiemiddel in het kader van een stelsel voor elektronische identificatie, dat een hogere mate van vertrouwen in iemands opgegeven of beweerde identiteit biedt dan een elektronisch identificatiemiddel met betrouwbaarheidsniveau substantieel, en wordt toegekend onder verwijzing naar technische specificaties, normen en procedures die daarmee verband houden, onder meer technische controles die tot doel hebben het risico van misbruik of wijziging van identiteit te voorkomen.

3.   Uiterlijk op 18 september 2015, rekening houdend met de geldende internationale normen en behoudens lid 2, stelt de Commissie bij uitvoeringshandeling minimale technische specificaties, normen en procedures vast aan de hand waarvan de betrouwbaarheidsniveaus laag, substantieel en hoog worden bepaald voor de elektronische identificatiemiddelen als bedoeld in lid 1.

Deze minimale technische specificaties, normen en procedures worden vastgesteld onder verwijzing naar de betrouwbaarheid en kwaliteit van de volgende elementen:

a)

de procedure om de identiteit van de natuurlijke of rechtspersoon die om uitgifte van het elektronisch identificatiemiddel verzoekt, te bewijzen en te verifiëren;

b)

de procedure voor de uitgifte van het aangevraagde elektronische identificatiemiddel;

c)

het authenticatiemechanisme, door middel waarvan de natuurlijke of rechtspersoon het elektronische identificatiemiddel gebruikt om zijn identiteit te bevestigen tegenover een vertrouwende partij;

d)

de entiteit die het elektronische identificatiemiddel uitgeeft;

e)

ieder ander orgaan dat betrokken is bij de uitgifte van het elektronische identificatiemiddel en

f)

de technische en veiligheidsspecificaties van het uitgegeven elektronische identificatiemiddel.

Die uitvoeringsbesluiten worden volgens de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 17

Toezichthoudend orgaan

1.   De lidstaten wijzen een toezichthoudend orgaan aan dat gevestigd is op hun grondgebied of, in overeenstemming met een andere lidstaat, een in die andere lidstaat gevestigd toezichthoudend orgaan. Dat orgaanis verantwoordelijk voor toezichthoudende taken in de aanwijzende lidstaat.

Toezichthoudende organen krijgen de noodzakelijke bevoegdheden en toereikende middelen voor de uitvoering van hun opdrachten.

2.   De lidstaten delen de Commissie de namen en adressen mee van de door hen aangewezen toezichthoudende organen.

3.   De rol van het toezichthoudend orgaan is:

a)

toezicht te houden op gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten die gevestigd zijn in de aanwijzende lidstaat om door middel van toezichthoudende activiteiten vooraf en achteraf te waarborgen dat deze gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten en de door hen verleende gekwalificeerde vertrouwensdiensten voldoen aan de eisen in deze verordening;

b)

indien nodig tegen niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten die gevestigd zijn in de aanwijzende lidstaat op te treden door middel van toezichthoudende activiteiten achteraf, wanneer het orgaan verneemt dat deze niet-gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten of de door hen verleende vertrouwensdiensten niet zouden voldoen aan de vereisten van deze verordening.

4.   Met het oog op de doeleinden van lid 3 en behoudens de aldaar aangegeven beperkingen bestaan de taken van het toezichthoudend orgaan in het bijzonder in:

a)

samenwerking met andere toezichthoudende organen en bijstandsverlening aan deze organen overeenkomstig artikel 18;

b)

analyse van de conformiteitsbeoordelingsverslagen bedoeld in artikel 20, lid 1, en artikel 21, lid 1;

c)

andere toezichthoudende organen en het publiek overeenkomstig artikel 19, lid 2, op de hoogte brengen van veiligheidsinbreuken of integriteitsverlies;

d)

aan de Commissie verslag uitbrengen over zijn hoofdactiviteiten, overeenkomstig lid 6;

e)

audits uitvoeren of een conformiteitsbeoordelingsinstantie verzoeken een conformiteitsbeoordeling te doen van de gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten overeenkomstig artikel 20, lid 2;

f)

samenwerken met de gegevensbeschermingsinstanties en in het bijzonder deze instanties zonder onnodige vertraging informeren over de resultaten van de audits van gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten indien er aanwijzingen zijn dat er regels inzake bescherming van persoonsgegevens zijn overtreden;

g)

de status van gekwalificeerde toekennen aan verleners van vertrouwensdiensten en aan de door hen verleende diensten, en deze status intrekken, overeenkomstig de artikelen 20 en 21;

h)

het voor de nationale vertrouwenslijst verantwoordelijke orgaan, bedoeld in artikel 22, lid 3, op de hoogte brengen van zijn besluiten om de status van gekwalificeerde toe te kennen of in te trekken, tenzij dit orgaan ook het toezichthoudend orgaan is;

i)

indien de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten zijn activiteiten beëindigt, nagaan of er bepalingen bestaan over beëindigingsplannen en of deze correct worden toegepast, ook inzake de vraag hoe informatie toegankelijk wordt gehouden overeenkomstig artikel 24, lid 2, onder h);

j)

eisen dat verleners van vertrouwensdiensten iedere niet-naleving van de in deze verordening vastgestelde voorschriften rechtzetten.

5.   De lidstaten mogen vereisen dat het toezichthoudende orgaan een vertrouwensinfrastructuur opzet, onderhoudt en geregeld aanpast in overeenstemming met de voorwaarden uit hoofde van het nationale recht.

6.   Elk toezichthoudend orgaan legt de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart een verslag voor over zijn hoofdactiviteiten in het voorgaande kalenderjaar, evenals een samenvatting van inbreukmeldingen die van verleners van vertrouwensdiensten ontvangen zijn overeenkomstig artikel 19, lid 2.

7.   De Commissie stelt het in lid 6 bedoelde jaarverslag voor de lidstaten beschikbaar.

8.   De Commissie kan door middel van uitvoeringshandelingen de formaten en procedures voor het in lid 6 bedoelde verslag definiëren. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 48, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 47

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde duur met ingang van 17 september 2014.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 30, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 52

Inwerkingtreding

1.   Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.   Deze verordening is van toepassing vanaf 1 juli 2016, met uitzondering van onderstaande:

a)

artikel 8, lid 3, artikel 9, lid 5, artikel 12, lid 2 tot en met 9, artikel 17, lid 8, artikel 19, lid 4, artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 4, artikel 22, lid 5, artikel 23, lid 3, artikel 24, lid 5, artikel 27, lid 4 en lid 5, artikel 28, lid 6, artikel 29, lid 2, artikel 30, lid 3 en lid 4, artikel 31, lid 3, artikel 32, lid 3, artikel 33, lid 2, artikel 34, lid 2, artikel 37, lid 4 en lid 5, artikel 38, lid 6, artikel 42, lid 2, artikel 44, lid 2, artikel 45, lid 2, en artikelen 47 en 48 zijn van toepassing met ingang van 17 september 2014;

b)

artikel 7, artikel 8, leden 1 en 2, de artikelen 9, 10, 11 en artikel 12, lid 1, zijn van toepassing vanaf de datum van toepassing van de in artikel 8, lid 3, en artikel 12, lid 8, bedoelde uitvoeringshandelingen;

c)

artikel 6 is van toepassing vanaf drie jaar na de datum van toepassing van de in artikel 8, lid 3, en artikel 12, lid 8, bedoelde uitvoeringshandelingen.

3.   Indien het aangemelde stelsel voor elektronische identificatie voorkomt in de lijst die de Commissie krachtens artikel 9 bekendmaakt, en wel vóór de datum in lid 2, onder c), van dit artikel, wordt het elektronische identificatiemiddel in het kader van dat stelsel krachtens artikel 6 erkend binnen twaalf maanden na de bekendmaking van dat stelsel, maar niet vóór de datum in lid 2, onder c), van dit artikel.

4.   Niettegenstaande lid 2, onder c), van dit artikel kan een lidstaat besluiten dat elektronische identificatiemiddelen in het kader van een stelsel voor elektronische identificatie, krachtens artikel 9, lid 1, door een andere lidstaat aangemeld, in de eerste lidstaat worden erkend met ingang van de datum van toepassing van de in artikel 8, lid 3, en artikel 12, lid 8, bedoelde uitvoeringshandelingen. De betrokken lidstaten stellen de Commissie daarvan in kennis. De Commissie maakt deze informatie openbaar.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor het Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  PB C 351 van 15.11.2012, blz. 73.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 3 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 juli 2014.

(3)  Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen (PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12).

(4)  PB C 50 E van 21.2.2012, blz. 1.

(5)  Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 36).

(6)  Richtlijn 2011/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2011 betreffende de toepassing van de rechten van patiënten bij grensoverschrijdende gezondheidszorg (PB L 88 van 4.4.2011, blz. 45).

(7)  Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(8)  besluit 2010/48/EG van de Raad van 26 november 2009 betreffende de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap (PB L 23 van 27.1.2010, blz. 35).

(9)  Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30).

(10)  Beschikking 2009/767/EG van de Commissie van 16 oktober 2009 inzake maatregelen voor een gemakkelijker gebruik van elektronische procedures via het „één-loket” in het kader van Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 274 van 20.10.2009, blz. 36).

(11)  besluit 2011/130/EU van de Commissie van 25 februari 2011 tot vaststelling van minimumvoorschriften voor de grensoverschrijdende verwerking van documenten die door de bevoegde autoriteiten elektronisch zijn ondertekend krachtens Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt (PB L 53 van 26.2.2011, blz. 66).

(12)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(13)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(14)  PB C 28 van 30.1.2013, blz. 6.

(15)  Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).


BIJLAGE I

EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE CERTIFICATEN VOOR ELEKTRONISCHE HANDTEKENINGEN

Gekwalificeerde certificaten voor elektronische handtekeningen bevatten:

a)

een vermelding, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking, dat het certificaat afgegeven is als een gekwalificeerd certificaat voor elektronische handtekeningen;

b)

een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die de gekwalificeerde certificaten afgeeft, met inbegrip van ten minste de lidstaat waarin de verlener is gevestigd en

voor een rechtspersoon: de naam en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers,

voor een natuurlijke persoon: de naam van de persoon;

c)

op zijn minst de naam van de ondertekenaar of een pseudoniem; als er een pseudoniem wordt gebruikt, wordt dat duidelijk aangegeven;

d)

gegevens voor de validering van elektronische handtekeningen, die overeenkomen met de gegevens voor het aanmaken van de elektronische handtekening;

e)

informatie over begin en einde van de geldigheidsduur van het certificaat;

f)

de identiteitscode van het certificaat, die uniek moet zijn voor de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

g)

de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel van de afgevende gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

h)

de locatie waar het certificaat ter ondersteuning van de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel als bedoeld onder g) gratis beschikbaar is;

i)

de locatie van de diensten waar informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van het gekwalificeerde certificaat;

j)

indien de gegevens voor het aanmaken van een elektronische handtekening die gekoppeld zijn aan de gegevens voor de validering van de elektronische handtekening zich bevinden in een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische handtekeningen, een passende vermelding hiervan, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking.


BIJLAGE II

EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE MIDDELEN VOOR HET AANMAKEN VAN ELEKTRONISCHE HANDTEKENINGEN

1.

Gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen waarborgen via passende technieken en procedures dat ten minste:

a)

de vertrouwelijkheid van de gegevens die worden gebruikt om elektronische handtekeningen aan te maken redelijkerwijs gewaarborgd is;

b)

de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen in de praktijk slechts één keer kunnen voorkomen;

c)

de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen met redelijke zekerheid niet kunnen worden afgeleid en dat de elektronische handtekening op betrouwbare wijze beschermd is tegen vervalsing met de thans beschikbare technologie;

d)

de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen door de legitieme ondertekenaar op betrouwbare wijze kunnen worden beschermd tegen gebruik door anderen.

2.

Gekwalificeerde middelen voor het aanmaken van elektronische handtekeningen laten de te ondertekenen gegevens ongewijzigd en beletten niet dat die gegevens vóór ondertekening aan de ondertekenaar worden voorgelegd.

3.

Het genereren of beheren van de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen namens de ondertekenaar kan alleen worden uitgevoerd door een gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten.

4.

Onverminderd punt 1, onder d), mogen gekwalificeerde verleners van vertrouwensdiensten die namens de ondertekenaar gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen beheren, de gegevens voor het aanmaken van elektronische handtekeningen alleen dupliceren voor back-updoeleinden, op voorwaarde dat aan de volgende eisen wordt voldaan:

a)

de beveiliging van de gedupliceerde gegevensverzamelingen moet van hetzelfde niveau zijn als de beveiliging van de originele gegevensverzamelingen;

b)

het aantal gedupliceerde gegevensverzamelingen mag niet hoger zijn dan het minimum dat nodig is om de continuïteit van de dienst te waarborgen.


BIJLAGE III

EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE CERTIFICATEN VOOR ELEKTRONISCHE ZEGELS

Gekwalificeerde certificaten voor elektronische zegels bevatten:

a)

een vermelding, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking, dat het certificaat is afgegeven als een gekwalificeerd certificaat voor elektronische zegels;

b)

een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die de gekwalificeerde certificaten afgeeft, met inbegrip van ten minste de lidstaat waar die dienstverlener is gevestigd en

voor een rechtspersoon: de naam en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers,

voor een natuurlijke persoon: de naam van de persoon;

c)

ten minste de naam van de aanmaker van het zegel en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers;

d)

gegevens voor de validering van elektronische zegels, die overeenkomen met de gegevens voor het aanmaken van elektronische zegels;

e)

informatie over begin en einde van de geldigheidsduur van het certificaat;

f)

de identiteitscode van het certificaat, die uniek moet zijn voor de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

g)

de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel van de afgevende gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

h)

de locatie waar het certificaat ter ondersteuning van de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel als bedoeld onder g) gratis beschikbaar is;

i)

de locatie van de diensten waar informatie kan worden opgevraagd over de geldigheidsstatus van het gekwalificeerde certificaat;

j)

indien de gegevens voor het aanmaken van elektronische zegels die gekoppeld zijn aan de gegevens voor de validering voor elektronische zegels zich bevinden in een gekwalificeerd middel voor het aanmaken van elektronische zegels, een passende vermelding hiervan, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking.


BIJLAGE IV

EISEN VOOR GEKWALIFICEERDE CERTIFICATEN VOOR WEBSITE-AUTHENTICATIE

Gekwalificeerde certificaten voor websiteauthenticatie moeten het volgende bevatten:

a)

een vermelding, ten minste in een vorm die geschikt is voor automatische verwerking, dat het certificaat afgegeven is als een gekwalificeerd certificaat voor websiteauthenticatie;

b)

een reeks gegevens die ondubbelzinnig verwijzen naar de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten die de gekwalificeerde certificaten afgeeft, met inbegrip van ten minste de lidstaat waar die dienstverlener is gevestigd en

voor een rechtspersoon: de naam en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers,

voor een natuurlijke persoon: de naam van de persoon;

c)

voor natuurlijke personen: op zijn minst de naam van de persoon aan wie het certificaat is afgegeven, of een pseudoniem. Indien een pseudoniem wordt gebruikt, wordt dat duidelijk aangegeven;

voor rechtspersonen: ten minste de naam van de rechtspersoon aan wie het certificaat is afgegeven en, indien van toepassing, het registratienummer zoals vermeld in de officiële registers;

d)

elementen van het adres, met inbegrip van ten minste de plaats en de staat, van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het certificaat is afgegeven en, indien van toepassing, zoals vermeld in de officiële registers;

e)

de domeinnaam/-namen die wordt/worden geëxploiteerd door de natuurlijke of rechtspersoon aan wie het certificaat is afgegeven;

f)

informatie over begin en einde van de geldigheidsduur van het certificaat;

g)

de identiteitscode van het certificaat, die uniek moet zijn voor de gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

h)

de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel van de afgevende gekwalificeerde verlener van vertrouwensdiensten;

i)

de locatie waar het certificaat ter ondersteuning van de geavanceerde elektronische handtekening of het geavanceerde elektronische zegel als bedoeld onder h) gratis beschikbaar is;

j)

de locatie van de valideringsstatusdiensten voor certificaten die gebruikt kunnen worden om informatie over de geldigheidsstatus van het gekwalificeerde certificaat te raadplegen.


whereas









keyboard_arrow_down