keyboard_tab Digital Service Act 2022/2065 NL
BG CS DA DE EL EN ES ET FI FR GA HR HU IT LV LT MT NL PL PT RO SK SL SV print pdf
- 4 Art. 34 Risicobeoordeling
- 1 Art. 37 Onafhankelijke controle
- 1 Art. 48 Crisisprotocollen
- 3 Art. 58 Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK II
AANSPRAKELIJKHEID VAN AANBIEDERS VAN TUSSENHANDELDIENSTEN
HOOFDSTUK III
ZORGVULDIGHEIDSVERPLICHTINGEN VOOR EEN TRANSPARANTE EN VEILIGE ONLINEOMGEVING
AFDELING 1
Op alle aanbieders van tussenhandeldiensten toepasselijke bepalingen
AFDELING 2
Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder onlineplatforms
AFDELING 3
Aanvullende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms
AFDELING 4
Bijkomende bepalingen die gelden voor aanbieders van onlineplatforms die consumenten de mogelijkheid bieden overeenkomsten op afstand te sluiten met handelaren
AFDELING 5
Aanvullende verplichtingen voor aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines om systeemrisico’s te beheersen
AFDELING 6
Andere bepalingen betreffende zorgvuldigheidsverplichtingen
HOOFDSTUK IV
UITVOERING, SAMENWERKING, SANCTIES EN HANDHAVING
AFDELING 1
Bevoegde autoriteiten en nationale digitaledienstencoördinatoren
AFDELING 2
Bevoegdheden, gecoördineerd onderzoek en consistentiemechanismen
AFDELING 3
Europese Raad voor digitale diensten
AFDELING 4
Toezicht, onderzoek, handhaving en monitoring met betrekking tot aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines
AFDELING 5
Gemeenschappelijke voorschriften voor de uitvoering
AFDELING 6
Gedelegeerde handelingen en uitvoeringshandelingen
HOOFDSTUK V
SLOTBEPALINGEN
- grote 30
- zeer 30
- heeft 26
- artikel 25
- digitaledienstencoördinator 25
- deze 24
- verzoek 19
- voor 19
- informatie 18
- aanbieder 17
- krachtens 17
- verordening 16
- plaats 15
- lid 14
- onlineplatforms 13
- wordt 13
- controle 13
- commissie 13
- onlinezoekmachines 12
- zijn 12
- negatieve 12
- hebben 12
- nemen 11
- door 11
- worden 11
- betrokken 11
- maatregelen 11
- naleving 11
- vestiging 11
- controles 10
- niet 10
- artikel 10
- redenen 10
- de 9
- gevolgen 9
- specifieke 9
- onderzoek 8
- crisisprotocollen 8
- vermeende 8
- inbreuk 8
- verankerde 8
- minste 8
- verzonden 8
- raad 8
- handvest 8
- andere 8
- handhavingsmaatregelen 8
- onderzoeks- 8
- nodige 8
- eventuele 8
Artikel 58
Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren
1. Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld, kan een digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een tussenhandeldienst deze verordening heeft geschonden op een manier die negatieve gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in de lidstaat van die digitaledienstencoördinator, de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
2. Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld en op verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die redenen hebben om te vermoeden dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten, kan de digitaledienstenraad de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
3. Een verzoek krachtens de leden 1 of 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:
a) | het contactpunt van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten, zoals bedoeld in artikel 11; |
b) | een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de aanbieder deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de negatieve gevolgen van de vermeende inbreuk; |
c) | alle andere informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, waar passend, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen. |
4. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek krachtens lid 1 of lid 2 van dit artikel. Indien hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om deze informatie verzoeken overeenkomstig artikel 57, dan wel een gezamenlijk onderzoek starten krachtens artikel 60, lid 1, waarbij ten minste de verzoekende digitaledienstencoördinator wordt betrokken. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijn wordt geschorst totdat deze aanvullende informatie is verstrekt of totdat de uitnodiging om deel te nemen aan het gezamenlijke onderzoek wordt geweigerd.
5. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt, onverwijld en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek krachtens de lid 1 of lid 2, de beoordeling van de vermeende inbreuk mee aan de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden en aan de raad, samen met een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
Artikel 34
Risicobeoordeling
1. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines identificeren, analyseren en beoordelen zorgvuldig alle systeemrisico’s in de Unie die voortvloeien uit het ontwerp of uit de werking van hun dienst en de daaraan verbonden systemen – met inbegrip van algoritmische systemen – en uit het gebruik van hun diensten in de Unie.
Zij voeren de risicobeoordelingen uit vanaf de in artikel 33, lid 6, tweede alinea, bedoelde datum van toepassing, en ten minste één keer per jaar hierna, en in elk geval vóór de uitrol van de functionaliteiten die waarschijnlijk kritieke gevolgen zullen hebben voor de krachtens dit artikel vastgestelde risico’s. Deze risicobeoordeling is specifiek voor hun diensten en staat in verhouding tot de systeemrisico’s, waarbij rekening wordt gehouden met de ernst en waarschijnlijkheid ervan, en omvat de volgende systeemrisico’s:
a) | de verspreiding van illegale inhoud via hun diensten; |
b) | eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de uitoefening van de grondrechten, met name het in artikel 1 van het Handvest verankerde grondrecht op menselijke waardigheid, het in artikel 7 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van het privéleven en het gezinsleven, het in artikel 8 van het Handvest verankerde grondrecht op bescherming van persoonsgegevens, het in artikel 11 van het Handvest verankerde grondrecht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de vrijheid en pluriformiteit van de media, het in artikel 21 van het Handvest verankerde grondrecht op non-discriminatie, het in artikel 24 van het Handvest verankerde grondrecht op eerbiediging van de rechten van het kind, en het in artikel 38 van het Handvest verankerde grondrecht op een hoog niveau van consumentenbescherming; |
c) | eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten op de burgerdialoog en verkiezingsprocessen, en de openbare veiligheid; |
d) | eventuele werkelijke of voorzienbare negatieve effecten met betrekking tot gendergerelateerd geweld, de bescherming van de volksgezondheid en minderjarigen en ernstige negatieve gevolgen voor het lichamelijke en geestelijke welzijn van de persoon. |
2. Bij de uitvoering van risicobeoordelingen houden aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines met name rekening met de vraag of en hoe de volgende factoren van invloed zijn op elk van de in lid 1 bedoelde systeemrisico’s:
a) | het ontwerp van hun aanbevelingssystemen en andere relevante algoritmische systemen; |
b) | hun inhoudsmoderatiesystemen; |
c) | de toepasselijke algemene voorwaarden en de handhaving ervan; |
d) | systemen voor de selectie en weergave van reclame; |
e) | datagerelateerde praktijken van de aanbieder. |
In de beoordelingen wordt ook geanalyseerd of en hoe de risico’s krachtens lid 1 worden beïnvloed door opzettelijke manipulatie van hun dienst, onder meer door niet-authentiek gebruik of geautomatiseerde exploitatie van de dienst, alsook door de versterking en mogelijk snelle en wijde verspreiding van illegale inhoud en van informatie die niet verenigbaar is met hun algemene voorwaarden.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met specifieke regionale of taalkundige aspecten, ook wanneer deze specifiek zijn voor een lidstaat.
3. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bewaren de bewijsstukken van de risicobeoordelingen gedurende een periode van ten minste drie jaar na de uitvoering van risicobeoordelingen en delen deze op verzoek mee aan de Commissie en aan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging.
Artikel 37
Onafhankelijke controle
1. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines worden, op hun eigen kosten en ten minste één keer per jaar, onderworpen aan onafhankelijke controles om de naleving te beoordelen van:
a) | de in hoofdstuk III uiteengezette verplichtingen; |
b) | toezeggingen die zijn gedaan krachtens de in de artikelen 45 en 46 bedoelde gedragscodes en de in artikel 48 bedoelde crisisprotocollen. |
2. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines bieden de organisaties die de controles krachtens dit artikel uitvoeren de nodige samenwerking en bijstand om hen in staat te stellen die controles op doeltreffende, efficiënte en tijdige wijze uit te voeren, onder meer door hun toegang te verlenen tot alle relevante gegevens en gebouwen en door mondelinge of schriftelijke vragen te beantwoorden. Zij onthouden zich ervan de uitvoering van de controle te belemmeren, onnodig te beïnvloeden of te ondermijnen.
Dergelijke controles waarborgen, ook na beëindiging van de controles, een passend niveau van vertrouwelijkheid en het beroepsgeheim ten aanzien van de informatie die in het kader van de controles van de aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines en derden is verkregen. De naleving van dat vereiste mag echter geen negatieve gevolgen hebben voor de uitvoering van de controles en andere bepalingen van deze verordening, met name die inzake transparantie, toezicht en handhaving. Indien dit nodig is voor de transparantierapportage krachtens artikel 42, lid 4, gaat het controlerapport en het in de leden 4 en 6 van dit artikel bedoelde controle-uitvoeringsrapport vergezeld van versies die geen informatie bevatten die redelijkerwijs als vertrouwelijk zou kunnen worden beschouwd.
3. Controles krachtens lid 1 worden uitgevoerd door organisaties die:
a) | onafhankelijk zijn van en geen belangenconflicten hebben met de betrokken aanbieder van zeer grote onlineplatforms of van de zeer grote onlinezoekmachines en met eender welke met die aanbieder verbonden rechtspersoon, en die met name:
|
b) | expertise hebben aangetoond op het gebied van risicobeheer, technische competentie en capaciteiten; |
c) | blijk hebben gegeven van objectiviteit en beroepsethiek, met name op basis van het naleven van codes voor goede praktijken of gepaste normen. |
4. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms en van zeer grote onlinezoekmachines zullen ervoor zorgen dat de organisaties die de controles uitvoeren, van elke controle een controlerapport opstellen. Dat rapport wordt schriftelijk gemotiveerd en bevat ten minste het volgende:
a) | de naam, het adres en het contactpunt van de aanbieder van het zeer grote onlineplatform die of van de zeer grote onlinezoekmachine dat aan de controle is onderworpen, alsook de gecontroleerde periode; |
b) | de naam en het adres van de organisatie of organisaties die de controle uitvoert respectievelijk uitvoeren; |
c) | een belangenverklaring; |
d) | een beschrijving van de specifieke gecontroleerde elementen en de toegepaste methodologie; |
e) | een beschrijving en een samenvatting van de belangrijkste bevindingen van de controle; |
f) | een lijst van de derden die in het kader van de controle zijn geraadpleegd; |
g) | een controleadvies over de vraag of de aanbieders van aan de controle onderworpen zeer grote onlineplatforms of zeer grote onderzoekmachines hebben voldaan aan de verplichtingen en aan de in lid 1 vermelde toezeggingen, met name “positief”, “positief met kanttekeningen” of “negatief”; |
h) | indien het controleadvies niet “positief” is, operationele aanbevelingen over specifieke maatregelen om naleving te bereiken, alsmede het aanbevolen tijdsbestek om naleving te bereiken. |
5. Wanneer de organisatie die de controle uitvoert, niet in staat was bepaalde specifieke elementen te controleren of op basis van haar onderzoeken een controleoordeel te geven, bevat het controlerapport een toelichting op de omstandigheden en de redenen die ertoe leidden dat die elementen niet konden worden gecontroleerd.
6. Aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines die geen positief controlerapport krijgen, houden naar behoren rekening met de aan hen gerichte operationele aanbevelingen teneinde de nodige maatregelen te nemen om ze uit te voeren. Binnen een maand na ontvangst van die aanbevelingen stellen zij een controle-uitvoeringsrapport vast waarin die maatregelen zijn uiteengezet. Wanneer zij de operationele aanbevelingen niet uitvoeren, geven zij in het controle-uitvoeringsrapport de redenen hiervoor alsook een overzicht van eventuele alternatieve maatregelen die zij hebben genomen om vastgestelde niet-naleving aan te pakken.
7. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 87 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde deze verordening aan te vullen door de nodige voorschriften vast te stellen voor de uitvoering van de controles krachtens dit artikel, met name wat betreft de nodige regels inzake de procedurele stappen, controlemethoden en rapportagetemplates voor de krachtens dit artikel uitgevoerde controles. In die gedelegeerde handelingen wordt rekening gehouden met eventuele vrijwillige controlenormen als bedoeld in artikel 44, lid 1, punt e).
Artikel 48
Crisisprotocollen
1. De digitaledienstenraad kan aanbevelen dat de Commissie begint met de opstelling, overeenkomstig de leden 2, 3 en 4, van vrijwillige crisisprotocollen voor de aanpak van crisissituaties. Die situaties zijn strikt beperkt tot uitzonderlijke omstandigheden die de openbare veiligheid of de volksgezondheid aantasten.
2. De Commissie stimuleert en vergemakkelijkt de aanbieders van zeer grote onlineplatforms, van zeer grote onlinezoekmachines en, waar nodig, de aanbieders van andere onlineplatforms of van andere onlinezoekmachines om mee te werken aan het opstellen, testen en toepassen van die crisisprotocollen. De Commissie beoogt ervoor te zorgen dat die crisisprotocollen een of meer van de volgende maatregelen omvatten:
a) | het prominent weergeven van informatie over de crisissituatie die is verstrekt door de lidstatelijke autoriteiten of op Unieniveau, of door andere betrokken betrouwbare organen afhankelijk van de context van de crisis; |
b) | ervoor zorgen dat de aanbieder van tussenhandeldiensten een specifiek contactpunt aanwijst voor crisisbeheer; in voorkomend geval kan dit het in artikel 11 bedoelde elektronische contactpunt zijn of, in het geval van aanbieders van zeer grote onlineplatforms of van zeer grote onlinezoekmachines, de in artikel 41 bedoelde compliancefunctionaris; |
c) | waar van toepassing, het aanpassen van de middelen die worden toegekend voor naleving van de in de artikelen 16, 20, 22, 23 en 35 uiteengezette verplichtingen aan de behoeften die door de crisissituatie zijn ontstaan. |
3. De Commissie betrekt, waar nodig, de lidstatelijke autoriteiten en eventueel ook organen, bureaus en agentschappen van de Unie bij het opstellen en testen van en het toezicht houden op de toepassing van de crisisprotocollen. Waar noodzakelijk en passend kan de Commissie ook organisaties van het maatschappelijk middenveld of andere relevante organisaties betrekken bij het opstellen van de crisisprotocollen.
4. De Commissie streeft ernaar te verzekeren dat in de crisisprotocollen al het volgende duidelijk is vastgesteld:
a) | de specifieke parameters om te bepalen waaruit de specifieke uitzonderlijke omstandigheid bestaat die men met het crisisprotocol wil aanpakken en de doelstellingen die hiermee worden nagestreefd; |
b) | de rol van elk van de deelnemers en de maatregelen die zij moeten invoeren ter voorbereiding en zodra het crisisprotocol is geactiveerd; |
c) | een duidelijke procedure om te bepalen wanneer het crisisprotocol moet worden geactiveerd; |
d) | een duidelijke procedure om de periode te bepalen waarbinnen de te nemen maatregelen moeten worden genomen zodra het crisisprotocol is geactiveerd; deze periode is strikt beperkt tot wat nodig is om de betrokken specifieke buitengewone omstandigheden aan te pakken; |
e) | vrijwaringsmaatregelen om eventuele negatieve effecten op de uitoefening van de in het Handvest verankerde grondrechten, met name de vrijheid van meningsuiting en van informatie en het recht op non-discriminatie, aan te pakken; |
f) | een proces om openbaar verslag uit te brengen over genomen maatregelen, de duur en de resultaten ervan, bij beëindiging van de crisissituatie. |
5. Indien de Commissie van mening is dat een crisisprotocol de crisissituatie niet doeltreffend aanpakt, of om de uitoefening van grondrechten als bedoeld in lid 4, punt e), te vrijwaren, vraagt zij de deelnemers het crisisprotocol te herzien, onder meer door bijkomende maatregelen te nemen.
HOOFDSTUK IV
UITVOERING, SAMENWERKING, SANCTIES EN HANDHAVING
AFDELING 1
Bevoegde autoriteiten en nationale digitaledienstencoördinatoren
Artikel 58
Grensoverschrijdende samenwerking tussen digitaledienstencoördinatoren
1. Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld, kan een digitaledienstencoördinator van de plaats van bestemming die redenen heeft om te vermoeden dat een aanbieder van een tussenhandeldienst deze verordening heeft geschonden op een manier die negatieve gevolgen heeft voor de afnemers van de dienst in de lidstaat van die digitaledienstencoördinator, de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
2. Tenzij de Commissie een onderzoek naar dezelfde vermeende inbreuk heeft ingesteld en op verzoek van ten minste drie digitaledienstencoördinatoren van de plaats van bestemming die redenen hebben om te vermoeden dat een bepaalde aanbieder van tussenhandeldiensten deze verordening heeft geschonden op een wijze die negatieve gevolgen heeft voor afnemers van de dienst in hun lidstaten, kan de digitaledienstenraad de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging verzoeken de zaak te beoordelen en de nodige onderzoeks- en handhavingsmaatregelen te nemen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
3. Een verzoek krachtens de leden 1 of 2 wordt naar behoren gemotiveerd en vermeldt ten minste:
a) | het contactpunt van de betrokken aanbieder van de tussenhandeldiensten, zoals bedoeld in artikel 11; |
b) | een beschrijving van de relevante feiten, de betrokken bepalingen van deze verordening en de redenen waarom de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, vermoedt dat de aanbieder deze verordening heeft geschonden, met inbegrip van een beschrijving van de negatieve gevolgen van de vermeende inbreuk; |
c) | alle andere informatie die de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, relevant acht, met inbegrip van, waar passend, informatie die op eigen initiatief is verzameld of suggesties voor specifieke onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die moeten worden genomen, waaronder voorlopige maatregelen. |
4. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging houdt zoveel mogelijk rekening met het verzoek krachtens lid 1 of lid 2 van dit artikel. Indien hij van mening is dat hij over onvoldoende informatie beschikt om gevolg te geven aan het verzoek en redenen heeft om aan te nemen dat de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden, of de raad, aanvullende informatie zou kunnen verstrekken, kan de digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging om deze informatie verzoeken overeenkomstig artikel 57, dan wel een gezamenlijk onderzoek starten krachtens artikel 60, lid 1, waarbij ten minste de verzoekende digitaledienstencoördinator wordt betrokken. De in lid 5 van dit artikel vastgelegde termijn wordt geschorst totdat deze aanvullende informatie is verstrekt of totdat de uitnodiging om deel te nemen aan het gezamenlijke onderzoek wordt geweigerd.
5. De digitaledienstencoördinator van de plaats van vestiging deelt, onverwijld en in elk geval niet later dan twee maanden na ontvangst van het verzoek krachtens de lid 1 of lid 2, de beoordeling van de vermeende inbreuk mee aan de digitaledienstencoördinator die het verzoek heeft verzonden en aan de raad, samen met een toelichting van eventuele onderzoeks- of handhavingsmaatregelen die in verband daarmee zijn genomen of overwogen om de naleving van deze verordening te waarborgen.
whereas